1.1 Introductie
1. De termen anatomie, fysiologie en functionele anatomie uit kan
leggen
Om de bouw te kunnen bestuderen en beschrijven werd en wordt het
lichaam opengesneden en ontleed. Deze activiteit wordt aangeduid met
de term anatomie (ontleedkunde). De anatomie houdt zich bezig met de
bouw van het menselijk lichaam.
De wetenschap van het functioneren van een levend organisme wordt
aangeduid met de term fysiologie. Voorbeelden van fysiologische
gegevens zijn: bloeddruk, zuurstofverbruik, samenstelling van de urine,
ademfrequentie, spierkracht en hersenactiviteit.
Bouw en functie zijn dynamische variabelen, die elkaar beïnvloeden en
zeer nauw samenhangen. Je kunt beide grootheden wel van elkaar
onderscheiden, maar nooit van elkaar scheiden. Dat is de reden dat
anatomie en fysiologie vaak als een vakgebied worden gezien. De
combinatie van beide wordt aangeduid met het begrip functionele
anatomie. Functionele anatomie behandelt de bouw van het menselijk
lichaam in directe relatie met de lichaamsfuncties.
2. De anatomische houding kan beschrijven
De anatomische houding is een bepaalde gedefinieerde houding van
het lichaam.
In deze houding:
- Staat de persoon rechtop;
- Houdt de persoon het hoofd rechtop;
- Houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam;
- Zijn de handpalmen naar voren gekeerd;
- Zijn de voeten iets gespreid.
3. De medische terminologie van de lichaamsvlakken, doorsneden,
plaats- en richting aanduidingen kan toepassen (bij eenvoudige
voorbeelden)
Er worden drie typen lichaamsvlakken onderscheden:
Frontaal vlak:
Loopt evenwijdig aan de lichaamsas (lengteas) en verdeelt het lichaam of
delen daarvan in voor en achter. Frontale vlakken ontstaan door een
frontale doorsnede.
Transversaal vlak:
,Loopt evenwijdig aan het vloeroppervlak, staat loodrecht op de lichaamsas
en verdeelt het lichaam of delen daarvan om boven en onder.
Transversale vlakken ontstaan door een transversale doorsnede
(dwarsdoorsnede) door het lichaam.
Sagittaal vlak:
Staat loodrecht op een frontaal vlak en verdeelt het lichaam of delen
daarvan in links en rechts. Sagittale vlakken ontstaan door een sagittale
doorsnede door het lichaam. De sagittale doorsnede door neus en navel
deelt het lichaam precies in tweeën. Dit medio sagittale vlak wordt
daarom vaak het mediaanvlak genoemd.
Plaatsaanduidingen
Bij grotere structuren of over grotere afstand
Ventraal – aan de buikzijde
Dorsaal aan de rugzijde
Bij kleinere structuren of over kleinere afstand
Anterior- aan de voorkant, voor
Posterior- aan de achterkant, achter
Bij uitgestrekte stelsels als het zenuwstelsel of het circulatiestelsel
Centraal – in het midden
Perifeer – aan de uiteinden
Bij de wervelkolom of het centrale zenuwstelsel, meestal over grotere
afstanden
Craniaal – aan de kant van de schedel
Caudaal – aan de kant van de stuit
,Bij kleinere structuren of over kleinere afstand
Superior – hoger, boven
Inferior – lager, beneden
Algemeen
Lateraal – aan de zijkant
Mediaal – naar het midden toe
Bij (delen van) ledematen
Proximaal – aan de kant van de romp
Distaal – ver van de romp
Sinister links
Dexter rechts
Bij de ligging in de diepte, vooral bij bloedvaten en zenuwen
Internus – inwendig
Externus – uitwendig
Richting aanduidingen
Richting aanduiding gebruik
Flexie – buiging Bij bewegingen van het
Extensie- strekking ellebooggewricht, de vingers, de
knieën en de tenen.
, Anteflexie- buiging naar voren Bij bewegingen van de hele arm, het
Retroflexie – buiging naar hele been, de romp en het hoofd.
achteren
Lateroflexie – buiging naar opzij
Dorsale flexie- buiging naar de Bij bewegingen van de hand en/of
handrug/voetwreef voet.
Palmaire flexie- buiging naar de
handpalm
Plantaire flexie – buiging naar de
voetzool
Supinatie- buitenwaartse Bij bewegingen van de hand en de
draaiing van horizontaal voet
gehouden hand/voet waardoor
de handpalm/voetrand naar
boven draait
Pronatie- tegengesteld van
supinatie
Abductie – beweging van de Bij bewegingen van de ledematen.
middellijn af
Adductie- beweging naar de
middellijn toe
Exorotatie – buitenwaartse Bij bewegingen van de ledematen.
draaiing rond een lengteas.
Endorotatie- binnenwaartse
draaiing rond een lengteas.
Opponeren – plaatsing van de Bij bewegingen van de duim.
duim tegenover de andere
vingers van dezelfde hand.
Reponeren- tegenovergestelde
van opponeren
4. De betekenis van flexie, extensie, exo- en endorotatie kan uitleggen
Flexie is buiging van gewrichten.
Extensie is het strekken van gewrichten.
Dit vindt beide plaats in het ellebooggewricht, de knieën, de vingers en de
tenen.
Endorotatie is de binnenwaartse draaiing.
Exorotatie is de buitenwaartse draaiing.
5. De regio’s van het lichaam kan benoemen.
Caput = hoofd
Collum = hals/nek
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nathalieharders. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,42. Je zit daarna nergens aan vast.