P&D1 – H2, Pedagogisch klimaat: pedagogisch
handelen
2.1 Pedagogisch klimaat
Een goed pedagogisch klimaat is de belangrijkste voorwaarde om tot leren te
kunnen komen. Een ‘goed klimaat’ hangt af van persoonlijke visie, normen,
waarden en voorkeuren. In een klas met een goed pedagogisch klimaat voelen
kinderen zich veilig, heerst er een sfeer van openheid, vrijheid en verbondenheid
en worden kinderen begeleid vanuit positief vertrouwen en vanuit een organisatie
waarbij duidelijkheid, doelgerichtheid en autonomie centraal staan. De
hoofdfactoren die van invloed zijn op het pedagogisch klimaat zijn volgens
Marzano:
- De relatie leraar-leerling
- De relatie tussen leerlingen onderling
- De relatie tussen het onderwijsprogramma en wat er in de groep gebeurt
In dit boek wordt verder ingegaan op de volgende factoren die van invloed zijn op
het pedagogisch klimaat (alle onderdelen zijn met elkaar verbonden):
- De rol en houding van de leraar (flexibel, reflectief, sensitief, een positieve
mindset en een goede balans kunnen vinden tussen sturen en loslaten)
- Kennis over de basisbehoeften van kinderen kunnen toepassen in je
klassenmanagement
- De reactie van de leraar bij incidenten (positieve assertiviteit)
- Kennis over en strategieën met betrekking tot de werkcurve, concentratie
en werkhouding
- Kennis over en strategieën met betrekking tot een geode organisatie,
waaronder hoe het zelfstandig werken wordt begeleid
- Kennis over en strategieën met betrekking tot didactiek, differentiatie en
instructie geven
- Kennis en vaardigheden met betrekking tot feedback geven
- Kennis over en strategieën met betrekking tot groepsdynamische
processen
- Kennis over motivatietheorieën en strategieën om kinderen te motiveren
- Kennis over en strategieën met betrekking tot adaptief en passend
onderwijs.
2.1.1 Een goede relatie tussen de leraar en de leerlingen
Als leraar is het je taak een klimaat te scheppen, een omgeving te creëren,
waarin kinderen zich vrij kunnen ontwikkelen. het is belangrijk een goede
positieve sfeer in je klas te hebben, zodat kinderen zich veilig voelen. Pas als
kinderen goed in hun vel zitten, zich prettig voelen, kunnen ze tot leren komen.
Coöperatief leren is een werkwijze waarbij leerlingen gestructureerd
samenwerken bij het maken van een opdracht of het leren van een leerinhoud,
hiervoor moeten ze elkaar vertrouwen en zich veilig voelen. Hierbij zijn de
leerlingen verantwoordelijk voor het eigen leerproces en dat van de groep. De
relatie die de leraar heeft met de leerlingen moet goed zijn, je moet interesse
tonen in hun eigenheid, hun hobby’s, bezigheden buiten school, hun verhalen,
grappen en verdriet. Besteed ook veel aandacht aan relatief onderling, bespreek
met elkaar hoe je om kunt gaan met emoties. Het met elkaar over deze emoties
,hebben en hoe je ermee om kunt gaan, zal leiden tot betrokkenheid en
verbinding, compassie en acceptatie. Een positieve groep vormt zich niet vanzelf.
Kennis van groepsdynamica en groepsprocessen is onmisbaar bij het creëren van
een positief groepsklimaat.
2.1.2 Invloed als leraar
Je hebt als leraar een grote invloed op het leren en de ontwikkeling van kinderen.
jij bent diegene die nieuwe hersenverbindingen mogelijk kan maken. jouw
klassenmanagement, je pedagogisch en didactisch repertoire en je
persoonlijkheid bepalen of kinderen met plezier naar school gaan en met welke
bagage zij de basisschool gaan verlaten. Het zelfvertrouwen en gevoel van
eigenwaarde van kinderen ligt voor een deel in jouw handen. Dat maakt dat je
heel bewust met jouw rol en invloed om moet gaan.
Je eigen rol en houding als leraar is de factor die de meeste invloed heeft op een
goed pedagogisch klimaat, je bent een rolmodel. Je bewust zijn van de invloed
en verantwoordelijkheid die je als leraar op het geheel hebt, is stap één. Je
leerlingen bewust maken van de invloed die zij dragen voor het geheel, is de
tweede stap. Breng het woord ‘samen’ er vroeg in. Jij en je groep zijn samen
verantwoordelijk voor een fijne sfeer, dat jullie op een positieve manier met
elkaar omgaan en dat niemand wordt uitgelachen, gepest of buitengesloten.
Maak dingen vanaf het begin bespreekbaar. De socratische methode is
gebaseerd op het gedachtegoed van de filosoof Socrates (470-399 v. Chr.). het is
een gespreksmethode waarbij je een stelling poneert en d.m.v. kritische vragen
erachter probeert te komen of deze juist is. probeer elke dag tijd te besteden aan
sfeer verhogende activiteiten, geef hier ruimte voor. Geniet met de kinderen,
wees ontspannen en straal rust uit. Als je lesgeeft met vreugde en positieve
energie, dan heeft dit zijn weerslag op de kinderen.
2.1.3 Eigen verantwoordelijkheid van kinderen
Pas als je kinderen eigen verantwoordelijkheid geeft voor hun leerproces en ook
voor het dagelijkse reilen en zeilen in de klas, zul je een andere, meer actieve,
zelfredzame sfeer krijgen. Samenwerking en samenhorigheid vormen hierbij
belangrijke pijlers. Kohn spreekt in dit verband over een ‘werken-met-leerklimaat’
versus een ‘werken-voor-leerklimaat’. De laatste visie is achterhaald en hoort bij
een strikt programmagericht type onderwijs, waarbij straffen en belonen de
machtsmiddelen vormen om kinderen te stimuleren zich naar de voornemens van
de leraar te gaan gedragen. Zowel bij de traditionele vernieuwers (Maria
Montessori) als bij actuele vernieuwers en onderzoekers staat dit hoog in de
vaandel. Denk maar aan het montessorimateriaal waarin de controle van de fout
zelf al verweven zit, waardoor het kind niet afhankelijk is van de leraar voor
inzicht in het wel of niet slagen van de vaardigheid of handeling. Zelfopvoeding,
vrijheid in werkkeuze, werktempo en plaats zijn tekenen in die denkrichting.
Zelfsturing betekent dat de leraar de leerlingen helpt hun eigen leraar te
worden.
2.1.4 Balans
, Bij het managen van een klas ben je voortdurend bezig met het vinden van
balans. Balans tussen sturen en vrijheid geven, ideeën genereren en opperen,
initiatieven tonen en dingen uit de kinderen zelf laten komen, duidelijk optreden
en kinderen het zelf laten oplossen. Bij het creëren van een goed pedagogisch
klimaat is het van belang dat je kunt laveren tussen alle intermenselijke
processen in je klas. Een flexibele en sensitieve houding in daarbij onmisbaar;
het snel kunnen inspelen op situaties die zich op het moment voordoen, snel
schakelen tussen sturende en coöperatieve of ruimte gevende rol.
2.2 Basisbehoeften van het kind
Om een positief klimaat te creëren in je groep, moet je de kinderen in je groep
goed kennen, zodat je tegemoet kunt komen aan hun basisbehoeften. Er zijn drie
basisbehoeften die elk mens heeft, dus ook elk kind;
1. Relatie
2. Competentie
3. Autonomie
Wanneer aan deze ‘grote drie’ voldaan wordt, zullen kinderen in staat zijn hun
eigen leerproces actief vorm te geven. Zodoende kun je ze als voorwaardelijk
voor het vormgeven van het eigen leren beschouwen.
2.2.1 Relatie
Relatie (veiligheid) is de eerste basisbehoefte. Elk kind heeft de behoefte ergens
bij te horen, een eigen plekje te hebben in de groep, geaccepteerd voelen, zich
veilig voelen, het gevoel hebben welkom te zijn. Kinderen die zich veilig voelen,
durven een beroep te doen op de leraar e op andere kinderen. er heerst een
gevoel van onderling vertrouwen en openheid. Kinderen hebben respect en
waardering voor elkaar om wie ze zijn. Kinderen die met plezier naar school gaan
zijn initiatiefrijk, leergierig en hebben een plek in de groep. De relatiebehoefte
bevorder je door:
- Bouw een positieve band op
- Heb aandacht voor een positieve sfeer, je laat zo zien dat je blij bent dat
iedereen er is
- Heb aandacht voor de klas als groep
- Stel normen en waarden gezamenlijk op
- Kom afspraken na
- Laat weten dat je beschikbaar bent (lichaamstaal en verbaal)
- Laat zien dat je naar ze wilt luisteren
- Neem tijd voor interacties met kinderen
- Toon belangstelling voor de achtergrond en interesses van kinderen
- Ga discreet om met vertrouwelijke informatie
- Benoem positieve dingen hardop, complimenteer het gewenste gedrag of
de goede inzet
- Wees betrouwbaar en emotioneel stabiel, toon zelfbeheersing