Titel tentamen: mondeling (deeltoets 5)
Naam vak: BWG2 (periode 3)
Datum tentamen: 31 januari 2020
Naam docent: Caroline van Dullemen
Aantal woorden: 1240
Methodologische verantwoording deeltoets 5: voorbereiding mondeling
Stellingen:
Stelling 1: Om een goed kwalitatief interview af te kunnen leggen, moet er gebruik worden gemaakt
van verschillende interviewstrategieën en gesprekstechnieken.
Het uitvoeren van zulke strategieën en technieken moeten dan wel in combinatie worden toegepast,
dan zijn ze het effectiefst. Dit geeft de doorslag tussen een goed (of niet-zo-goed) interview of een
geweldig interview, aldus Hermanowicz. In beide gevallen worden er vragen gesteld aan een
respondent (Hermanowicz, 2002). Fundamenteel verschillen ze echter op één eigenschap: de
diepgang van de details die gegeven zijn door de respondent tijdens het interview.
Hier werd van tevoren ook rekening mee gehouden bij het opstellen van mijn topic list.
Volgens Hermanowicz is een geweldig interview strategisch gestructureerd. Een vuistregel is dat een
bepaalde vraag (binnen een bepaald onderwerp) normaal gesproken op de volgende vraag
anticipeert, zodat de conversatie doorloopt (Hermanowicz, 2002). Ik anticipeerde op de mogelijke
antwoorden en nam daarna vervolgvragen op in mijn topic list. Enkele interviewstrategieën die
hierbij goed voor mij werkte waren: goed luisteren, structureren van vragen, topic list in topics
indelen, oefenen tijdens de werkgroep, probing, samenvatten/concluderen en om bevestiging vragen
(Hermanowicz, 2002).
Verassend genoeg leidde stilte tot het verzamelen van meer data (Hermanowicz, 2002),
terwijl dit voor mij juist ongemakkelijk leek. Verder duurde het interview redelijk lang (1,5 uur). Ik
had verwacht dat de tijd heel langzaam voorbij zou gaan, echter heb ik hierdoor wel op vele vragen
een antwoord gekregen. Het gebruiken van verschillende gesprekstechnieken heeft hier zeker aan
bijgedragen.
Stelling 2: De meest geschikte observatielocatie(s) zullen niet altijd beschikbaar zijn.
Ik heb ervoor gekozen om niet compleet participerend te observeren, maar in plaats daarvan alleen
als toeschouwer te observeren. Op deze manier zou de privacy van patiënten in wachtkamers niet in
het geding zijn. Tijdens het observeren heb ik gebruik gemaakt van een observatieschema, dat is
samengesteld n.a.v. Spradley. In dit schema werd er per activiteit gelet op: 1) Wie, wat, waar en
waarom?; 2) Wat voor informatie verzamel ik hiervan?; en 3) Hoe is dit betrouwbaar/valide voor mijn
onderzoek?
Volgens Spradley worden sociale situaties tijdens het observeren geïdentificeerd door 3
primaire elementen: plekken, actoren en activiteiten (Spradley, 1980). Hij hanteert hieraan de
volgende criteria voor een etnografische observatie: 1) Eenvoud door één sociale situatie te kiezen,
1