Lecture 1
Questions on Bartunek et al. (2006)
What makes management research interesting and why does it matter?
1. According to the article by Bartunek, Rynes and Ireland (2006), what makes
Management Research interesting and why? Name three different aspects and explain
them briefly.
Eerste is dat een artikel een gedeelte van de assumpties van het publiek moet tegenspreken, maar
niet alles. Wanneer alles wordt tegengespoken wordt het als absurd gezien, wanneer alles waar is is
het saai.
Tweede is dat een artikel verder moet gaan dan alleen het ‘schoolgedeelte’. Het moet gaan over
grotere vraagstukken
2. The authors also make reference to the Article by Murray Davis (1971) “That’s
Interesting!” What was the core argument of this article?
Een artikel is interessant wanneer het opvalt en sommige assumpties van het publiek tegenspreekt.
3. Haimowitz suggests that some studies can be quite interesting to scholars, but not to
other people. Why is that?
Interessant voor scholieren maar niet voor anderen doordat de focus ligt op het proces ipv resultaten
4. What do you personally find interesting in an article? Do you have a (vague) idea
already, what kind of research you would like to engage with/ make a contribution to in
your own research project (master thesis)
,Questions on Mumby & Plotnikof (2019)
Kapitalistische stimulans voor het transformeren van het arbeidsproces en dialectiek tussen macht
en verzet: Volgens de auteurs is de kapitalistische stimulans voor het transformeren van het
arbeidsproces het maximaliseren van winst en productiviteit. Dit wordt gedaan door het
herstructureren van werkmethoden en het aanpassen van de arbeidsomstandigheden om meer
waarde uit werknemers te halen. Dit omvat een dialectische dynamiek tussen macht en verzet:
werkgevers proberen de arbeidsproductiviteit te verhogen door meer controle over het werkproces,
terwijl werknemers verzet bieden tegen deze vormen van controle door middel van directe en
subtiele tactieken, zoals stakingen of passieve weerstand.
Betekenissen van het woord ‘subject’ volgens Foucault (1994): Foucault geeft twee betekenissen
aan het woord 'subject':
Een ‘subject’ is iemand die onderworpen is aan de controle en dominantie van anderen, bijvoorbeeld
door de macht van de staat of instituties.
Een ‘subject’ is ook een autonoom individu dat zelf controle heeft over zijn of haar daden, oftewel
een zelfbewust individu dat subject is van zijn eigen wil.
'Macht als dwang' en vormen van controle over arbeiders: 'Macht als dwang' verwijst naar het
gebruik van directieve, autoritaire middelen om mensen te controleren en hun gedrag te sturen, vaak
door geweld of dreiging. In het verleden werd controle over arbeiders uitgeoefend via strikte
supervisie, lange werktijden, en fysieke dwang, zoals tayloristische werkmethoden en lopende
banden. Arbeiders boden weerstand door acties zoals stakingen, sabotage en het vormen van
vakbonden.
Macht als instemming: Top-down en bottom-up dynamiek: 'Macht als instemming' kan zowel van
bovenaf (top-down) als van onderaf (bottom-up) werken omdat macht niet alleen wordt uitgeoefend
door autoriteiten, maar ook door de medewerking en instemming van de mensen die onderworpen
zijn aan die macht. Als werknemers instemmen met de normen van de organisatie of samenleving,
versterken ze die macht van onderaf. Dit betekent ook dat verzet complexer wordt, omdat het niet
altijd zichtbaar is en subtiel kan plaatsvinden binnen de bestaande machtsstructuren.
Macht in het neoliberale kapitalisme en het concept 'governmentality': In het 21e-eeuwse
neoliberale kapitalisme functioneert macht via subtiele vormen van controle en zelfregulering. Het
concept van ‘governmentality’, afkomstig van Foucault, verwijst naar de manier waarop individuen
worden aangemoedigd om zichzelf te beheersen en zich te gedragen volgens de regels van de markt,
alsof ze vrije, autonome subjecten zijn. Dit gebeurt via zelfdiscipline en interne monitoring, in plaats
van externe dwang. Het idee is dat individuen de normen van kapitalistische logica internaliseren en
hun gedrag aanpassen om ‘succesvol’ te zijn in de maatschappij, zonder dat directe dwang nodig is.
Samenvatting:
Hoofdstuk 3, "Organizing Power and Resistance," onderzoekt de dynamiek van macht en verzet in
organisaties, waarbij de nadruk ligt op de communicatieve en discursieve processen die deze
interacties definiëren. Het hoofdstuk bespreekt hoe deze processen zijn geëvolueerd in verschillende
economische contexten, van Fordistische tot post-Fordistische werkomgevingen. Het benadrukt dat in
kapitalistische systemen arbeid continu wordt getransformeerd om winstgevend te blijven, wat leidt
tot voortdurende strijd tussen arbeiders en werkgevers over de intensivering van het arbeidsproces.
Het hoofdstuk behandelt verschillende vormen van macht: van directe, dwingende macht, zoals die
werd toegepast in de vroege stadia van het kapitalisme, tot meer verfijnde vormen van
,machtsuitoefening zoals "governmentality," een concept van Michel Foucault. Governmentality
verwijst naar subtiele manieren waarop werknemers worden aangemoedigd om zichzelf te zien als
vrije, ondernemende individuen, terwijl ze in feite worden onderworpen aan vormen van controle die
hen onderwerpen aan de logica van kapitaal en markt.
De auteurs laten zien dat deze evolutie van machtspatronen niet alleen over controle gaat, maar ook
over hoe verzet zich ontwikkelt. Waar arbeiders vroeger verzet boden door sabotage of stakingen,
verzetten moderne werknemers zich vaak via subtiele communicatieve tactieken, zoals cynisme en
humor, om zich te onttrekken aan de normen van het management.
Het hoofdstuk eindigt met de conclusie dat de huidige strijd tussen arbeid en kapitaal is
getransformeerd naar een strijd tussen kapitaal en het dagelijks leven, waarin niet alleen werk, maar
het leven zelf wordt ingekapseld door de logica van het kapitaal
, Lecture 2
Questions on Monteiro & Adler (2022)
1) What are the main elements of bureaucracy?
(i) individuals fulfill specialized roles; (ii) there is a hierarchy of offices, with higher levels supervising
lower ones; (iii) written rules and procedures cover regular operations; (iv) hiring and promotion are
based on technical competence; and (v) there is a general attitude of impersonality in one’s conduct
in the sphere of work, a sphere that is understood as separate from the sphere of private life.
2) What are the three main perspectives on bureaucracy developed in management and
organization studies?
In the first, bureaucracy appears as the expression of an organizing principle, with variants focusing
respectively on instrumental rationality, value rationality, and domination. In the second, it appears
as the paradigmatic form of modern organization in both its formal and informal dimensions, with
one variant focusing on its dysfunctions, and the other seeing more positive potential. In a third,
bureaucracy is seen as one type of organization structure among others
3) How can a ‘bureaucratic ethos’ be seen as furthering emancipatory potential?
4) Why is bureaucracy seen as a vehicle of domination and inherently dysfunctional
organizational paradigm?
5) How can approaching bureaucracy as a situated activity – in action – lead to new questions
and streams of research?
Samenvatting:
Het artikel, getiteld "Bureaucracy for the 21st Century: Clarifying and Expanding Our View of
Bureaucratic Organization," verkent de rol van bureaucratie in de moderne tijd en corrigeert het
verschil tussen de afnemende aandacht voor bureaucratie in de academische wereld en haar
voortdurende aanwezigheid in de praktijk. De auteurs, Pedro Monteiro en Paul S. Adler, beschouwen
bureaucratie als een belangrijk organisatieprincipe dat diep geworteld is in de meeste organisaties.
Ze identificeren drie hoofdperspectieven over bureaucratie:
1. Bureaucratie als organiserend principe: Dit benadrukt de rol van rationele, hiërarchische
structuren in organisaties en de manier waarop bureaucratische systemen instrumentele
rationaliteit bevorderen.
2. Bureaucratie als paradigmatische organisatievorm: Hierbij wordt bureaucratie gezien als een
standaardorganisatievorm, met zowel positieve als negatieve effecten, waaronder
disfunctionele aspecten zoals starheid en weerstand tegen verandering.
3. Bureaucratie als één van vele structuren: Dit perspectief plaatst bureaucratie in een bredere
context, waarin het slechts een van de vele mogelijke organisatievormen is. De effectiviteit
ervan hangt af van contextuele factoren zoals technologie en concurrentie.
Het artikel pleit voor een geïntegreerde benadering waarin deze perspectieven worden
gecombineerd om een genuanceerder begrip van bureaucratie te ontwikkelen. Het doel is om
toekomstige studies te stimuleren en een vernieuwd inzicht te krijgen in bureaucratie in de 21e eeuw.
Vragen met antwoorden
1. What are the main elements of bureaucracy?