Algemene informatie SPSS:
In de syntax:
*OM3 tentamen – Naam & studentnummer.
Oriëntatie datastet:
- Bij Variable View kan je het aantal variabelen zien in de dataset
- Bij Data View kan je zien hoeveel respondenten de vragenlijst hebben ingevuld
- Vergeet niet om te benoemen in de syntax met ‘*’ wat je precies doet
Opzoeken variabelen:
- In de variable view een variabele opzoeken: bovenin je scherm op de verrekijker klikken.
- Zoek op de variabele of woorden uit het Label.
Variabele hercoderen:
- Kijken of de vraagstelling verkeerd om is: zo ja?
o Transform recode into different variables
o Kunnen meerdere variabelen zijn ALS ze precies hetzelfde moeten worden
gehercodeerd
o Bij Output variabele een nieuwe naam dus V55 V55rec (en op Change drukken)
o Bij old and new values Links is oude waarde, rechts nieuwe waarde (klik dan op
Add. All other values system-missing
o Klik op Paste
- Na het uitvoeren: Controleer het meetniveau, of je in de data view alle waarden terug ziet, of
de missings goed zijn gedefinieerd
Hercoderen met categorieën:
- Bij hercodeerschema optie ‘Range’ gebruiken of los invullen
Range:
RECODE V24 (1 thru 2=1) (3 thru 4=2) (ELSE=SYSMIS) INTO v24rec.
VARIABLE LABELS v24rec 'Shared opinion online yes/no'.
EXECUTE.
Los:
RECODE V24 (1=1) (2=1) (3=2) (4=2) (ELSE=SYSMIS) INTO v24rec.
VARIABLE LABELS v24rec 'Shared opinion online yes/no'.
EXECUTE.
Meetniveaus:
- In SPSS zijn er drie verschillende: nominal, ordinal, scale (dit doet SPSS niet voor je.
- Via Syntax kan je dit veranderen.
- Categoriaal
o Binair nominal = man/vrouw
o Nominaal nominal = oogkleur
o Ordinaal Ordinal = tevredenheidsscore (oplopend)
, - Continu
o Interval scale = leeftijd
o Ratio scale = absoluut nul-punt (lengte)
VARIABLE LEVEL varname 1 varname 2 (SCALE) varname 3 (ORDINAL)
Value Labels:
- Na het hercoderen missen de value labels, dit kan je veranderen in de Syntax
VALUE LABELS
varname1 varname2 varname3 varname4 varname5
1 ‘value label’
2 ‘value label’
3 ‘value label’
4 ‘value label’.
EXECUTE.
Variabelen samenvoegen:
- Transform COMPUTE VARIABLE
- Vul linksboven naam van nieuwe variabele in
- MEAN (var1, var2 etc.)
- Klik daarna op paste
- Check of de MISSINGS goed staan aangegeven in SPSS hier wordt er geen rekening
gehouden met de missings. Wil je alleen respondenten meenemne die ‘valide’ antwoord
geven op beide variabelen?
o Gebruik dan MEAN.2 (var 1, var2)
- Bij het samenvoegen van variabelen, waarbij er een omgekeerd gesteld is:
2 vragen: negatief gesteld over wetenschap, waarbij 1 = agree strongly is, en
5 disagree strongly is
1 vraag: positief gesteld over wetenschap, zelfde waardes als hierboven
Dan moet de positief gestelde vraag alleen worden gehercodeerd, en kan het
daarna worden samengevoegd
COMPUTE [naam variable] = MEAN(variabele, variabele etc.)
EXECUTE.
kan ook bijvoorbeeld vermenigvuldigd worden (bijv: var*60)
Beschrijvende statistiek:
- Analyze descriptive statistics descriptives
- Sleep de variabele naar het linkervlak en klik op options (gemiddelde, standaardafwijking,
minimum, maximum)
- Paste
Beschrijvende statistiek ordinale variabele (FREQUENCIES):
- Beter kijken naar frequencies
- Analyze descriptive statistics frequencies (kijken wat er moet worden aangevinkt)
- Hier kan je MISSINGS zien
FREQUENCIES VARIABLES = varname
/ORDER=ANALYSIS.
, - Vergelijk de nieuwe en originele variabelen met elkaar in een frequentietabel. Als alles goed
is gegaan, dan moet je daar de frequenties van elkaar zien.
Beschrijvende statistiek voor een variabele op basis van een andere variabele (vragen voor verschil
tussen twee variabelen) opletten SE en SD (EXPLORE optie)
- Analyze descriptive statistics explore
- Dependent list (variabele waar je de beschrijvende statistiek wil uitvinden) en factor list (de
variabele waarop je wilt groeperen)
- Bij ‘display’ kies je vervolgens ‘statistics’ en klik je op paste
- Via descriptives standardiseren van variabelen aantikken
o Altijd steekproefgrootte, het gemiddelde, de standaarddeviatie, het minimum en het
maximum benoemen
Bij Explore kan je de betrouwbaarheidsintervallen vinden die bij de gemiddelden horen. Geeft ook
STANDARD ERROR weer.
Hoe rapporteren:
- Voorbeeld: Ajax scoort dit seizoen niet vaak, M = 1.5 met 95% CI [0.7,2.4], maar krijgt wel
veel doelpunten tegen, M = 2.4 met 95% CI [1.6,3.2]
EXAMINE VARIABLES=afhvar BY onafhvar
/PLOT NONE
/STATISTICS DESCRIPTIVES
/CINTERVAL percentage
/MISSING LISTWISE
/NOTOTAL.
Opzoeken van variabele
- Klik rechtermuisknop op de lijst van variabelen en switch tussen display variable names en
display variabele labels
Data selecteren
- Ga naar variable view en zoek de variabele op die het land van de respondent aangeeft en
welke variable labels voor het land wordt gebruikt
- Data Select Cases Select if condition is satisfied. Klik dan op ‘if’.
- Volgend scherm: country = [code Nederland]. Zonder aanhalingstekens.
Meer opties:
AGE < 25 Mensen die jonger zijn dan 25
agecat = 1 | agecat = 2 Mensen in de jongste OF middelste leeftijdscategorie
agecat = 1 OR agecat = 2
agecat ~= 3 Iedereen BEHALVE mensen in de oudste leeftijdscategorie
SEX=1 & agecat=1 Mannen in de jongste leeftijdsgroep
- Nakijken in de ‘data view’
- Kan ook met V4 = [code ..] OR V4 = [code ..]
- Bij letters: gebruik “NL”
Filter verwijderen:
FILTER OFF.
USE ALL.
EXECUTE.
,Waarde vergeten?
- Als je bij scherm select Cases bent, druk dan op rechtermuisknop op de variabele. Klik dan op
‘Variable Information’
Visuele dataweergave
- Graphs Chart Builder
- Hou rekening met het meetniveau van de variabelen
Als er wordt gevraagd of een variabele er goed uitziet min, max, gem benoemen, vaak gewoon
laten staan tenzij het niet anders kan/klopt
MISSING VALUES variabele (value) kan ook (95 thru 99)
, Crosstabs (Chi-square/ Chi-kwadraattoets)
Hiermee kun je toetsen of twee nominale onafhankelijke variabelen significant met elkaar
samenhangen.
Waarvoor geschikt?
Welk meetniveau vd variabelen?
Met een chi-kwadraattoets kun je toetsen of twee nominale en onafhankelijke variabelen significant
met elkaar samenhangen.
- Meetniveau’s: nominaal
Welk soort hypothesen?
- H0: Er is geen relatie tussen variabele x en variabele y in de populatie.
- H1: Er is een relatie tussen variabele x en variabele y in de populatie.
Of:
- H0: De twee variabelen zijn onafhankelijk van elkaar in de populatie.
- H1: De twee variabelen zijn afhankelijk van elkaar in de populatie.
X^2 geeft aan of er een verband is, maar niet hoe sterk deze
- Gebruik PHI bij 2x2 tabellen
- Gebruik CRAMER’S V bij grotere tabellen
Welke assumpties?
- Waarnemingen moeten onafhankelijk zijn
- De verwachte frequenties (fe) moeten voldoende groot zijn
- 2x2 tabel geen fe < 5
- Grotere tabel alle fe 1 en niet meer dan 20% van fe < 5
de SPSS-menu’s
Welke opties zitten waar?
Chi-kwadraat
De eerste stap voor de chi-kwadraattoets in SPSS is het maken van een kruistabel met de twee
variabelen.
- Hiervoor ga je naar Analyze > Descriptive Statistics > Crosstabs.
- In veel gevallen zal het niet uitmaken welke variabele in de rijen (Row(s)) zet en welke in de
kolommen (Column(s)). Immers: er is geen sprake van een onafhankelijke of afhankelijke
variabele; er is geen causaliteit.
- Onder de knop ‘Statistics’ vink je vervolgens ‘Chi-square’ en ‘Phi and Cramer’s V’ aan, en
druk je op Continue.
- Bij ‘Cells Display’ kiezen we voor ‘Observed’, ‘Expected’ en ‘Row’ ‘Column’, ‘Total’ &
‘Round cell counts’. Voor nu laten we de z-test nog even achterwege. Klik ook hier op
Continue en gebruik de ‘Paste’ functie om de command in je syntax te plakken. Annoteer en
run deze.
- Om te kijken waar de verschillen liggen vink je bij ‘Cell Display’ = compare column
proportions en Adjust p-values aan.