Ik had al 2x mijn toets gefaald, totdat ik deze samenvatting rechtstreeks vanuit het boek heb gemaakt en goed uit mijn hoofd heb gestampt. De samenvatting bevat hoofdstuk 1 tm 10, maar het boek gaat tot 16. Succes!!
Ontwikkelingspsychologie van Robert S. Feldman Hoofdstuk 1 t/m 10
1.1 Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar patronen van groei,
verandering en stabiliteit bij mensen, vanaf conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de
jaren tot de volwassenheid, waarin veranderingen elkaar het snelst opvolgen.
Ontwikkelingspsychologen houden zich met uiteenlopende onderwerpen bezig. Ze specialiseren zich
meestal in een thema of leeftijdscategorie.
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in 4 centrale thema´s:
1. Fysieke ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het
lichaam. Zij kijken naar de invloed van het lichaam op ons gedrag. Denk aan de invloed van de
hersenen; het zenuwstelsel; de spieren; de zintuigen; de behoefte aan eten, drinken en
slapen. Een onderzoek richt zich bijvoorbeeld op de effecten van ondervoeding op het
groeitempo van kinderen.
2. Cognitieve ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals
denken; leren; geheugen; probleemsoplossing; intelligentie. Deze ontwikkelingspsychologen
proberen te begrijpen hoe groei en verandering in intellectuele vermogens ons gedrag
beïnvloed. Ze onderzoeken bijvoorbeeld hoe intellectuele vermogens in de loop van de
kindertijd veranderen. Of ze proberen te achterhalen in hoeverre er culturele verschillen
bestaan in hoe leerlingen hun successen en mislukkelingen op school verklaren. Of naar de
manier waarop iemand die in de kindertijd een trauma heeft ervaren dit zich later herinnert.
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling: de manier waarop de interacties van mensen en hun
sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven en om de
manier waarop zij in toenemende mate hun emoties bewust ervaren en greep krijgen op hun
emoties. Een deskundige kijkt bijvoorbeeld naar de effecten van een klasstructuur op het
emotionele welbevinden van schoolgaande kinderen. Ontwikkelen die betrekking heeft op
sociale relaties, interacties met anderen en op het omgaan met emoties.
4. Persoonlijkheidsontwikkeling: er wordt gekeken naar stabiliteit en verandering in de
karaktereigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden. Een deskundige
kijkt naar duurzame gedragingen en karaktereigenschappen die het ene persoon van de
andere onderscheiden.
Leeftijdsgroepen (gaat vaak over westerse gemiddelden):
Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
Peuter- en kleutertijd (van twee jaar tot zes jaar)
Schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
Deze globale leeftijdsgroepen zijn sociale constructies: een idee over de realiteit dat breed
geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment.
Niet alle leeftijdsgroepen hebben een duidelijke grens, bijvoorbeeld die van de babytijd. Sommige
spreken na de leeftijd één of anderhalf van een dreumes.
,De overgang tussen schooltijd en adolescentie is ook niet precies afgebakend, omdat de grens op een
biologische verandering (het begin van het seksuele rijpingsproces) is gebaseerd.
De puberteit begint bij meisjes rond hun 11e of 12e en bij jongens rond hun 13e of 14e. Sommige
beschouwen de adolescentie als de levensfase die ná de puberteit begint en anderen zien de
puberteit als onderdeel van de adolescentie, waarbij de puberteit het begin vormt van de
adolescentie. (Zo kijken zij er in het boek ook naar.)
Een ander voorbeeld van een specifiekere ontwikkelingsperiode is de prepuberteit: periode voor de
puberteit, waarin al (hormonale) veranderingen binnen in het lichaam optreden.
Opkomende volwassenheid: van de late tienerjaren tot midden twintig. Mensen zijn niet langer meer
adolescenten, maar hebben ook niet de verantwoordelijkheden van de volwassenheid volledig op
zich genomen.
Een cohort is een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren. Belangrijke
sociaalhistorische gebeurtenissen, zoals oorlogen en epidemieën, hebben mogelijk een bepaalde
gemeenschappelijke invloed op leden van een cohort. (Denk bijvoorbeeld aan de babyboomers na
1940 of aan ‘Generatie Y’, die zich geen leven kunnen voorstellen zonder computer.)
Naast het cohort waartoe iemand behoort, zijn er nog vele andere factoren die ook invloed hebben
op de ontwikkeling. We maken hier onderscheid van normatieve en niet-normatieve gebeurtenissen.
Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich binnen de meeste individuen binnen een groep
op dezelfde manier voltrekken (kan historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn).
Niet normatieve gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een
bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen.
Invloeden van cohorten op de ontwikkeling (cohorteffecten) zijn voorbeelden van historisch bepaalde
invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek
historisch moment.
Leeftijdsgebonden invloeden zijn biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor
mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
Sociaal-culturele invloeden; etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur.
Het woord ‘’ras’’ geeft vaak problemen.
1.2 Er is veel veranderd in de manier waarop we naar kinderen kijken. Heel vroeger werden
kinderen gezien als miniatuurvolwassenen (argument gebaseerd op kunstwerken uit de
middeleeuwen). De kindertijd betekende vroeger iets heel anders dan nu. De kindertijd werd
waarschijnlijk niet als een ander stadium beschouwd dan de volwassenheid.
Een van de eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden bestudeerd, waren baby
biografieën (1700). De groei van een kind werd gevolgd en de fysieke en taalkundige mijlpalen
werden vastgelegd.
Charles Darwin publiceerde in 1859 de evolutietheorie; de observatie van kinderen kreeg een meer
systematisch karakter. Darwin was ervan overtuigd dat het begrip van de ontwikkeling van individuen
binnen een soort kon helpen om te achterhalen hoe de soort zelf was ontwikkeld. Hij gaf de baby
biografieën een wetenschappelijke status door er zelf een te schrijven over de ontwikkelingen in het
eerste levensjaar van zijn zoon.
, Door de industrialisatie eind 18e eeuw werd het arbeidsproces hervormd. Dit veranderde ook de kijk
op kinderen als goedkope arbeidskrachten. wetten die kinderen tegen uitbuiting beschermden.
Onderwijs meer algemeen toegankelijk, waardoor kinderen overdag vaker gescheiden werden van
volwassenen. Door nieuwe psychologische inzichten raakten mensen zich bewust van de invloed die
hun kindertijd had op hun volwassen leven.
Continue verandering: geleidelijk kwantitatieve (hoeveelheid) ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Veranderingen in lengte zijn bijvoorbeeld
continu; kinderen worden steeds een beetje langer.
Discontinue verandering: vindt plaats in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert gedrag op dat
kwalitatief (qua inhoud en hoedanigheid) anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Kritieke periode: een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste - en zelfs onomkeerbare - gevolgen heeft.
Kritieke perioden komen voor wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten omgevingsstimuli
noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling, of wanneer blootstelling aan bepaalde stimuli
abnormale ontwikkeling tot gevolg heeft.
Stimuli: prikkels, oftewel verandering in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een
organisme reageert.
Gevoelige perioden: organismen zijn extra gevoelig voor bepaalde soorten stimuli in hun omgeving.
Een gevoelige periode is de optimale periode voor bepaalde vermogens om zich te ontwikkelen, een
periode waarin mensen bijzonder gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden. En je kunt sterk
toegankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderlijk is.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen latere ervaringen kunnen gebruiken om eerdere achterstanden in te
halen.
Verschil kritieke en gevoelige perioden
Bij kritieke perioden wordt aangenomen dat het permanente en onomkeerbare gevolgen heeft
wanneer een zich ontwikkelend individu bepaalde invloeden mis. Terwijl bij gevoelige perioden het
ontbreken van bepaalde omgevingsinvloeden de ontwikkeling kan verstoren, maar latere ervaringen
deze tekorten weer kunnen opheffen. Het concept gevoelige periode onderkent de plasticiteit van
mensen in ontwikkeling.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper emmaslager88. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,93. Je zit daarna nergens aan vast.