Application of theories –
samenvatting
Lecture - week 1b – explanation and prediction
‘Waarom’-vragen worden gesteld wanneer je een fenomeen wilt verklaren
(explanation). Hierbij zoek je naar de oorzaak of reden achter een specifiek
verschijnsel. Aan de andere kant stel je ‘Wat zal er gebeuren’-vragen
wanneer je een fenomeen wilt voorspellen (prediction); hierbij richt je je op
wat er in de toekomst waarschijnlijk zal plaatsvinden.
Beide soorten vragen kunnen betrekking hebben op een enkel, specifiek
onderwerp (singular) of een breder, algemeen verschijnsel dat meerdere
mensen of fenomenen omvat (general).
Voorbeeld Leipzig 1989:
Om de revolutie te begrijpen, moet je veel specifieke vragen
beantwoorden, zoals: waarom greep het leger niet in? En waarom
aarzelden de autoriteiten om de demonstranten aan te pakken? Een van
de lastigste vragen is echter: "Waarom deden zoveel mensen mee aan de
protesten in Leipzig?" Dit is duidelijk een ‘waarom’-vraag, dus ons doel is
om dit specifieke fenomeen te verklaren. Het is ook een singular
phenomenon, omdat we ons richten op één specifieke protestbeweging,
niet op protesten in het algemeen.
Om te verklaren waarom juist dit protest zoveel mensen trok, maken
onderzoekers gebruik van theorieën. Theorieën zijn algemene inzichten
die niet gebonden zijn aan een specifieke groep, periode of plaats, en die
helpen om dit fenomeen in een breder perspectief te plaatsen.
The covering law model:
Het covering law model, ook we het deductief-nomologisch model
genoemd, is een algemene methode voor het verklaren en voorspellen
van verschijnselen aan de hand van algemene wetten. Deze benadering,
ontwikkeld door filosofen zoals Carl Gustav Hempel en Paul Oppenheim,
stelt dat gebeurtenissen verklaard kunnen worden door ze te koppelen aan
algemene regels of wetten, die dan als verklaring dienen voor een
specifiek geval.
In dit model heb je twee statements die je antwoord logisch
deduceren/afleiden. Het eerste statement is een ‘law’ en het tweede
statement past de ‘law’ toe op het specifieke geval.
,We kunnen dit uitleggen aan de hand van het protest in Leipzig in 1989:
In general, if many people are dissatisfied with the living conditions,
then they will protest. premise 1
In Leipzig 1989, many people were dissatisfied with the living
conditons (Explanans) premise 2
--------------------------------------------------------------------------------------------------
------
In Leipzig 1989, many people protested (Explanandum p)
conclusion
De explanandum is in dit geval statement p, het fenomeen dat we willen
verklaren. In dit geval een singular statement. De explanans zijn
statements die het explanandum verklaren. Deze bestaan ten minste uit 1
algemeen statement (“law”) en een singular statement (“aanvullende
aanname”). De explanandum volgt uit de verklaringen (explanans),
oftewel de conclusie volgt uit de aannames (premises). Als de statements
in de explanans waar zijn, dan is de explanandum ook waar. Dit heet
logica.
General structure of the covering law model:
Law: If X, then Y
Singular statement: z is X z is een
element van X
Singular statement: For z it holds that Y want z is een
element van X, de law
is van toepassing op z.
Extension (1):
Law: It holds for all S: if X, then Y
Singular statement 1: z is S
Singular statement 2: z is X
Singular statement: For z it holds that Y
Scope conditions: “S” specificeert op welke gevallen de wet van “als X,
dan Y” van toepassing is.
Extension (2):
, Law: If X, then Y
Singular statement: z is X
Singular statement: For z it holds that Ya
In een geldige verklaring moet:
Ya identiek zijn aan het “then”-deel van de law (Y)
Of moet Y een onderdeel zijn van Ya
Conditions of adequacy:
Een adequate verklaring voldoet aan bepaalde voorwaarden; zonder deze
voorwaarden is de verklaring onjuist of onvolledig. Deze minimale
voorwaarden zijn opgesteld door Hempel en Oppenheim en vormen de
basis voor een geldige verklaring. Later zijn er aanvullende voorwaarden
bijgekomen, maar deze vormen de essentiële basisvoorwaarden voor een
verklaring die logisch en volledig is:
Condition 1: De explanandum moet een logisch gevolg zijn van de explanans. Dit
betekent dat als alle statements in de explanans waar zijn, dan moet de
explanandum ook waar zijn.
Condition 2: De explanans moeten ten minste 1 ‘law’ bevatten en ten minste 1
algemeen statement. Uitzondering: singular statement is niet nodig als het
explanandum ook een “law” is.
Condition 3: De explanans moeten empirsche inhoud hebben. Dat betekent dat de
explanans over de realiteit moeten gaan en getest kunnen worden. The law ‘if there
is anomie in a society, then there will be movement’ is not (yet) testable, because the
concepts ‘anomie’ and ‘movement’ are not defined.
Condition 4: Alle statements in de explanans moeten waar zijn. Deze voorwaarde is
vaak discussie over, kunnen we namelijk weten of een law waar is? Theorieën zijn
vereenvoudigde modellen en daarom altijd onwaar.
Probalistic laws:
Veel theorieën in de sociale wetenschappen maken gebruik van
probabilistische uitspraken, wat betekent dat ze verwachtingen uitdrukken
in termen van waarschijnlijkheden in plaats van zekerheid. In plaats van te
stellen dat allemensen op een bepaalde manier handelen, zeggen deze
wetten meestal dat een bepaald percentage van de mensen dit
waarschijnlijk zal doen.
Bijvoorbeeld: