Alle stof voor het tentamen verdiepend privaatrecht
Aan de hand van de leerdoelen is alle stof voor het tentamen verdiepend privaatrecht hieronder
uitgewerkt + aanvullende informatie over de leerstukken aan de hand van de stof van voorgaande
jaren. Ik heb alle verplichte literatuur gelezen en heb het gebruikt waar nodig! Er staat dus geen
onnodige informatie in dit document.
Literatuur week 1 – Introductie
Basisbegrippen uit het goederen- en verbintenissenrecht opfrissen
U kunt juridische begrippen en constructies zoals een overeenkomst, de daaruit voortvloeiende
verbintenissen, vorderingsrechten, overdracht van rechten uit een overeenkomst, eigendom,
beperkte rechten, faillissement en de behandeling van verbintenissen in faillissement herkennen,
analyseren en toepassen op een concrete casus.
Een overeenkomst, zoals een koopovereenkomst, is een bron van verbintenissen. In een
koopovereenkomst heeft de koper de schuld om de koopprijs te betalen en de verkoper heeft de schuld
om de zaak te leveren.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, waarbij de
ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een prestatie en de andere partij (schuldeiser) recht heeft op die
prestatie.
De schuldeiser heeft een vorderingsrecht op de prestatie van de schuldenaar.
Een geldige titel is een vereiste voor de overdracht van een goed. De titel vloeit meestal voort uit een
overeenkomst, zoals een schenkingsovereenkomst.
Wettelijke bronnen van verbintenissen:
• Onrechtmatige daad art. 6:162 BW
• Zaakwaarneming art. 6:198 BW: bv. je loopt langs een boot en die zinkt, je koopt snel wat tape en
zorgt dat de boot niet zinkt. Dat schept een verbintenis om de kosten terug te verhalen als aan
vereisten is voldaan
• Onverschuldigde betaling art. 6:203 BW: je dacht dat je iets verschuldigd bent aan iemand maar je
hebt je vergist; fout rekeningnummer ingetypt of contract achteraf nietig
• Ongerechtvaardigde verrijking art. 6:212 BW
• Intreden ontbindende voorwaarde en ontbinding wegens contractsschending (ongedaanmaking art.
6:24 en 6:271 BW)
• Wanprestatie art. 6:74 BW
• Regres art. 6:10, 33 en 36 BW
Wat is een schuld? Een verbintenisrechtelijke overeenkomst kopen van een huis. Koper heeft schuld om
huis te betalen, verkoper heeft schuld om huis te leveren. De verkoper heeft de vordering tot betaling van
de geldsom = goederenrecht. De vordering is goederenrechtelijk vervolgens weer een object waar je iets
mee kunt → bv. overdragen
Schuld = verbintenisrechtelijk
1
,In dit voorbeeld is het een koopovereenkomst. Het object is het huis (is verkocht). Je kan ook een
koopovereenkomst sluiten met betrekking tot vorderingen.
Bijvoorbeeld: koekjesfabriek die allemaal klanten heeft en die klanten bestellen maandelijks grote
hoeveelheden koekjes. Die bestelling wordt geplaatste en koekjes gaan naar de klanten. Die krijgen er een
rekening bij (voor de koekjes). Koekjesfabriek heeft dan een vordering op betaling van de koopprijs. In
handelsverkeer is het gebruikelijk dat je die rekening niet meteen hoeft te betalen, maar juist binnen een
betalingstermijn. Bv. betaaltermijn van 30 of 60 dagen. Dit betekent dat niet meteen betaald hoeft te
worden en de Koekjesfabriek pas later betaald krijgt. De Koekjesfabriek kan die koekjes onder
eigendomsvoorbehoud leveren. De koekjes blijven dan eigendom van de Koekjesfabriek totdat ze betaald
zijn. Dit beschermt de Koekjesfabriek in geval dat de koper failliet gaat en de koekjes al zijn geleverd. De
Koekjesfabriek krijgt dan de koekjes terug van de curator.
Hoe zit het nu met het gegeven dat de Koekjesfabriek pas na 60 dagen betaald wordt, maar eigenlijk nu
al het geld zou willen hebben? De Koekjesfabriek kan dan de vordering overdragen. Er moet sprake zijn
van een:
1) Koper
2) Koopovereenkomst
3) 3 vereisten van overdracht:
• Levering
• Geldige titel
• Beschikkingsbevoegdheid: in beginsel de eigenaar
Vorderingsrechten
Een vordering is een vermogensrecht en geen zaak. Daarom ben je rechthebbende van een vordering
en niet eigenaar.
➢ Uitleg: eigendom is beperkt tot voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
(zaken). Dit is het meest omvattende recht dat je kan hebben. Hierdoor heb je het recht om
de zaak te gebruiken, te beheren, te verkopen en erover te beschikken. Uitsluitend om die
reden mag je niet zeggen dat je eigenaar bent van een vordering, je bent rechthebbende van
een vordering! Een vordering is een recht dat je hebt op een ander, meestal om een
geldbedrag te ontvangen of een prestatie te eisen. Dit recht heeft geen stoffelijke vorm en
valt niet onder de definitie van rechthebbende. Het zeggen ‘eigenaar zijn van een vordering’
kan wel handig zijn om de overdraagbaarheid van vorderingen te benadrukken. Dit laat zien
dat, net zoals bij zaken, vorderingen ook goederenrechtelijk overdraagbaar zijn (via cessie).
Het laat zien dat de rechthebbende de mogelijkheid heeft om met de vordering te handelen
of deze te gebruiken als onderpand, net zoals bij een fysiek goed. Dus ondanks dat het
juridisch gezien incorrect is, toch handig om het in je hoofd zo te ‘zien’. GOEDE
TENTAMENVRAAG!
Een vordering is overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet.
➢ Uitleg: art. 3:83 BW de overdraagbaarheid van een goed → hoofdregel: eigendom, beperkte
rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar. Uitzondering: alle andere goederen zijn dat
slechts voor zover de wet dit bepaalt (lid 3)
2
,Schuldeiser en schuldenaar kunnen bij overeenkomst de overdraagbaarheid van een vordering uitsluiten
art. 3:83 lid 2 BW (Oryx/Van Eesteren). Zo’n beding staat ex art. 3:98 BW in de weg aan een geldige
verpanding van de desbetreffende vordering.
Coface/Intergamma: De Hoge Raad heeft in het arrest Coface/Intergamma bepaald dat een beding
goederenrechtelijke werking heeft wanneer uit de formulering blijkt dat partijen de
onoverdraagbaarheid tot eigenschap van de vordering wilden maken.
DUS: de verbintenisrechtelijke uitleg van een onoverdraagbaarheidsbeding staat voorop, tenzij →
Een onoverdraagbaarheidsbeding heeft alleen goederenrechtelijke werking wanneer dit expliciet is
overeengekomen. De uitleg dient te geschieden naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de
Haviltexmaatstaf.
Rabobank/Ten Berge q.q.: de vraag is of een vordering die door een beding onoverdraagbaar is gemaakt
ook onverpandbaar is?
• Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht
de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen art. 3:81 lid 1 BW
• Art. 3:228 BW bepaalt dat op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn, een recht van
pand/hetzij hypotheek kan worden gevestigd
• Dus: alleen op voor overdracht vatbare goederen kan een recht van pand worden gevestigd
• Een beding als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW, dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht
met goederenrechtelijke werking uitsluit, leidt derhalve ook tot onverpandbaarheid van dat
vorderingsrecht
Overdracht van rechten uit een overeenkomst
De overdracht van een vordering wordt een cessie genoemd. Om een vordering te kunnen overdragen
(cederen) moet er aan de volgende vereisten worden voldaan:
1. Geldige titel: de rechtsgrond die de overdracht rechtvaardigt, bv. de koopovereenkomst
2. Beschikkingsbevoegdheid: de cedent (degene die de vordering overdraagt) moet bevoegd zijn
om over de vordering te beschikken
➢ Hoofdregel: de rechthebbende is beschikkingsbevoegd
➢ Tenzij: bijvoorbeeld art. 23 Fw → de schuldenaar verliest door de faillietverklaring van
rechtswege de beschikking over zijn tot het faillissement behorend vermogen
➢ Tenzij: derdenbescherming art. 3:86 jo. 3:88 BW (zie ook bekrachtiging art. 3:58 lid 1 BW)
3. Levering:
➢ Openbare cessie: de levering van een vordering op naam vindt plaats door middel van een
akte en mededeling aan de schuldenaar
➢ Stille cessie: geen mededeling + authentieke of geregistreerde onderhandse akte
Voorbeeldcasus:
Stel, A heeft een vordering op B voor een bedrag van €1.000. A wil deze vordering overdragen aan C.
Openbare cessie: A en C maken een akte van cessie op en doen daarvan mededeling aan B. Vanaf het
moment dat B de mededeling heeft ontvangen, is C de nieuwe schuldeiser van de vordering.
Stille cessie: A en C maken een authentieke akte van cessie op (bijvoorbeeld bij de notaris) of een
geregistreerde onderhandse akte. Deze akte wordt geregistreerd bij de Belastingdienst. C is nu de nieuwe
schuldeiser van de vordering, zonder dat B daarvan op de hoogte is.
3
, Bedrijfsschulden vs. individuele schulden
De rechtspersoon is aansprakelijk voor de schulden en niet de bestuurder. Een rechtspersoon oprichten
zorgt er dus voor dat je niet individueel aangesproken kan worden voor de schulden. Denk aan een bv, nv,
coöperatie en een Onderlinge Waarborgmaatschappij. Die rechtspersoon is dan aansprakelijk voor de
schulden en jij in beginsel niet. Als je ervoor zou kiezen een eenmanszaak op te richten, dus zonder
rechtspersoonlijkheid, dan is er sprake van één vermogen en ben je wel individueel aansprakelijk voor de
schulden van het bedrijf.
Op het moment dat je schulden hebt, kan alles van je worden afgenomen, zelfs tot aan je huis. Dit kan
door allerlei redenen gebeuren. In art. 3:276 BW staat: een schuldeiser kan zijn vordering op alle
goederen van de schuldenaar verhalen.
Overheidsschuld
Dit doet de overheid door middel van een staatsobligatie. Dit is een lening aangegaan door een overheid.
Beleggers lenen feitelijk geld aan de overheid en ontvangen periodiek rente over het geïnvesteerde
bedrag. Staatsobligaties worden vaak gezien als een minder risicovolle belegging dan aandelen.
Bankschuld
Bij het kopen van een huis neem je een lening bij de bank; een negatief saldo bij de bank is mogelijk; je
kan ook een positief saldo hebben bij de bank, je hebt dan een lening aan de bank gegeven (denk aan
spaarrekening).
Verbintenissenrecht
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen op grond
waarvan de ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een bepaalde prestatie waartoe de andere partij
(schuldeiser) is gerechtigd.
Verbintenissen hebben een passieve zij: de schuld
Verbintenissen hebben een actieve zijde: een vorderingsrecht dat toekomt aan de schuldeiser en dat een
verplichting inhoudt voor de schuldenaar
Eigendom
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
• De eigenaar heeft het recht om de zaak te gebruiken, te verbruiken, te vervreemden en te
bezwaren.
• Eigendom kan worden verkregen door derivatieve verkrijging (overdracht) of door originaire
verkrijging (bijvoorbeeld toe-eigening art. 5:4 BW, natrekking art. 5:14 BW, vermenging art. 5:15
BW, zaaksvorming art. 5:16 BW).
• Beperkte rechten kunnen op eigendom worden gevestigd.
Beperkte rechten
Beperkte rechten zijn rechten die zijn afgeleid uit een meer omvattend recht die met dat meer beperkte
recht zijn bezwaard art. 3:8 BW.
Het Nederlandse recht kent een gesloten stelsel van beperkte rechten. Dit betekent dat alleen de in de
wet genoemde beperkte rechten kunnen worden gevestigd.
4