Samenvatting Bestuursprocesrecht Iris Pherai
Week 1: het systeem van het bestuursprocesrecht in beweging
Het bestuursprocesrecht: een verkenning
Het bestuursprocesrecht is in beweging en die beweging raakt aan de systematiek en de
uitgangspunten ervan.
Welke factoren zijn nu bepalend voor de aard en het wezen van het bestuursprocesrecht?
We hebben in het bestuursprocesrecht een rechter die over kwesties oordeelt waar het
primaat ligt bij het openbaar bestuur. Dat is anders in het burgerlijk procesrecht, want daar
leggen twee partijen hun geschil voor aan de rechter. De rechter moet in het
bestuursprocesrecht de rechtmatigheid van besluit oordelen. Een van de gevolgen hiervan is
dat de rechter bewust moet zijn van zijn staatsrechtelijke positie ten opzichte van het
openbaar bestuur. Daarnaast biedt het ook legitimatie, omdat de bestuursrechter tegenwicht
moet bieden aan het openbaar bestuur. Het idee van checks and balances is gebaseerd op
dat het openbaar bestuur de bevoegdheid uitoefent, maar daarbij moet de burger ook
toegang hebben tot de rechter.
Nog meer kenmerkend voor het bestuursprocesrecht is dat op de achtergrond vaak
belangen van anderen meespelen, zoals die van derden. Dit kan een reden zijn om de wijze
waarop wordt geprocedeerd niet volledig aan partijen over te laten, maar dat derden ook
mee moeten kunnen doen. Als het gaat om geschillen waarbij veel belangen betrokken zijn,
is het van belang dat het geschil snel beslecht wordt. Het bestuursprocesrecht is erop gericht
om zaken zo snel mogelijk af te doen, dat zie je aan de beroepstermijn.
De rol van de procespartijen is dat zij de omvang van het geschil bepalen. Toch vinden we
dat de rechter sommige dingen uit eigen beweging moet doen, zoals het aanvullen van
rechtsgronden en de regels van openbare orde toetsen, ook al hebben partijen daar niet over
geklaagd.
Daarnaast gaat het om eenzijdige rechtshandelingen van het openbaar bestuur. Dat heeft
ook gevolgen voor de positie van de rechter. De rechter kan ongelijkheidscompensatie
bieden aan de burger. De ongelijkheid zit in het feit dat het bestuursorgaan eenzijdig de
rechtsverhouding van een burger kan bepalen. Van de rechter kan – door ongelijkheid
tussen bestuur en burger – een actieve houding worden verwacht. Ook bijvoorbeeld waar het
gaat om de vaststelling van feiten.
Welke consequenties worden aan die factoren gebonden?
Rechterlijke taak
De rechterlijke taak is de toetsing van besluiten. Dat is jarenlang de attitude van de
bestuursrechter geweest. Hij gaat terug naar het moment waarop het besluit is genomen (ex
tunc). Als het bestuursorgaan opnieuw een besluit moet nemen, staat er weer beroep tegen
open. Het kwam zelfs voor dat de rechters een procedureel gebrek constateerde en daarom
besloten om het besluit te vernietigen. Dan komt het weer terug bij het bestuursorgaan, en
dan wordt het gebrek hersteld. Inhoudelijk gebeurt er niets aan het besluit en dat kwam weer
bij de bestuursrechter. Er was dus gebrek aan finale geschillenbeslechting. Nu probeert
de bestuursrechter meer te doen dan alleen beoordelen of het besluit (on)rechtmatig is. Ook
als het besluit onrechtmatig is, wordt niet volstaan met het terugverwijzen naar het
bestuursorgaan, maar er wordt geprobeerd om zelf het geschil te beslechten.
We zien dat het bestuursrecht steeds meer een hybride karakter krijgt. Hij gaat veel meer
van toetsing naar rechtsvaststelling. Dat heeft er onder andere te maken met de
verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding in het bestuursrecht. De bestuursrechter
neemt hier de rol van civiele rechter aan. Soms is een geschil wat partijen hebben, breder
dan alleen het besluit. Soms zijn het meerdere besluiten, maar soms is het een combinatie
van besluitvorming en feitelijke handelingen waarover een geschil bestaat. Wat we steeds
1
,Samenvatting Bestuursprocesrecht Iris Pherai
meer zien, is dat er over wordt nagedacht dat we de procedure bij de bestuursrechter zo
inrichten dat er ook over handelingen niet nodig zijn voorafgaand aan het besluit, ook onder
de bevoegdheid van de bestuursrechter brengen.
Rechterlijke verantwoordelijkheid voor materieel juiste uitkomst
Als uitvloeisel van die factoren van de vorige pagina, past ook dat de rechterlijke
verantwoordelijkheid bestaat voor materieel juiste uitkomst. Daarbij horen korte
beroepstermijnen, materiële waarheidsvinding en ambtshalve controle (actieve
bestuursrechter).
Reële kans voor rechtzoekende
Het bestuursprocesrecht is laagdrempelig. We kennen hier geen verplichte
procesvertegenwoordiging. Je mag dus je eigen zaak zelf bepleiten. De griffierechten zijn
relatief laag, zoals in het vreemdelingenrecht en het socialezekerheidsrecht. Tot slot is het
idee van ongelijkheidscompensatie is een belangrijke consequentie van de factoren die we
hiervoor hebben besproken.
Rechtsverhouding tussen burger en bestuur
Minister Loeff kwam met voorstellen in 1905 die veel weghadden van onze huidige Awb-
systematiek. Hij deed een voorstel voor het introduceren van onafhankelijke
bestuursrechtspraak tegen overheidsbesluiten. Daar heeft hij veel oppositie gekregen, onder
andere van Struycken. Struycken zei dat bestuursrechtspraak niet past bij de taakuitoefening
van het bestuursorgaan. In de zin van: wat kan de bestuursrechter nu eigenlijk voor de
burger betekenen? Dat is niet zoveel, want de burger heeft veel meer aan administratief
beroep. Administratief beroep houdt in je een besluit van een bestuursorgaan kunt
voorleggen aan een hoger bestuursorgaan. Dat hogere bestuursorgaan hoefde niet alleen
maar het besluit te toetsen, maar kon ook het besluit heroverwegen, en dat is dus veel meer
dan de rechter. Het idee van Loeff was echter dat die rechter tot taak had om het openbaar
bestuur te controleren. Dat is een belangrijk doel van het bestuursprocesrecht. Een ander
doel is rechtsbescherming. Welke rechten heeft een burger nu eigenlijk? Het idee daarover
was dat het publiekrecht niet direct subjectieve rechten creëert voor burgers, maar in de
klassiek opvatting gaat het meer om een bevoegdheid die het bestuursorgaan heeft en het
bestuursrecht regelt bijvoorbeeld de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die de
uitoefening van die bevoegdheid normeren. Maar dat zijn eigenlijk alle normen die zich
primair tot het openbaar bestuur richten en waarvan je moeilijk kan zeggen dat die ook
subjectieve rechten creëren. Wat is dan precies die rechtsbescherming van de rechtspositie
van de burger ten opzichte van het openbaar bestuur?
Recours subjectif en recours objectif
We hebben dus twee doelstellingen: controle en rechtsbescherming. Als we stelsels van
bestuursrechtspraak moeten kwalificeren, wordt er een onderscheid gemaakt tussen recours
objectif en recours subjectif.
Recours objectif
Recours objectif gaat uit van handhaving van het objectieve recht. Het doel is dat de rechter
controleert of het bestuursorgaan wel zijn werk goed heeft gedaan (dat past goed bij het idee
van checks and balances). De aard van de procedure is dat het meer een rechterproces is.
Bij handhaving van het objectieve recht heeft iedereen een beroepsrecht. Dit wordt ook wel
een actio popularis genoemd. De aspecten die moeten worden beoordeeld, zijn alle
aspecten die raken aan de rechtmatigheid van het besluit. De rechter zoekt hier naar de
materiële waarheid (dus ambtshalve feitenonderzoek). De omvang van het geding wordt
bepaald door de rechter. De uitspraakbevoegdheid is gericht op vernietiging van het besluit
erga omnes. Erga omnes betekent geldend en afdwingbaar ten aanzien van iedereen
2
,Samenvatting Bestuursprocesrecht Iris Pherai
Recours subjectif
Recours subjectif gaat uit van een procesmodel dat gericht is op individuele
rechtsbescherming. Het doel is het vaststellen van de rechtspositie van de appellant. Het
gaat om de belangen en rechten van de appellant. De aard van de procedure is een
partijenproces. De rechter is lijdelijk en er is meer partijautonomie.
Bij individuele rechtsbescherming heeft alleen diegene wiens recht is geschonden, een
beroepsrecht. De aspecten die moeten worden beoordeeld, mogen alleen gaan over
schending van eigen rechten. De rechter doet hier geen ambtshalve feitenonderzoek. De
procespartijen leiden het onderzoek, waarbij de formele waarheid volstaat. De
uitspraakbevoegdheid is gericht op vaststelling van onrechtmatigheid inter partes. Inter
partes is ‘hetgeen tussen partijen onderling geldt’.
Gevolgen in de uitleg van het Awb-procesrecht
Het blijft gaan om een rechtmatigheidstoetsing ex tunc, maar het is gericht op de beslechting
van het materiele geschil. De Awb gaat steeds meer in de richting van de individuele
rechtsbescherming.
Tendensen wetgeving en rechtspraak
Snelheid
We hebben een Crisis- en herstelwet gekregen om bestuursrechtelijke geschillen te
versnellen. Op het moment dat de financiële crisis ontstond en het kabinet grote
bouwprojecten een flinke duw wilde geven, werd deze wet geïntroduceerd, zodat procedures
sneller bij de rechter kwamen.
Een andere uiting zie je bij de judiciële lus. Dit is een instrument dat toekomt aan de hoger
beroepsrechter. Als ze tot vernietiging van het besluit komen, kan het bestuursorgaan een
nieuw besluit nemen. Als er dan weer beroep wordt ingesteld tegen het besluit, kan je
meteen naar de hoger beroepsrechter in plaats van naar de rechter in eerste aanleg.
Snelheid hangt heel nauw samen met finaliteit.
Finaliteit
Eind jaren 90 waren bestuurders zich mateloos aan het opwinden dat de rechter het geschil
finaal beslecht. Er was veel tijdverlies, terwijl er niet veel aan de hand was. De commissie
Kemenade vroeg zich af hoe rechters zonder op de stoel van het bestuursorgaan geschillen
finaal kunnen beslechten. Hierdoor is de bestuurlijke lus in werking getreden. Dit is de
opdracht aan het bestuursorgaan om een gebrek te herstellen in een tussenuitspraak. Ook
kan hij de rechtsgevolgen in stand laten en het gebrek passeren.
Subjectivering
De subjectivering is een van de ontwikkelingen van het bestuursprocesrecht. Het gaat meer
om de positie van de burger.
Indringendheid van de rechterlijke toetsing
De afgelopen twee jaren hebben we veel ontwikkelingen gezien in de rechtspraktijk maar
ondersteund ook door geschriften uit de academie waaruit gereflecteerd is op de onderling
verhouding tussen rechter en bestuur en waarbij de klassieke opvatting (dat het openbaar
bestuur handelt op grond van een door de wet gegeven bevoegdheid en uiteindelijk politiek
wordt gecontroleerd en dat de rechter daar vanaf moet blijven, dat dat beeld in onze huidige
rechtspraktijk niet altijd meer klopt. Dat vergt dat de rechter een andere houding aanneemt
en indringender toetst dan hij gewend was om te doen. Een mooi voorbeeld is de toetsing
van algemeen verbindende voorschriften. Bestuursrechters kunnen indirect (exceptief)
toetsen aan artikel 3:4 lid 2 Awb. Dat was altijd heel terughoudend door HR
3
, Samenvatting Bestuursprocesrecht Iris Pherai
Landbouwvlieger. In ABRvS Alcoholslot heeft de rechter daar afstand van genomen en toetst
hij indringender aan artikel 3:4 lid 2 Awb.
Literatuur
Koenraad, ‘De groeipijn van het bestuursprocesrecht’.
De effectiviteit van het bestuursprocesrecht wordt bevorderd wanneer:
1. De belanghebbende zijn geschil met het bestuursorgaan sneller aan een rechter kan
voorleggen
- Rechtstreeks beroep tegen het uitblijven van een besluit ex. art. 8:55b Awb
- Prorogatie: de mogelijkheid om de bezwaarfase over te slaan ex. art. 7:1a Awb
• Blijkt in de praktijk nauwelijks te worden toegepast
- Lijn in de jurisprudentie die de reikwijdte van art. 7:11 Awb uitbreidt
2. De bestuursrechter dit geschil sneller afhandelt
- Organisatorische maatregelen
• Versneld beroep ex. art. 8:52 lid 1 Awb
- Vermindering werklast
3. Een partij zich minder snel genoodzaakt voelt om hoger beroep in te stellen
- Brummen-leer een in eerste aanleg gewezen uitspraak krijgt jegens partijen kracht
van gewijsde voor zover de rechtbank daarin over stellingen van partijen uitdrukkelijk en
zonder voorbehoud een beroep heft geveld. Het noodzaakt de slechts gedeeltelijk in
gelijk gestelde partij tot het instellen van hoger beroep, tenminste als hij in het vervolg
van de procedure niet met het hem onwelgevallige deel van de rechtbankuitspraak wil
worden geconfronteerd.
• Voordeel voor de effectiviteit: consequente toepassing van de leer maakt een einde
aan steeds terugkerende discussies over aspecten die al door een rechter zijn
beoordeeld.
- De wetgever maakt geen aanstalten om het recht op hoger beroep te beperken. De
hogerberoepsrechters doen dat zelf wel door te oordelen dat in bepaalde gevallen
onvoldoende procesbelang bestaat.
4. De einduitspraak vaker een nieuwe gang naar het bestuursorgaan overbodig maakt
- Definitief beslechten (finaliseren)
• Passeren van een gebrek ex. art. 6:22 Awb
• Rechtsgevolgen in stand laten ex. art. 8:72 lid 3 Awb
• Zelf in de zaak voorzien ex. art. 8:72 lid 4 Awb
• Bestuurlijke lus de bestuursrechter kan een bestuursorgaan in de gelegenheid
stellen om een gebrek te herstellen ex. art. 8:51a Awb d.m.v. een tussenuitspraak
ex. art. 8:80a Awb.
Hiermee wil de wetgever bewerkstelligen dat het geschil in een
beroepsprocedure definitief wordt beslecht, met behoud van de
verantwoordelijkheid van het bestuur voor invulling van de beleids- en
beoordelingsvrijheid.
Koenraad juicht de hierboven geschetste ontwikkelingen toe. Hij is een voorstander van de
subjectivering van het bestuursprocesrecht
4