European Union Politics samenvatting
Introduction
Europese integratie wordt vanaf het begin al gekenmerkt door spanning tussen succes en
mislukkingen, paraderen en bescheidenheid, en tussen optimisme en pessimisme: integratie als
succesfactor dat er sinds 1945 geen grote Europese oorlogen zijn geweest (vrede) en een
gezamenlijke markt máár ook mislukkingen door de EU, zoals economische crises, werkloosheid en
vergrijzing in de EU zijn meer mogelijkheden voor burgers en Europa heeft een goed imago bij
andere landen (grootste in handel, beste markteconomie en grootste investeringen) MAAR kritiek:
ondermijning van soevereiniteit van de lidstaten van de EU, vermindering van democratie, grote
nationale problemen en verdwijnen van nationale identiteit
Werk en structuur van de grootste EU-instituties:
1. Europese Commissie: bestuur van de EU en bevordert de Europese belangen. De commissie
is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van nieuwe wetten, het beheren van de
EU-begroting en het spelen van een grote rol in externe relaties van de EU. Hoofdkwartier in
Brussel, geleidt door een president.
2. Raad van Ministers: een intergouvernementele instantie, bestaande uit ministers van elk van
de lidstaten, en deelt de macht met het Europees Parlement over het aannemen van nieuwe
EU-wetgeving. Hoofdkwartier in Brussel, geleidt door een 6-maanden roterende president
van telkens een andere lidstaat.
3. Het Europees Parlement: de enige rechtstreeks gekozen Europese instelling,
vertegenwoordigt de belangen van de Europese kiezers en deelt de bevoegdheden met de
Raad van Ministers over het aannemen van nieuwe EU-wetten. Hoofdkwartieren in Brussel,
Luxemburg en Strasburg en geleidt door een president.
4. Europees Hof van Justitie: het Grondwettelijk Hof van de EU, belast met de interpretatie van
de verdragen en het uitbrengen van vonnissen over zaken waarbij partijen betrokken zijn bij
een geschil over het EU-recht, en voor de afgifte van uitspraken in zaken bij nationale
rechtbanken waar een EU-recht op het spel staat.
5. Een groeiend netwerk van meer gespecialiseerde agentschappen die specifieke aspecten van
het EU-beleid behandelen als Europol en de Europese Centrale Bank.
Part 1. Chapter 1: Understanding Integration
Een staat = een juridische en politieke regeling waarbij alle grootschalige politieke gemeenschappen
worden georganiseerd: een combinatie van grondgebied, soevereiniteit, onafhankelijkheid en
legitimiteit
Westfalen systeem = de internationale staat, benoemd na de Vrede van Westfalen in 1648
De staat is een juridische en politieke entiteit, de natie is meer de culturele entiteit: natie =
een groep mensen die zich met elkaar identificeren door een gezamenlijke taal, geschiedenis,
religie etc.
*ver genoeg geduwd, kan de identificatie met naties nationalisme voortbrengen:
nationalisme = een geloof in de waarde van het bewaren van de identificerende kwaliteiten
van een natie en zijn belangen promoten nationalisme kan leiden tot (politieke)
conflicten, spanningen en zelfs racisme en genocide
Steeds meer samenwerking tussen staten om bijvoorbeeld vrede te promoten, te handelen, ideeën
te delen en gezamenlijke problemen als terrorisme en migratie aan te pakken contact tussen
staten maar het is efficiënter om een internationale organisatie (IO) te creëren
Twee soorten IO’s: internationale niet-gouvernementele organisaties (Greenpeace en
multinationale organisaties als ING en Shell) én intergouvernementele organisaties (de VN en
NAVO)
, *intergouvernementele organisaties hebben i.v.m. staten geen macht over grondgebied en
geen grote mogelijkheden voor onafhankelijke acties
*kwaliteiten van IO’s: IO’s zijn afhankelijk van toestemming en vrijwillige samenwerking,
organiseren zichzelf en maken besluiten op basis van de leden, werken op gezamenlijke
interesse van verschillende staten én hebben minimale autonomie
Als een IO ver genoeg geduwd wordt, kan dat leiden tot regionale integratie (= promotie van
samenwerking tussen staten): regionale integratie komt naar voren wanneer een groep
staten een Regionaal Integratie Verdrag (RIA) hebben ontwikkeld om collectiviteit en
gezamenlijke regels te promoten (integratie door een vrije handelszone, een gezamenlijke
markt en gezamenlijke monetaire unie)
*veel landen behoren tot RIA’s voorbeelden van RIA’s: EU, Unie van Afrika, ASEAN
Verschillende stromingen met een bepaalde kijk op Europese integratie, vanuit
internationale relaties:
1. Liberalen = samenwerking is nodig voor veranderingen en staten en internationale
organisaties zijn de belangrijkste spelers in het globale systeem en zij zijn van elkaar
afhankelijk
2. Functionalisten = beste manier om vrede te bereiken is d.m.v. functionele specifieke
interstate-instellingen die staten binden in samenwerking (David Mitrany)
3. Neo-functionalisten= betogen dat staten, supranationale instellingen,
belangengroeperingen en politieke partijen allemaal een rol spelen in integratie, die
wordt gedreven door een proces van overloop waardoor regeringen samenwerken in
een groeiend aantal beleidsterreinen (Ernst Haas)
*verschil met functionalisme: integratieproces niet alleen aangejaagd door staten
(functionalisme) maar ook door belangengroeperingen, supranationale instellingen etc.
4. Intergouvernementalisten = tempo en aard van integratie wordt gedreven door
regeringen die nationale belangen nastreven (Stanley Hoffmann)
5. Supranationalisten = de EU is de ontmoetingsplek voor vertegenwoordigers van de
lidstaten maar regeringen sluiten compromissen voor het gezamenlijk goed, en geven
autoriteit aan instituties van de EU en dus voor de belangen van de EU in het algemeen
6. Liberaal intergouvernementalisme : een theorie die elementen van neo-functionalisme
en intergouvernementalisme bij elkaar brengt en discussieert dat intergouvernementele
onderhandelingen gedreven worden door druk die komt van het binnenlands niveau
compromissen sluiten tussen landen die hun eigen staat/achterban vertegenwoordigen
(Andrew Moravscik)
*verschil met intergouvernementalisme: gedrag van staten die belangen nastreven
(intergouvernementalisme) en bij liberaal intergouvernementalisme beïnvloeden de
burgers meer de belangen
7. Constructivisme = een theoretische aanpak die zich richt op de sociale constructie van
belangen en de manier waarop zij instellingen beïnvloeden en vormen: opbouwen van
identiteit en dit kan integratie op gang brengen (EU als één)
Part 1. Chapter 2: What is the European Union?
Vijf benaderingen om de EU te begrijpen (het karakter van de EU vast te leggen):
1. Internationale Organisatie (IO): haar instituties hebben weinig of geen autoriteit, en de EU
maakt de belangrijkste beslissingen d.m.v. onderhandelingen en afdingen tussen overheden
Máár de EU is veel meer: supranationale kwaliteiten met groter bereik, macht en leden
2. Regionaal Integratie Associatie (RIA): vergelijkbaar met regionale verdragen als de ASEAN,
waarbij de focus nog steeds ligt op intergouvernementalisme met limitaties
Máár de reikwijdte van de EU (instituten, beleid, wetten) is veel breder dan slechts
regionale integratie
, 3. Unique (sui generis): ontstaan uit een unieke situatie met unieke kwaliteiten en
doelstellingen die misschien nergens anders herhaald worden. Mogelijk dat deze nooit had
ontstaan als integratie pas later gebeurde
Te simpel om de EU gewoon ‘uniek’ te noemen (niet elke wetenschapper is het eens dat
de EU uniek is want er zijn gelijkenissen te vinden met andere bestuurssystemen)
term voor de EU: bestuursvorm (polity) = een georganiseerd systeem van overheden en
administratie
4. Politiek systeem in zijn eigen recht: een Europese superstaat (een politiek systeem +
autoriteit en zelfs soevereiniteit) (benadering gebruikt in dit boek)
5. Hybride: combinatie van bovenstaande elementen
Concepten om te begrijpen wat de EU is geworden:
1. De vergelijkende benadering:
Comparatieve politiek: de studie van verschillende politieke systemen, vaak gebaseerd
op casussen en gericht op het opstellen van algemene regels over hoe deze systemen
functioneren
Comparatieve methode: gebaseerd op het gebruiken van oudere casussen om bredere
conclusies te trekken en te ontdekken wat mist/onjuist is in bepaalde systemen
(vergelijkingen en overeenkomsten)
*twee benaderingen van comparatieve studie, gebaseerd op overeenkomsten:
1. De ‘most similar systems’ (MSS): hoe meer overeenkomsten, hoe gemakkelijker het is
om de factoren verantwoordelijk voor de verschillen te isoleren
2. De ‘most different systems’ (MDS): gebruik van casussen die in haast elk aspect
verschillend zijn om de juiste, vergelijkbare factor te isoleren
Gericht op het functioneren van de staat op zichzelf, niet zo zeer in de relatie tussen
staten
1975, artikel door Donald Puchala comparatieve casus studie om de effecten van
besluiten op het gemeenschapsniveau beter te begrijpen nieuwe manier van denken:
gemeenschap als een internationaal regime = regels en normen die liggen aan de basis
van een systeem of regering (lidstaten werkten op deze basis samen)
Na 1986, ondertekenen van de ‘Single European Act’ (SEA): nieuwe percepties van het
karakter van de EU (integratie, uitbreiding lidstaten, één gezamenlijke munt)
Oude institutionele benadering gericht op formele aspecten van regeringen, terwijl
nieuw institutionalisme (populair vanaf jaren ’90) zich richt op een combinatie tussen
formele aspecten en sociale interacties die de regeringen beïnvloeden (kritiek op
‘regering/overheid’: Europese overheid suggereert dat de EU meer autoriteit heeft dan
lidstaten liever gebruik van ‘governance’ (bestuur): besluitvorming zonder bestaan
van een echte overheid) multilevel bestuur: een systeem waarin macht verdeeld is
over meerdere levels van overheden (manier om karakteristiek van EU uit te leggen)
2. Coöperatief federalisme : een regeling waarbij nationale, staats-en lokale overheden
samenwerken om gemeenschappelijke problemen aan te pakken en op te lossen, in plaats
van afzonderlijk te werken aan het beleid
3. Consociationalisme (pacificatiepolitiek): afspraak waarbij de macht verdeeld is over groepen
in verschillende maatschappijen, met representatie gebaseerd op de grootte van de groep en
regeringen door een grote coalitie van elites van elke groep (idee: Arend Lijphart)
4. Federalisme: een administratief systeem waarbij de autoriteit verdeeld is over twee of meer
niveaus van overheden, elk met onafhankelijke macht en verantwoordelijkheden (vb.
Australië en Rusland) (kritiek: veel mensen willen geen gedroomde ‘United States of Europe’
en is te optimistisch + federalisme kan niet goed worden gedefinieerd landen definiëren
dit systeem zelf en dat is een probleem)
Verschillen tussen federaties ligt in de hoeveelheid macht bij elke overheid; soorten:
federaties én transitorisch of quasi-federaties (= afspraak waarbij macht wordt verdeeld