HC 1
George: vier essentiële taken van managment
1. Planning
2. Organizing
3. Leading
4. Controlling
Mintzberg
Mintzberg deed onderzoek naar wat managers eigenlijk doen en de rollen die ze hebben:
Interpersonal role: rollen die managers op zich nemen om richting en toezicht te geven aan zowel medewerkers als de organisatie als geheel.
• Figure head: symbool staan voor de missie van de organisatie en van wat zij wil bereiken (ceremoniële en symbolische taken)
• Leader: opleiden, adviseren en begeleiden van hoge prestaties van werknemers
• Liaison: het verbinden en coördineren van de activiteiten van mensen en groepen zowel binnen als buiten de organisatie
Informational role: rollen die verband houden met de taken die nodig zijn om informatie te verkrijgen en door te geven in het proces van het managen van de
organisatie.
• Monitor: prestatie-evaluatie; analyseren van informatie uit de interne en externe omgeving
• Disseminator: informatie overbrengen om de houding en het gedrag van werknemers te beïnvloeden (intern!)
• Spokesperson: informatie gebruiken om de manier waarop mensen op de organisatie reageren positief te beïnvloeden (vooral extern!)
Decisional role: rollen die verband houden met methoden die managers gebruiken bij het plannen van strategie en het gebruik van middelen.
• Entrepreneur: beslissen welke nieuwe projecten of programma's moeten worden
opgestart geïnvesteerd.
• Disturbance handler: managen van een onverwachte gebeurtenis of crisis.
• Resource allocator: middelen verdelen tussen functies en divisies, de budgetten van
lagere managers vaststellen.
• Negotiator: het bereiken van overeenkomsten tussen andere
managers, vakbonden, klanten, of aandeelhouders.
EVOLUTIE VAN HET MANAGEMENTDENKEN Taylor
• Scientific management theory: De veralgemenisering van kennis.
Verhogen effectiviteit.
• Administrative management theory: creeren organisatiestructuur
die leidt tot efficiëntie.
• Behavioral management: Hoe managers zich moeten gedragen
om de werknemers te motiveren.
• Management science theory: gebruik maken van moderne
technieken om de middelen maximaal te benutten. Bronnen
efficiënt benutten.
• Organizational environment theory: Gebeurtenissen buiten de
organisatie die effect hebben op de functioneren en besluitvormen
van de organisatie.
Scientific managment theory:
4 developed principles (Winslon Taylor)
1. Bestudeer hoe werknemers hun taken uitvoeren
2. Bedenk nieuwe manieren en regels voor het proces
3. Zoek zorgvuldig de juiste mensen voor de taak
4. Zet een rechtvaardig level voor de taak en de beloning
Frank and Lilian Gilbreth:
1. Analyseer iedereen individueel
2. Zoek oplossingen om ze beter te laten presteren
3. Zoek manieren om de hele groep zo te laten werken.
Administrative Management Theory:
Max weber:
Theorie voor organisaties die regels uitvoeren (Bureaucracy):
1. Autoriteit moet van 1 één person komen binnen de organisatie
2. Indivduen positioneren zichzelf aan de hand van hun prestaties
3. Ieder individu is verantwoordelijk voor een specifiek gedeelte van de organisatie
4. Autoriteit word uitgevoerd als er hiërachische afspraken zijn gemaakt
5. De regels moeten nageleeft worden door de individu.
,5 taken van Fayol:
1. Planning (Prévoir): Het maken van een strategie en plan
2. Organizing (organiseren): ontwerp organisatiestructuur
3. Leading (Commander): motiveren/coördineren van teams
4. Coordinating (Coordonner): Informatie delen tussen mensen
5. Controlling (Contrôler): controle of werk is uitgevoerd volgens het actieplan
Fayol zijn lijst voor managers:
- Unity of command: (eenheid)
- Unity of direction (dezelfde kant op willen gaan).
- Centralisatie
- Division of labour (arbeidsverdeling)
Behavioural managment:
Mary Parker Follet: Hoe managers zich naar werknemers moet gedragen, macht is vloeibaar en de macht moest vloeien om de organisatie zijn
doelstellingen te laten behalen. Ze werkt me een horizontale kijk op de macht en autoriteit. (In tegenstelling tot Fayol)
Ze wordt gezien als de moeder van de management gedachten.
Elton Mayo: (Hawthorne studie)
Door onderzoek wat niet verwachte resultaten bood werd er vastgesteld dat de houding van werknemers ten opzichte van managers het niveau van a
beïnvloedt prestaties van de werknemer. Hieruit ontstond de beweging voor menselijke relaties. Er moesten getrainde toezichthouders komen.
Managment Science theory:
- De moderne versie van scientific managment theory
- Worden ingewikkelder dan eerst
- Gebruik van technologische apparatuur op de effectiviteit in de gaten te houden.
Organisation environment:
- Gaat over gebeurtenissen die buiten de organisatie plaatsvinden maar beïnvloeden de managers zijn middelen.
2 Main theories:
1. Open system view:
- Zoekt hulpbronnen buiten het systeem en transformeert ze naar diensten of goederen die klanten kunnen kopen.
- (Gesloten systeem) werkt anderssom. Die blijft binnen zijn eigen muren van de organisatie.
- Synergie: is een prestatiewinst wat komt doordat verschillende afdelingen nauw samenwerken. Het verhoogt zo de efficiëntie en effectiviteit.
, Contingency Theory:
Er is niet één manier de beste, elke keuze wordt gekenmerkt door de externe omgeving waar de organisatie zich extern en intern aan moet aanpassen.
Mechanistische structuur: Een organisatiestructuur waarin autoriteit gecentraliseerd is, taken en regels zijn duidelijk omschreven en de werkzaamheden
worden nauwlettend gecontroleerd.
- Organische structuur: Een organisatiestructuur waarin het gezag is gedecentraliseerd midden- en eerstelijnsmanagers en taken en rollen worden
dubbelzinnig gelaten om aan te moedigen medewerkers om samen te werken en snel te reageren op onverwachte gebeurtenissen.
MARK OTTO OVER GROEI
De vier fasen:
1. New venture: Ondernemer heeft een idee voor een nieuw product
2. Early growth: creëren vraag naar product en zorg dat je product kan leveren
3. Rapid growth: Meer complexiteit en voert systemen in voor efficiëntie
4. Continuous growth: Bedrijf groeit stabiel
Abrupte crisis vs cumulatieve crisis
Groeimodel van Greiner: Los – vast (Artikel 2)
Fase 1: Groei door creativiteit, en leiderschapscrisis (‘los’) (New venture)
Fase 2: Groei door strak management, en autonomiecrisis (‘vast’) (early growht)
Fase 3: overdragen van verantwoordelijkheid, beheerscrisis (‘los’) (Rapid growth)
Fase 4: Groei door coördinatie, en bureaucratiecrisis (‘vast’)
Fase 5: Groei door samenwerking, en overlegcrisis (‘los’) (Continuous growth)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper birdersfad07. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,48. Je zit daarna nergens aan vast.