Van solo naar synergie. Handboek voor interprofessionele praktijk, onderwijs en onderzoek
– samenvatting
Hoofdstuk 1, Meta-model of interprofessional development.
Een routekaart voor interprofessionele ontwikkeling van praktijk, onderwijs en onderzoek
1.1 Inleiding
Interprofessionele samenwerking: gezamenlijk en optimaal combineren van elkaars
expertises en acties ten behoeve van een integrale uitkomst
- Praktijk, onderwijs en onderzoek zullen elkaar aan
2 verschillende perspectieven rond expertise:
1) Expertise toepassen (praktijk)
2) Expertise leren (onderwijs)
3) Expertise produceren (onderzoek)
Elk perspectief heeft hun eigen focus:
1) Focus op uitvoerbaarheid
2) Focus op leerbaar zijn
3) Focus op toetsbaar zijn
Het vertrekpunt van behandeling en advies is
altijd het betrekken van de patiënt, client of
eindgebruiker en hun eventuele familie en
naasten.
1.1.1 Interprofessionele samenwerking binnen een systeem van factoren
een individu handelt binnen een complex systeem van factoren, waarvan de samenhang
tussen de factoren bekend moeten zijn om ze positief te kunnen beïnvloeden.
- = essentie van complexity theory en de sociotechnische systeembenadering
Sociotechnische systeembenadering
- De wisselwerking tussen mens en infrastructuur staat centraal
- Gericht op ontwerp of herontwerp van de organisatie om de relatie tussen
systemische factoren te optimaliseren.
In relatie tot interprofessionele samenwerking zijn deze systemische factoren samengevat;
vormt basis voor interprofessioneel organisatorisch (her)ontwerp:
- Toegevoegde waarde van een expertisedomein voor een specifiek gedeeld
probleemdomein
- Een interprofessionele werkwijze
- Verbondenheid met wie men samenwerkt
- Interprofessionele infrastructuur
Deze factoren terug te voeren op determinanten van prestatie: competentie,
motivatie en omgeving
Focus van de beroepsgroep ligt in eerste instantie op de eigen professionele competenties.
En combineert die later met andere beroepen om een optimale uitkomst te bereiken
afhankelijk van het gedeelde probleem en de eigenaar ervan.
,Omdat aandachtspunten en behoeften per individu verschillen, leveren professies niet altijd
gelijke bijdragen aan een gedeeld probleemdomein. De focus ligt op het gemeenschappelijke
probleem, niet op professionele belangen. Dit kan leiden tot een compromis tussen
professies in plaats van een optimale uitkomst voor de doelgroep.
De tweede determinant van prestatie is motivatie.
Intrinsieke motivatie binnen een beroepsgroep ontstaat uit doelen en professionele
identiteit, essentieel voor vakbekwaamheid. Interprofessionele samenwerking wordt pas
belangrijk wanneer een gedeeld probleemdomein relevant is voor meerdere professies. Dan
ontstaat een interprofessionele identiteit, waarbij de focus ligt op het optimaliseren van
zorg- en welzijnsuitkomsten, in plaats van op vakbekwaamheid.
De omgeving is derde prestatiedeterminant
De sociale omgeving van een beroepsgroep bestaat uit gelijkgestemde professionals die
samen een voorspelbare kwaliteit garanderen, en uit beroepsspecifieke middelen.
Interprofessionele hulpmiddelen, bv ICF, dienen als gemeenschappelijk kader. De omgeving
wordt verder bepaald door regelgeving, beleid en bekostigingsmodellen, die de
mogelijkheden voor professioneel en interprofessioneel functioneren en leren beïnvloeden
Elke beroepsgroep heeft een specifiek expertisedomein ontwikkeld dat waarde kan
toevoegen aan het oplossen van een probleemdomein.
Probleemdomein = definieerbaar aandachtsgebied waarin problemen/onduidelijkheden zich
kunnen voordoen
Binnen een expertisedomein ontstaan samenhangende competenties die uit kennis,
vaardigheden en attituden bestaan. Attitudes zijn positieve of negatieve evaluaties van
entiteiten. Voor het toepassen van professionele competenties zijn doelgerichte acties
nodig, wat afhankelijk is van motivatie.
Specifieke langetermijnmotivatie t.o.v. een bepaald expertisedomein of professie betreft dan
‘professionele identiteit’.
Integrale werkwijze in fases
Om samen te werken zijn afspraken over samenwerking essentieel
Comprehensive theory of collaboration: samenwerking vindt plaats als een groep van
autonome belanghebbenden van een probleemdomein zich bezighoudt met een interactief
proces, gebruikmakend van gedeelde regels, normen en structuren teneinde te handelen ten
aanzien van of te beslissen over kwesties die relevant zijn voor dat domein
Fase 1: Om een bepaald probleemdomein te behandelen, is een werkwijze nodig die
integratie mogelijk gemaakt door informatie-uitwisseling tussen alle relevante betrokkenen.
Die werkwijze bestaat uit:
- Communicatieve werkwijze
o Vereist vaardigheden rond informatie-uitwisseling
o Bv. rapporteren, omgaan met verschillende teamrollen, onderhandelen en
conflicthantering
, - Organisatorische werkwijze
o Bestaat uit procedurele prioriteiten
o Bv. herkennen van gedeeld probleemdomein, waarbij men aansluit op de
behoeften en wensen van de eigenaar van het probleemdomein
probleemeigenaar zal daarbij gesteund/beïnvloed worden door omgeving.
Fase en prioriteit 2: combineren van elkaars expertises en acties
- Efficiëntie vergroten, verhogen en patiëntveiligheid borgen
Fase en prioriteit 3: samen tot een optimaal interprofessioneel plan komen.
Fase 4: uitvoering van dat plan inclusief monitoring, bijstelling en evaluatie.
Zo’n werkwijze kan uit protocollen en procedures bestaan
- Deze krijg je niet opgelegd, maar wordt in co-creatie ontwikkeld en onderling
verdeeld
Door de interprofessionele werkwijze te ontwikkelen met de professionals die het moeten
uitvoeren sluit het optimaal aan bij de eisen en mogelijkheden van de praktijk
garandeert dat afzonderlijke professionals hun eigen beroepsuitkomsten niet maximaliseren,
maar met elkaar uitkomsten kunnen optimaliseren.
Optimalisatie = gericht op gezamenlijke uitkomst.
Identiteit
Belanghebbenden van een probleemdomein (alle professionele en niet-professionele
betrokkenen) zijn tijdens een samenwerking autonoom ( = zij beslissen zelf die
samenwerking aan te gaan )
- Dus identiteit is geassocieerd met motivatie
Voorspeller van groepsprestatie = groepscohesie
daarom is individuele identificatie met een interprofessionele groep/categorie van belang
- Interprofessionele identiteit is het gevolg van onderlinge kennismaking, relationele
verbondenheid en overtuigen t.a.v. interprofessionele samenwerking,.
Hoe meer individuen in een netwerk en in verschillende lagen van een organisatie een hoge
interprofessionele identiteit hebben, hoe waarschijnlijker het is dat teams en netwerken
gezamenlijk betere prestaties leveren.
Teams en netwerken vormen dan ‘community’s of practice (and learners)’ die gezamenlijk
hun werk- en leerprocessen kunne optimaliseren
- Heeft betrekking op alle professies die onderdeel zijn het landscape of practice
- Als men samen leert/ontwikkelt en interprofessioneel socialiseer, draagt dit bij aan
de vorming van interprofessionele identiteit.
samenvattend: ‘ De vorming van interprofessionele identiteit en die van een
interprofessioneel team, netwerk of community beïnvloeden elkaar wederzijds, waardoor de
interprofessionele community kan groeien. Beiden bouwen voort op professionele
identiteiten en ervaringen met verschillende aspecten van interprofessioneel werken en
leren ‘