Inhoudsopgave
Gezondheidsbevordering en zelfmanagement door verpleegkundige.....................................2
1.1....................................................................................................................................... 2
1.2....................................................................................................................................... 3
1.3....................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2......................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 3......................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 5....................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 6....................................................................................................................... 19
Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces...............................................................21
Hoofdstuk 3....................................................................................................................... 21
Hoofdstuk 4....................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 5....................................................................................................................... 28
Hoofdstuk 6....................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 7....................................................................................................................... 34
Hoofdstuk 9....................................................................................................................... 36
Leren en beoordelen van onderzoekspublicaties..................................................................37
Psychiatrie voor verpleegkundigen........................................................................................41
6.3..................................................................................................................................... 41
4.3.2.................................................................................................................................. 44
4.4..................................................................................................................................... 44
4.5..................................................................................................................................... 44
6.6..................................................................................................................................... 45
6.6.10................................................................................................................................ 46
7.3..................................................................................................................................... 48
7.4..................................................................................................................................... 49
7.10................................................................................................................................... 49
8.2.9.................................................................................................................................. 51
8.3..................................................................................................................................... 51
8.4..................................................................................................................................... 51
8.5..................................................................................................................................... 51
8.6..................................................................................................................................... 52
De herstelspecial................................................................................................................... 53
EBP-richtlijn........................................................................................................................... 56
FACT en ACT........................................................................................................................ 57
,Gezondheidsbevordering en zelfmanagement door verpleegkundige
1.1
De WHO (World Health Organization) heeft als hoofddoel op internationaal niveau de
gezondheid te bevorderen en daarmee gezondheidsproblemen terug te dringen. Daarnaast
streeft zij ernaar de gezondheidsverschillen in en tussen landen terug te dringen. De WHO
voert internationaal gezondheidsbeleid dat voortdurend inspeelt op veranderingen in de
gezondheidsproblemen wereldwijd, maar ook op situaties die de gezondheid beïnvloeden.
Gezondheid omvat waarderende, normerende en culturele aspecten die in tijd en plaats
kunnen variëren.
Visies op gezondheid:
Professionele, medische gezondheid: de afwezigheid van ziekte en
lichaamsgebrek.
Monocausale benadering: ziekte ontstaat bij de ontdekking van micro-organismen
als ziekteveroorzakers. Ziekte heeft dan één oorzaak.
Biologische gezondheid: aanpassing van het menselijk lichaam aan externe
omstandigheden. Iemand is gezond als hij ertoe in staat is onder wisselende externe
omstandigheden zijn interne milieu constant te houden.
Psychologische gezondheid: als hij zijn zelf gestelde doelen in het leven kan
behalen en in zijn geestelijke behoeften kan voorzien
Sociale gezondheid: een persoon is gezond als hij zijn sociale rollen in de
maatschappij kan vervullen binnen de geldende waarden en normen
Multicausale, multifactoriële gezondheid: verbindt de biologische, psychologische
en sociale visie
Dynamische visie: de mens is als holistische eenheid gezond wanneer hij in balans
is met zowel zichzelf als zijn externe milieu. Door zijn aanpassingsvermogen is hij in
staat de regie te houden over zijn gezondheid. Het richt zich op de positieve
gezondheid:
- Lichamelijke functies: medische feiten, energie, klachten & pijn
- Mentaal welbevinden: cognitief welbevinden, emotionele toestand & veerkracht
- Spirituele/existentiele dimensie: zingeving, doelen & toekomstperspectief
- Kwaliteit van leven: genieten, geluk beleven, balans & levenslust
- Sociaal- maatschappelijk participeren: sociale contacten & betekenisvol werk
- Dagelijks functioneren: basis ADL, instrumentele ADL & werkvermogen
Gezondheid werd door de WHO gedefinieerd als: ‘a state of complete physical, social and
mental well-being and not merely the absence of disease or infirmity’. Dit wordt de humane
benadering genoemd.
Hemeostase: het constant houden van fysiologische processen en biochemische reacties in
het menselijk lichaam.
Psychische dimensie: de benadering is heel persoonlijk en wordt daarom ook wel de
individuele benadering van gezondheid genoemd.
Gezondheid volgens de WHO:
Geestelijk welbevinden afwezigheid van ziekte of lichaamsgebrek sociaal welbevinden
lichamelijk welbevinden (en andersom). Zie blz. 7
Gezondheid: het vermogen van mensen om zich aan te passen en de eigen regie te voeren
in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
,1.2
De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) is een classificatie
van de gezondheid en gezondheidsgerelateerde domeinen. De ICF geeft weer hoe mensen
omgaan met hun gezondheid en neemt het gezondheidsprobleem van de patiënt of
patiëntengroep als uitgangspunt. Het wordt vanuit een biopscychosociaal model bekeken en
wordt de mens gezien als holistische eenheid. De biopsychosociale factoren staan in relatie
met de fysieke en maatschappelijke omgevingsfactoren. Er wordt gemeten hoe vaak
gezondheidsproblemen voorkomen, meten van gezondheidsuitkomsten en het melden en
analyseren van gezondheidsinterventies voor statische doeleinden. Zie figuur blz. 11.
1.3
Om de gezondheid te beschrijven van een individu of een groep wordt de term
gezondheidstoestand gebruikt. De gezondheidstoestand kan worden beschreven met behulp
van gezondheidsindicatoren: objectiveerbare en meetbare grootheden van gezondheid en
ziekte. Gezondheidsindicatoren geven aan welke gezondheidsproblemen veelvuldig
voorkomen en welke gezondheidsproblemen leiden tot hoge sterfte of veel ziekten. Ook kun
je bepalen of bepaalde ziekten uitzonderingen zijn en welke verschuivingen in ziekte en
sterfte er zijn. Aan de hand van gezondheidsindicatoren kun je gezondheid inzichtelijk
maken.
, Hoofdstuk 2
Gezondheid en gezondheidsproblemen worden beïnvloed door gezondheidsdeterminanten.
Dit zijn groepen factoren die een kader bieden om gezondheidsproblemen te analyseren.
Gezondheidsdeterminanten in Health Concept van Lalonde zijn:
Endogene gezondheidsdeterminanten: intern milieu (human biology)
Gezondheidsdeterminant leefstijl & gedrag (lifestyle)
Exogene gezondheidsdeterminanten: fysieke omgeving (pshysical environment) en
maatschappelijke omgeving (social environment)
Gezondheidsdeterminant medische zorg & preventie (health care organization)
Curatief of preventief voor gezondheid en het voorkomen of verergeren van
gezondheidsproblemen
Elke gezondheidsdeterminant heeft een specifieke invloed op een gezondheidsprobleem.
Gezondheidsdeterminanten vormen ook een leidraad voor het optimaliseren van
gezondheidsproblemen, het inzicht krijgen in gezondheidsrisico’s en het verbeteren van de
(volks)gezondheid. Er wordt uitgegaan van gezondheid en niet van ziekte. Het wordt op
groepsniveau bekeken. Bij een gezondheidsprobleem is er vaak een combinatie van
verschillende gezondheidsdeterminanten.
Endogene, persoonsgebonden gezondheidsdeterminant: fysiologische en psychische
factoren in de mensen hebben invloed op gezondheid (sproproblemen):
Genetische factoren: afwijkingen in de genen, afwijkingen in de chromosomen,
multifactoriële gezondheidsproblemen, aanleg voor gezondheidsproblemen
Verworden eigenschappen: hoge bloeddruk, afwijking in immuunsysteem, hoog
cholesterolgehalte, wisselende glucosespiegel, overgewicht en obesitas, psychische
(on)gezondheid, veroudering
Monogene ziektebeelden: het ontstaan van de ziekte op één gen berust.
Multifactoriële problemen: genetische factoren spelen een rol, maar er is meer aan de
hand
Co-morbiditeit: tegelijkertijd meerdere gezondheidsproblemen
Leefstijl & gedrag omvat allerlei gedragingen die een positieve of negatieve invloed hebben
op de gezondheid en/of een gezondheidsprobleem, zoals gezondheidsvaardigheden,
voedingsgedrag, alcohol- en drugsgebruik, rookgedrag, bewegingsgedrag en seksueel
gedrag.
Gezondheidsvaardigheden: complexe vaardigheden die bepalen of mensen hun ‘weg
kunnen vinden’ in de gezondheidszorg. Het wordt ingezet om informatie te verwerven over
gezondheid.
Exogene gezondheidsdeterminant fysieke omgeving. De invloed van de omgeving op de
gezondheid en op het ontstaan van gezondheidsproblemen: fysische, chemische en
biotische factoren.
Fysische omgevingsfactoren: fijnstof, verkeersgeluid, tabaksrook, randon en
stralingsbronnen.
Chemische omgevingsfactoren: dioxinen en PCB’s (polychloorbifenylen), stand en
luchtvervuiling.
Biotische omgevingsfactoren: levende organismen of resten daarvan. Allergenen en
bacteriën.
Exogene gezondheidsdeterminant maatschappelijke omgeving. De invloed van werk, school,
SES (sociaal economischestatus) en sociale omgeving op de gezondheid.
Een arbodienst omvat 4 disciplines: