Recht en gedrag
Leerdoelen
Week 1
1. In algemene zin uitleggen wat een empirische benadering van het recht is
en hoe deze verschilt van een positiefrechtelijke en rechtsfilosofische
benadering.
Positiefrechtelijk onderzoek
Je gaat kijken in geldende bronnen van het recht welke bepalingen er relevant zijn
voor de voorgestelde sanctie voor appende fietsers, wie er bevoegd is om nieuwe
regels uit te vaardigen, en op welke manier de nieuwe regels geïnterpreteerd dienen
te worden. Bij een dergelijk onderzoek zal je dus waarschijnlijk kijken in geldende
regels en de relevante jurisprudentie.
Filosofisch onderzoek
Bij een dergelijk onderzoek ga je het sanctievoorstel beoordelen aan de hand van
rechtsfilosofische ideeën, zoals bijvoorbeeld hoe het belang van persoonlijke vrijheid
afweegt tegen het beschermen van publieke veiligheid. Bij dergelijk onderzoek kijk je
naar wat filosofische denkers eerder schreven over vergelijkbare dilemma’s en
analyseer je hoe verschillende normatieve standpunten wel en niet op het
voorgestelde plan passen.
Empirisch onderzoek
In dit geval ga je in de werkelijkheid observeren hoe strengere straffen van invloed
zijn op de mate waarin fietsers appen – of, probeer je daar inzicht in te krijgen door
mensen bijvoorbeeld vragen te stellen over hun eigen gedrag, of door hun gedrag te
bestuderen in een experiment. In zulk onderzoek wordt gebruik gemaakt van
onderzoeksmethoden afkomstig uit de sociale wetenschap. In empirisch
rechtswetenschappelijk onderzoek probeer je maatschappelijke vragen dus te
beantwoorden aan de hand van empirisch onderzoek, waarin observatie van
waarneembare uitkomsten centraal staat.
2. Uitleggen in hoeverre mensen adequate kennis hebben van het recht.
Most rules have a reason for existing: they are intended to keep us safe from harm.
When there is sufficient consensus and political support, we end up with new legal
rules to address the risks our societies, markets, and environments face. Certainly,
laws are necessary. Without effective legal rules, our property wouldn’t be protected
from theft. Legal codes is what makes contemporary society possible. And of course
for the law to work well, the law itself must be just. But when legal code does intend
to make our lives better, it only works if people comply with these rules, if the code
actually changes behavior.
Our legal code clearly does not always work. At worst, it fails to change harmful
behavior and does not provide us the protections that we were promised. When that
happens, all we have is a massive system of written rules that does little to keep our
lives, societies, markets, and environments safe.
We must come to see the way people respond to such rules. This lets u see a very
different code, a code of behavioral mechanisms: the behavioral code.
The simple fact that a new legal rule was adopted changed behavior tremendously.
From a behavioral perspective, this means two things. First, people learned what the
new rules were and what behavior they required. All too often this is not the case.
Much of the legal code remains unknown and therefore largely ineffective. Second,
simply by changing the rule, people started to change their behavior. They did so
1
, even though there was no clear enforcement effort yet, and thus they responded to
the mere fact that is was the law.
To improve our laws and make them more effective, we need to understand the
behavioral code. Here social science is the key.
Uit onderzoek blijkt ook dat mensen uit Engeland en Wales weinig kennis hebben over
het recht. 59% van de respondenten hebben de vragen goed beantwoord. Over huur-
en arbeidsrecht is het meest bekend onder de respondenten. Over consumentenrecht
hebben de respondenten zeer slechte kennis.
3. Uitleggen wat de empirische kennis over kennis van het recht betekent voor
de aanname in het recht dat mensen de wet kennen.
Basisaanname: mensen hebben kennis van het recht.
Werkelijkheid: mensen hebben weinig kennis van het recht. Dit is te zien in de
empirische tekst van deze week (Pleasence). Mensen hebben de minste kennis over
consumentenrecht (0% van de respondenten had alle vragen goed). Daarna komt het
arbeidsrecht (12% van de respondenten had alle vragen goed) en het beste was
huurrecht (13% van de respondenten had alle vragen goed).
4. In algemene zin uitleggen welke methoden van empirisch juridisch
onderzoek er bestaan.
Deductieve en inductieve aanpak
Een empirisch onderzoeker bouwt vaak voort op bestaande inzichten en probeert daar
nieuwe bevindingen aan toe te voegen. Dat kan op grofweg twee manieren: via een
deductieve of een inductieve aanpak. Bij de deductieve aanpak vertrekt de
onderzoeker vanuit een of meer bestaande theorieën. Vanuit die theorieën worden
verwachtingen geformuleerd (hypotheses), die vervolgens aan de hand van
sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden worden getoetst aan de werkelijkheid.
Deductief empirisch onderzoek heeft vooral tot doel om bestaande theorieën te
toetsen.
Op terreinen waar nog niet veel onderzoek heeft plaatsgevonden en nog weinig
theorievorming is, kan een omgekeerde aanpak zinvol zijn. De onderzoeker gaat dan
eerst waarnemingen doen in de praktijk, en vervolgens uit die waarnemingen
patronen proberen te destilleren en een nieuwe theorie te formuleren. Dit wordt een
inductieve aanpak genoemd.
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Bij empirisch rechtswetenschappelijk onderzoek hoort het gebruik van empirische
onderzoeksmethoden. Empirische onderzoeksmethoden kunnen kwalitatief of
kwantitatief van aard zijn. Bij kwantitatief onderzoek verzamelen onderzoekers
over het onderzoeksonderwerp getalsmatige patronen en cijfers die zich lenen voor
statistische analyse. We kunnen bij kwantitatieve onderzoeksmethoden denken aan
enquêtes, experimenten, en analyses van overheidsdata. Vaak gaat het hier om
grotere datasets die observaties van een groot aantal personen of casus bevatten.
Kwantitatief onderzoek is uitermate geschikt voor deductief onderzoek en het testen
van hypothesen die zijn geformuleerd op basis van bestaande theorie. Kwantitatief
onderzoek maakt gebruik van statistische methoden om de relatie tussen gemeten
waarnemingen (die worden geformuleerd als zogenaamde “variabelen”) te
doorgronden en toevalligheden uit te sluiten.
Bij kwalitatieve onderzoek probeert de onderzoeker de empirische realiteit zo goed
mogelijk te begrijpen door een nauw contact met die werkelijkheid te leggen. De
onderzoeker probeert het fenomeen, het gedrag of het perspectief van de
betrokkenen in alle rijkheid te illustreren, op een manier die zich het beste vertaalt in
geschreven taal. Kwalitatief onderzoek is uitermate geschikt voor inductief
en beschrijvend onderzoek dat probeert vanuit de complexiteit van de werkelijkheid
patronen te beschrijven en een theorie te formuleren.
2
, Type Omschrijving
Kwalitatief
Participerende observatie Bestudering door observatie van processen in de
werkelijkheid tijdens participatie in die processen.
Interviews Data verzameld door het (persoonlijk) stellen van
vragen aan respondenten/informanten.
Kwantitatief
Enquêtes Data verzameld door middel van vragenlijsten
ingevuld door respondenten.
Analyse van overheidsdata Analyse van data verzameld door de overheid.
Laboratoriumexperimenten Testen van het effect van een of meer
interventie(s)/variabele(n) in een gecontroleerde (zij
het meestal kunstmatige) onderzoeksomgeving,
door die interventie daar uit te voeren, en het effect
ervan te vergelijken met een (vergelijkbare)
controlegroep voor wie deze interventie niet heeft
plaatsgevonden.
Veldexperimenten Testen van het effect van een (of meer)
interventie(s)/variabele(n) in de dagelijkse praktijk,
door die interventie daar in werkelijkheid uit te
voeren, en het effect ervan te vergelijken met een
(vergelijkbare) controlegroep voor wie deze
interventie niet heeft plaatsgevonden.
Quasi (natuurlijke Vergelijken van data tussen twee (of meer) in
experimenten) werkelijkheid voorkomende situaties die van elkaar
verschillen op één (of een beperkt aantal)
kenmerk(en)/variabele(n) (maar waarbij niet voor
alle verschillen tussen deze situaties gecontroleerd
kan worden).
5. Uitleggen wat validiteit is en de sterke en zwakke punten met betrekking
tot validiteit benoemen in een enquête over kennis van het recht.
De validiteit van empirisch onderzoek duidt op de mate waarin de studie
daadwerkelijk onderzoekt wat het poogt te onderzoeken. Anders gezegd, en meer
kwantitatief geformuleerd, meet de studie eigenlijk wel wat het probeert te meten? Of
breder geformuleerd, geeft het onderzoek wel een waarheidsgetrouw beeld van de
werkelijkheid?
Sterke punten enquête
Kan een zeer groot aantal respondenten bereiken in precies de relevante
doelgroepen. Biedt inzicht in
de perspectieven en ervaringen van deze respondenten. Kan een redelijk groot aantal
variabelen (te onderzoeken verschijnselen) meenemen. Is geschikt om het subjectieve
perspectief van de respondent in kaart te brengen als dat het doel van het onderzoek
is. Geschikt voor statistische analyses en conclusies. Kan een redelijk eenvoudig beeld
geven dat bruikbaar is voor bijvoorbeeld beleidsmakers.
Zwakke punten enquête
Kan net als interviews leiden tot sociaalwenselijke antwoorden. Respondenten hebben
niet altijd de kennis/capaciteit om de vragen te beantwoorden. Kan leiden tot
oppervlakkige antwoorden of foutieve antwoorden doordat respondenten te snel en
oppervlakkig lezen, onzorgvuldig antwoorden of de vragen niet begrijpen. De mensen
die deelnemen aan een enquête kunnen afwijken van de totale groep waaruit de
steekproef wordt getrokken en waarover de enquête iets wil zeggen. Bijvoorbeeld
kunnen ondervertegenwoordigd zijn: respondenten die niet goed kunnen lezen, niet
digitaal vaardig zijn of geen vertrouwen hebben in overheidsinstanties. Minder
3