Samenvatting interculturele pedagogiek
College 1: Cultuur, opvoeding en onderwijs
wat is cultuur?
• niet een juiste definitie, er zijn er meerdere
• cultuur is een gedeeld systeem van kennis en betekenisgeving
• een gedeelde werkelijkheid over wat gewenst is en goed is voor het kind
• cultuur is aangeleerd, het gezin is verantwoordelijk voor enculturatie
• culturele transmissie en gezin: er is een wederzijdse beïnvloeding en een
(dis)continuering
cultureel psychologisch model whiting
• de sociaal historische ontwikkeling die een samenleving heeft gekend, zijn van invloed
op..
o manieren van opvoeden en verzorgen, die leiden tot ‘semi’ permanente
psychologische effecten op leden van de samenleving
o die effecten manifesteren en projecteren zich als uitingen in onze samenleving →
een systeem van betekenisgeving
• kritiek op dit model: er is geen eenrichtingsverkeer, maar het is dynamischer
ontwikkelingsmodel van bronfenbrenner
• microsysteem: is het directe contact dat het kind in zijn omgeving in een bepaalde
microsetting heeft met anderen
• mesosysteem: het geheel van microsystemen waarvan een kind deel uitmaakt en in
participeert
• exosysteem: bestaat uit formele en informele sociale structuren rond het gezin
• macrosysteem: heeft betrekking op de manier waarop instellingen in de samenleving op
macroniveau geregeld zijn
developmental niche (harkness & super)
• model wat doorgaat op die van bronfenbrenner, kijkt naar het belang van de omgeving
maar voegt hier ook veel cultuur bij
• developmental niche splitst zich toe op de culturele dimensies van de omgeving waarin
kinderen opgroeien aan de hand van drie subsystemen
o de fysieke en sociale settings waarin een kind leeft → waar en met wie brengt het
kind de tijd door? → wat doen verzorgers met het kind? → bepaalt type interacties,
en dit beïnvloedt sociaal gedrag en ontwikkelingsmogelijkheden
o de gewoontes van verzorging en opvoeding → gedragsstrategieën om om te gaan
met kinderen van een bepaalde leeftijd(fase)
o de psychologie van de opvoeders (opvoedingsdoelen) → culturele denkmodellen
voor opvoeding → ‘parental ethnotheories’ over gewenste competenties /
opvoedingsdoelen
apprentice model / equality model (keller)
• apprentice model gaat uit van een pediatrische opvoedstijl waarbij voortdurend contact
is met de moeder, en de behoeften van het kind altijd gevolgd worden
, o focus ligt op fysieke opvoeding, sociale competentie
o experts leren de leerlingen, er is echt een training
o veel emotionele warmte, responsiviteit naar negatieve signalen
• equality model gaat uit van een pedagogische opvoedstijl waar rust, regelmaat en
regulatie belangrijk zijn, en het leren vooral op cognitief gebied gebeurt.
o richten op zelfstandigheid, individuele competentie
o niet experts en leerlingen, maar meer een dialoog tussen bijna gelijkwaardigen
o veel oogcontact, child directed language en speelgoed
model van Bronfenbrenner (meer uitgediept):
• microsysteem; deze staat het dichtst om het kind heen van
een directe invloeden, zoals ouders en vriendjes.
• daaromheen zit het mesosysteem: dit is de verzameling van
microsystemen die in contact staan met elkaar, zoals ouders
die contact hebben met leraren op school, beide
microsystemen en ze hebben interactie.
• iets verder weg staat het exosysteem, dit zijn factoren waar
het kind geen invloed op heeft, maar de factoren hebben wel
invloed op het kind, zoals de baan van de ouders met salaris en werkuren. ze hebben
directe invloed op de microsystemen, en dus indirect direct op het kind.
• hier weer omheen staat het macrosysteem, dingen die veel verder van het kind afstaan
maar ook wel invloed hebben. denk bijvoorbeeld aan wetten in het land, wetten en regels
in het land of de cultuur en politiek.
• dan heb je nog het chronosysteem, deze ligt ten grondslag aan alle systemen. dit geeft
het verstrijken van de tijd aan, de dingen veranderen door de tijd heen waardoor de
invloeden veranderen.
Dit model benadrukt ook de samenhang van de systemen, een verandering in het ene systeem
verandert waarschijnlijk ook in een ander systeem. er is steeds een interactie tussen het kind en
zijn of haar omgeving.
Artikel Kagitcibasi - Value of Children and Family change
https://iaap-journals-onlinelibrary-wiley-com.proxy-ub.rug.nl/doi/epdf/10.1111/j.1464-
0597.2005.00213.x
Drie soorten waarden:
• Economische waarde: Materiële voordelen van kinderen, zowel op jonge leeftijd als
wanneer ze volwassen zijn.
• Psychologische waarde: De psychologische voordelen van kinderen, zoals vreugde,
plezier en gezelschap voor de ouders.
• Sociale waarde: De sociale acceptatie en voortzetting van familienaam en tradities.
Door sociaaleconomische ontwikkeling daalde de economische waarde, terwijl de
psychologische waarde van kinderen toenam. Dit leidde tot een onderscheid tussen materiële
en emotionele afhankelijkheid tussen generaties binnen gezinnen.
De waarde die aan economische redenen om kinderen te krijgen wordt gehecht, varieert tussen
sociale klassen en weerspiegelt de diversiteit aan levensstijlen en bijbehorende waarden.
,Drie gezinspatronen:
• Gezinsmodel van interdependentie: Meest voorkomend in minder ontwikkelde,
landelijke contexten, met zowel psychologische als materiële afhankelijkheid binnen het
gezin.
• Patroon van onafhankelijkheid: Voorkomend in westerse, stedelijke, industriële
samenlevingen met een individualistische cultuur.
• Model van psychologische interdependentie: Een mengvorm van de eerste twee, typisch
voor stedelijke en meer ontwikkelde contexten met een cultuur van verbondenheid.
Veranderingen in waarden van kinderen (1975 vs. 2003):
• Psychologische redenen om kinderen te krijgen werden in 2003 belangrijker gevonden
dan in 1975.
• Voorkeur voor geslacht: In 1975 was er een voorkeur voor jongens, maar in 2003 werd
een meisje vaker geprefereerd.
• Verwachtingen van financiële steun van kinderen namen af in 2003.
• Het aantal feitelijke, gewenste en ideale kinderen daalde sterk.
Artikel Keller – Cultural models of infancy
https://www-jstor-org.proxy-ub.rug.nl/stable/26763762?seq=1
Artikel Harkness & Super – The developmental niche
https://journals-sagepub-com.proxy-ub.rug.nl/doi/epdf/10.1177/016502548600900409
Developmental niche beschrijft hoe de omgeving van een kind zijn ontwikkeling beïnvloedt via
drie onderling verbonden subsystemen:
Fysieke en sociale setting:
• Dit omvat de fysieke omgeving en de sociale context waarin een kind opgroeit, zoals de
ruimte waarin het leeft, de objecten die het gebruikt, en de mensen waarmee het
omgaat.
, • De setting is cultureel en geografisch bepaald. Bijvoorbeeld, een kind in een landelijk
gebied heeft vaak andere interacties en taken dan een kind in een stedelijke omgeving,
wat bijdraagt aan andere vaardigheden en waarden.
Culturele gewoontes van kinderopvang:
• Hier vallen specifieke zorg- en opvoedingspraktijken onder, zoals manieren van voeden,
slaapgewoonten, en sociale interacties.
• Deze gewoonten weerspiegelen de verwachtingen en waarden van de cultuur en
beïnvloeden hoe kinderen sociale normen en rollen leren. In sommige culturen worden
kinderen bijvoorbeeld al jong betrokken bij huishoudelijke taken, wat hun gevoel van
verantwoordelijkheid vergroot.
Psychologie van de opvoeders:
• De opvattingen, doelen en verwachtingen van ouders en verzorgers spelen een sleutelrol
in de ontwikkeling van het kind.
• Deze overtuigingen kunnen sterk verschillen tussen culturen en bepalen hoe ouders
reageren op de behoeften van het kind en welke eigenschappen ze belangrijk vinden om
te stimuleren, zoals onafhankelijkheid of gehoorzaamheid.
College 2: Individualisme vs. Collectivisme
familie modellen van kagitabasi:
• er bestaat een afstemming tussen de leefomstandigheden waaronder mensen leven, de
cultuur oriëntatie in een samenleving en de opvoeding die kinderen krijgen. drie
modellen:
• een collectivistisch model: materiële en immateriële afhankelijkheid, vooral in
agrarische smnl.
o relational self: zelf is ingebed en afhankelijk van zijn relaties met anderen, met
name het gezin. ook terug te zien in culturele gewoonten zoals gearrangeerd
huwelijk
o zelfvoorzienende samenleving, toegewezen rollen
o veel kinderen, want zorgt voor materiële voorzieningen voor je oude dag
o autoritaire opvoedstijl, verbonden met familie cohesie en loyaliteit
• een individualistisch model: materiële en immateriële onafhankelijkheid, vooral in
urbane smnl.
o separate self: een afgebakend ‘ik’, waar zelfbepaling, initiatief en
onafhankelijkheid als belangrijk worden gezien
o kennis samenleving → wel rol differentiatie
o kinderen hebben psychologische waarde en niet meer materiële waarde
o autoritatieve opvoedingsstijl, zorgt voor autonomie
• een family model of change: psychologische afhankelijkheid, maar materiële
onafhankelijkheid
o ouders investeren materieel en emotioneel, verwachten alleen emotionele steun
terug
o de opvoedingsstijl is eerder autoritatief dan autoritair
o emotionele afhankelijkheid binnen de familie blijft
o ontwikkeling tot een zelfstandige en een relationele ‘self’