Leerdoelen kennistoets 1
Anatomie:
Je bent in staat om de karakteristieken van de drie hoofdsoorten spieren te
onderscheiden
1. Skeletspieren (gestreepte spieren) = willekeurige spieren:
Functie: Skeletspieren zorgen voor de beweging van het skelet en
dus van het lichaam. Ze zijn verantwoordelijk voor bewuste,
vrijwillige bewegingen zoals lopen, schrijven en tillen.
Structuur: Deze spieren hebben een gestreept uiterlijk door de
afwisselende banden van actine en myosine in de spiervezels.
Aanpassingsvermogen: Skeletspieren kunnen snel kracht leveren,
maar raken ook snel vermoeid.
Besturing: Worden aangestuurd door het sensomotorische
zenuwstelsel.
Locatie: Verbonden met botten via pezen.
Opbouw: Skeletspieren bestaan uit lange, cilindervormige vezels
die meerdere celkernen bevatten (multinucleair). Elke spiervezel
bevat myofibrillen, die op hun beurt bestaan uit eiwitten zoals actine
(dunne filamenten) en myosine (dikke filamenten). Deze eiwitten
schuiven over elkaar tijdens een spiercontractie. De spieren worden
omgeven door bindweefsel (fascia) dat de spier in bundels
organiseert en aan het skelet verbindt via pezen.
Contractiemechanisme: Skeletspieren gebruiken het "sliding
filament"-mechanisme voor contractie. Wanneer een zenuwsignaal
een spier bereikt, wordt calcium vrijgegeven in de spiervezels,
waardoor actine- en myosinefilamenten in elkaar schuiven en de
spier korter wordt. Energie voor deze beweging wordt geleverd door
ATP (adenosinetrifosfaat), een energierijke molecule.
Aanpassingen door training: Skeletspieren kunnen zich
aanpassen aan fysieke belasting. Sterk gebruik van spieren (zoals
krachttraining) leidt tot hypertrofie (toename van de spiermassa).
Omgekeerd kan een gebrek aan gebruik leiden tot atrofie
(spierafbraak).
,2. Hartspier (myocard):
Functie: De hartspier is verantwoordelijk voor de pompwerking van
het hart en zorgt ervoor dat bloed door het lichaam circuleert.
Structuur: Heeft ook een gestreept uiterlijk zoals skeletspieren,
maar de spiervezels zijn vertakt en met elkaar verbonden via
intercalaire schijven (zorgen voor een gecoördineerde
samentrekking).
Aanpassingsvermogen: Deze spier kan continu blijven werken
zonder vermoeid te raken, en werkt autonoom zonder bewuste
controle.
Besturing: Wordt gereguleerd door het autonome zenuwstelsel en
hormonen zoals adrenaline.
Locatie: Alleen in het hart.
Opbouw: De hartspier is gestreept zoals skeletspieren, maar de
vezels zijn vertakt en bevatten slechts één of twee celkernen per cel.
Hartspiercellen zijn verbonden via speciale verbindingen, de
intercalaire schijven, die snelle geleiding van elektrische impulsen
mogelijk maken, wat zorgt voor gecoördineerde samentrekking.
Contractiemechanisme: De hartspier gebruikt een soortgelijk
mechanisme als skeletspieren (actine en myosine), maar met een
belangrijk verschil: de contracties van de hartspier zijn autonoom
(onbewust) en worden gereguleerd door de sinoatriale knoop
(natuurlijke pacemaker) die elektrische impulsen genereert. Deze
impulsen verspreiden zich via de intercalaire schijven, waardoor alle
hartspiercellen synchroon samentrekken.
Uithoudingsvermogen: De hartspier heeft een uitzonderlijk
uithoudingsvermogen, omdat hij continu moet werken zonder
vermoeid te raken. Hij heeft een constant aanbod van zuurstofrijk
bloed en beschikt over veel mitochondriën, die helpen bij het
produceren van voldoende ATP.
Regulatie: De contractiekracht en snelheid van de hartspier worden
beïnvloed door zowel het autonome zenuwstelsel (sympathisch
en parasympathisch) als door hormonen zoals adrenaline, die de
hartslag kunnen versnellen tijdens stress of inspanning.
,3. Gladde spieren (viscerale spieren) = onwillekeurige spieren:
Functie: Gladde spieren zorgen voor onbewuste bewegingen en
reguleren processen zoals spijsvertering, bloedvatvernauwing, en
ademhaling.
Structuur: Ze hebben geen gestreept uiterlijk zoals de skelet- en
hartspier. De spiervezels zijn spoelvormig en kleiner dan
skeletspiervezels.
Aanpassingsvermogen: Werken langzamer dan skeletspieren,
maar kunnen langdurig actief blijven zonder vermoeid te raken.
Besturing: Worden ook aangestuurd door het autonome
zenuwstelsel, waardoor ze niet bewust te controleren zijn.
Locatie: In de wanden van organen zoals de darmen, bloedvaten,
luchtwegen, en de baarmoeder.
Opbouw: Gladde spieren bestaan uit spoelvormige cellen die
geen strepen vertonen zoals skelet- of hartspiercellen. Ze hebben
een enkele kern en zijn kleiner en minder georganiseerd dan
skeletspiercellen. Deze spieren bevatten ook actine- en
myosinefilamenten, maar deze zijn niet op dezelfde manier
gerangschikt, wat de afwezigheid van strepen verklaart.
Contractiemechanisme: Gladde spieren trekken langzamer samen
dan skeletspieren, maar kunnen langdurig actief blijven zonder snel
te vermoeien. De contracties worden vaak veroorzaakt door een
autonome stimulus, zoals signalen van het zenuwstelsel of
hormonen, maar ze kunnen ook spontaan optreden. De contracties
verlopen op een meer gecontroleerde manier en kunnen uren of
zelfs dagen aanhouden, zoals bij bloedvaten die vernauwen of bij de
beweging van voedsel door het spijsverteringskanaal.
Functie in organen: Gladde spieren spelen een cruciale rol bij het
reguleren van interne processen. In de wanden van bloedvaten
zorgen ze bijvoorbeeld voor de regulatie van de bloeddruk door te
vernauwen of te verwijden (vasoconstrictie en vasodilatatie). In het
spijsverteringsstelsel veroorzaken ze peristaltiek, de golfachtige
beweging die voedsel door het maag-darmkanaal voortbeweegt.
Hormonen en regulatie: Gladde spieren worden niet alleen
gereguleerd door het autonome zenuwstelsel, maar ook door
hormonen zoals oxytocine, dat
bijvoorbeeld baarmoedercontracties
, tijdens de bevalling stimuleert, of angiotensine, dat helpt bij het
reguleren van de bloeddruk.
Voorbeelden: Spieren in de wanden van bloedvaten, darmen,
blaas, en luchtwegen.
De opbouw van een spier is: in het midden het
spierweefsel en aan beide buiteneinde een pees
Spier-aanhechting
- De orgio
De aanhechting aan het bot dat nauwelijks
beweegt, dichtbij de romp
- De insertie
De distale pees naar aanhechting waar de
beweging plaatsvindt
Sommige spieren eindigen in een breed peesblad van
vezelig bindweefsel, genaamd: Aponeurosis
Bij sommige spieren is de spierbuik in bijna direct contact met het bot
Dit wordt genoemd ‘directe’ of vlezige aanhechting
Bijna alle spieren hechten aan bot maar sommigen zijn ook aangehecht
aan gewrichtskapsel of lichaamsfascie