Probleem 3 Motiveren voor leefstijlverandering
Wat is diabetes?
Snoek
Ziektebeeld
Diabetes mellitus (suikerziekte) is een chronische stofwisselingsziekte, gekenmerkt door een
verhoogd glucosegehalte in het bloed (hyperglykemie). Symptomen hierbij zijn dorst,
moeheid, veel plassen, wazig zien, misselijkheid en algehele malaise. Verdere verhoging van
de bloedglucose leidt tot braken, verlaging van de bloeddruk, verdere uitdroging, sufheid en
uiteindelijk coma en overlijden.
Als respons van je lichaam op een dreigende hypoglykemie ga je transpireren, krijg je
hartkloppingen en een hongergevoel en ga je trillen. Als men dit vaak ervaart kan het leiden
tot een verminderde symptoom waarneming. Er worden twee hoofdtypen diabetes
onderscheiden:
Type 1-diabetes: ook wel insulineafhankelijke of juveniele diabetes. Dit type ontstaat
meestal voor het 20ste levensjaar en wordt beschouwd als een auto-immuunziekte.
Vernietiging van de insuline-producerende cellen (B-cellen) in de alvleesklier leidt tot
een absoluut tekort aan insuline. Insuline speelt een belangrijke rol in het transport
van glucose naar de cellen. Zonder insuline kan het lichaam niet functioneren. Op
termijn kan er microvasculaire schade ontstaan in de ogen, nieren, voeten en
zenuwuiteinden. Type 1-diabetes vergt direct na diagnose insulinetherapie
(meerdere injecties per dag).
Type 2-diabetes: dit type ontstaat in het merendeel van de gevallen na het 40ste
levensjaar, vooral 60+ (ouderdomsdiabetes). Er is hierbij sprake van een relatief
insulinetekort, deels als gevolg van een geleidelijke achteruitgang van de
alvleesklierfunctie. Genetische aanleg, ouderdom en overgewicht zijn de
belangrijkste risicofactoren. Wereldwijd is er sprake van een sterke toename van
type 2-diabetes, als gevolg van de vergrijzing en leefstijlfactoren (weinig beweging bij
een energie- en vetrijk dieet).
Bij type 1-diabetes kan op termijn microvasculaire schade ontstaan in de ogen
(retinopathie), de nieren (nefropathie), de voeten en zenuwuiteinden (neuropathie). Bij type
2-diabetes is er daarnaast een sterk verhoogd risico van macrovasculaire schade, dat tot
uiting komt in een sterk verhoogde kans op hart- en vaatziekten.
Het kan ook zo zijn dat er ketoacidose optreedt bij mensen met diabetes mellitus. Er is een
ophoping van ketolichamen in het bloed wat hierdoor zuur wordt. Dit komt doordat er geen
glucose kan worden gebruikt als energievoorziening zonder insuline. Er wordt dan
overgeschakeld op de verbranding van vetten, oftewel ketose. Er is echter ook nog steeds
een beetje glucose nodig voor de vetverbranding, maar dat is niet aanwezig waardoor de
ketonen niet worden verbrand en de ketonen zich ophopen.
1
, Onderzoek heeft ondubbelzinnig aangetoond dat een strikte diabetesregulatie (d.w.z. een zo
laag mogelijk HbA1c) een significante reductie van lange-termijn complicaties tot gevolg
heeft bij beiden type diabetes. Bij type 2-diabetes is daarnaast het behandelen van hoge
bloeddruk en verstoring in de bloedvaten van belang vanwege sterk verhoogde kans op hart-
en vaatziekten.
Wat zijn de behandelingen voor diabetes?
Snoek
Medische behandeling
De behandeling van diabetes mellitus is erop gericht om (met behoud van kwaliteit van
leven) een strikte glucoseregulatie te bereiken en risicofactoren te behandelen, om zo het
ontstaan van de lange termijn complicaties van de ziekte te voorkomen/uit te stellen.
Behandeling ligt grotendeels in de handen van de patiënt zelf. De patiënt moet namelijk
levenslang, dagelijkse zelfzorgactiviteiten uitvoeren en hierover beslissingen maken -> bijv:
rekening houden met voedingsadviezen, regelmatig controleren van bloedglucose en
zelftoediening van medicatie in afstemming op voeding en energieverbruik. En de
behandeling steunt op een actieve participatie van de patiënt. Patiënteducatie gericht op het
bevorderen van self-management wordt gezien als belangrijk en onmisbaar in
diabetesbehandeling.
Bij de driemaandelijkse poliklinische controles wordt standaard de diabetesregulatie
gecontroleerd aan de hand van het HbA1c, een maat voor het percentage geglycosyleerd
hemoglobine over de afgelopen 6 tot 8 weken. Er wordt bij diabetespatiënten een HbA1c
nagestreefd van 7% of lager, omdat bekend is dat daarmee het risico van latere complicaties
aanzienlijk verkleind is. Ook wordt er een subjectief oordeel door de patiënt gegeven over de
afgelopen periode (wat niet af te lezen is aan de HbA1c, zoals hypo’s).
Jaarlijks vindt er een poliklinische screening op complicaties plaats waarbij er wordt
gecontroleerd op ogen, nieren, voeten en zenuwen.
Behandeling type 2-diabetes
Energie- en vetarm dieet
Dagelijks nemen van bloedglucose verlagende tabletten.
4 groepen orale bloedglucoseverlagende medicijnen:
1. Biguaniden (metformine)
2. Sulfonyloreum derivaten (SU-preparaat) en meglitiniden (Repaglinide) die de afgifte
van insuline stimuleren
3. De alfaglucosidase remmers, zoals Acarbose, die de opname van glucose in de dunne
darm remmen
4. De glitazonen, die de insulineresistentie verminderen.
Wanneer de maximaal effectieve dosering van orale middelen is bereikt en
bloedglucosewaarden niet voldoende zijn gereguleerd, komt er een overstap naar
insulinetherapie.
Patiënten zien vaak op tegen de overgang.
- Vanwege angst voor injecties en bijwerkingen.
2