Vervolg HC 2:
We zijn de vorige keer geëindigd bij FENIN, waarbij een entiteit die een activiteit verricht die
benedenstrooms niet als economisch wordt gezien, bovenstrooms ook niet economisch is. Dus de
inkoop van die tandartsspullen is ook geen economische activiteit. Daarom kan het geen monopolist
zijn. Ze hadden inkoopmonopolie. Maar je kan alleen inkoopmonopolie hebben als je een
onderneming bent, want dan val je niet onder het mededingingsrecht en is art. 102 VWEU niet van
toepassing. Dit is goed nieuws voor zo’n club; het betekent dat ze geen rekening hoeven houden met
het mededingingsrecht en het is ook goed voor een lidstaat omdat deze de markt dus monopolistisch
kan organiseren zonder gedoe te krijgen met mededingingsregels. Dus het Hof zegt dat de inkoop geen
economische activiteit is, als het benedenstrooms doorsluizen van die tandartsspullen (of bijv.
medicijnen) gebeurt op niet economische basis met een hoge mate van solidariteit.
Voorbeeld; onze minister van Volksgezondheid onderhandelt nu voor heel Nederland met leveranciers
van medicijnen en hij probeert strakke prijzen te regelen. Hij koopt medicijnen in voor heel
Nederland, dus hij heeft eigenlijk een (inkoop)monopoliepositie. Hij maakt hier zelfs ook een beetje
misbruik van en zegt; leveranciers, als jullie je medicijnen willen verkopen in Nederland, dan moeten
jullie langs mij. Je wil je medicijnen verkopen in Nederland, dus je moet wel onderhandelen met de
minister. De mededingingsregels gelden niet. Valt onder solidariteitstaken.
Je kan best zeggen dat je de medicijnen gaat doorsluizen naar iedereen die er behoefte aan heeft tegen
kostprijs. Dat je medicijnen niet gaat verdelen op basis van ‘willingness to pay’ maar eerlijk/solidair
gaat verdelen. Het kind van de miljonair die 2 miljoen kan betalen krijgt dus geen voorrang boven het
kind van een ander die geen 2 miljoen kan betalen. Als je het zo organiseert, kan je de inkoop van deze
medicijnen monopolistisch organiseren zonder dat je gedoe krijgt met de mededingingsregels, want
deze zijn niet van toepassing. Keerzijde; het aanbestedingsrecht zal van toepassing worden. Dus je
moet die entiteit die de inkoop doet eens in de zoveel tijd opnieuw selecteren door middel van veiling-
aanbestedingsprocedure. Dit was de upstream-theorie.
Ondernemingen en ondernemersverenigingen
Wouters à advocaten zijn ondernemingen (r.o. 48 – 49)
Daarmee is een vereniging van advocaten (NOVA) ook een ondernemersvereniging, tenzij deze een
niet-economische activiteit verricht
Verordende bevoegdheid van de NOVA is zelfregulering van een economische activiteit (r.o. 58 –
64). Zie ook CNG, r.o. 41 – 45)
Advocaten zijn ondernemingen. Ze verrichten economische activiteiten; het verlenen van juridische
diensten. Dat doen ze tegen een vergoeding. Er is onderlinge concurrentie; een cliënt kan uitzoeken
welke advocaat hij of zij wil. Als advocaten ondernemers zijn, is de orde van advocaten een
ondernemersvereniging en daarmee onderworpen aan art. 101 VWEU. Alleen als de specifieke
activiteit waartegen men bezwaar maakt niet economisch is, dan is het vrij van het mededingingsrecht.
De Nederlandse orde van advocaten organiseert onder meer die permanente educatie; je moet punten
halen om advocaat te zijn. Is dit een economische of een niet-economische activiteit? Vedder: dit is een
economische activiteit; het is geen typische overheidstaak en ik zie er weinig solidariteit in. Het is zelfs
een concurrerende markt; ik kan mijn punten halen bij de RUG maar ook bij andere organisaties die
dit aanbieden. Wat dan wat betreft de verordenende activiteit? De Nederlandse orde van advocaten
kan ook tuchtrechtelijke regels opstellen, zodat de advocatuur goed verloopt. De orde van advocaten
heeft deze verordenende taak gekregen op grond van de advocatenwet. Dit klinkt publiekrechtelijk. Is
dat dan ook economisch? Of is het een typisch overheidsprerogatief? Die lijn is niet perfect te trekken.
In Wouters gaat het over het verbod van samenwerking tussen accountants en advocaten. De
Nederlandse orde van advocaten heeft een structurele samenwerking tussen accountants en advocaten
verboden. Een accountant moet onpartijdig zijn en een advocaat partijdig. Deze twee kan je niet samen
in een organisatie hebben. De accountants worden beschermd tegen een partijdigheid die dan zou
kunnen ontstaan.
Het pijnlijkste voorbeeld is; no cure, no pay. Wat is dit? Dat is eigenlijk gewoon een kartelafspraak.
Het is een afspraak waarbij alle ondernemingen in de advocatuur afspreken dat ze nooit zullen
opereren volgens dat betalingsmodel. Dit is uitsluiten van een vorm van prijsconcurrentie. Dat mag
niet. De Nederlandse orde zegt; nee, het is beschermen van de kwaliteit van de advocatuur, want als
wij no cure no pay zouden doen, dan zouden bepaalde zaken heel goedkoop worden (die makkelijk te
winnen zijn). Zaken die moeilijk te winnen zijn, worden onbetaalbaar.
1
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper no1234. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.