Hoorcollege 7
Ongelijkheid
- Ongelijkheid is meer dan alleen verschil in (economisch) bezit → ook macht, kennis
etc
- Sociale ongelijkheid = verschillen in controle en het genot van begeerde goederen,
diensten, rechten, gevoelens en ervaringen → verschillende vormen van sociale
stratificatie (ladder)
Het ongelijkheidsvraagstuk: wie krijgt/heeft wat en waarom?
- Wie: welke groepen onderscheiden we? (beschrijvend)
- Wat: hoeveel, van welke hulpbronnen? (beschrijvend)
- Waarom: waarom is deze hulpbron zo tussen deze groepen verdeeld? (verklarend)
Wat: hoeveel, van welke hulpbronnen? (beschrijvend)
Marx en Engels (conflictsociologie)
- Economische hulpbronnen
- Klassen: bezitters vs arbeiders
- Bezit of geld betekent dat je macht heb
- Sociale verschillen hebben economische basis → eendimensionaal: enige dimensie
die relevant is, is bezit
Max Weber (multidimensionale benadering)
- 3 principes van stratificatie:
1. Klasse: economische status, monetaire hulpbronnen (inkomen, eigendom)
2. Stand: aanzien met bv gedeelde levensstijl (acteurs/kunstenaars)
3. Partij: georganiseerde groep (met als doel macht) → willen invloed uitoefenen
op wet- en regelgeving (bv vakbonden, politieke partijen)
, Pierre Bourdieu (meerdimensionaal)
- 3 soorten kapitaal:
1. Economisch: geld, bezittingen, inkomen, monetaire hulpbronnen
2. Sociaal: connecties, netwerk, sociale verbindingen, eigenschap bam de
relaties niet individuen
3. Cultureel: kennis, vaardigheden, voorkeuren die gebruikt kunnen worden om
beloningen te ontvangen van institutionele poortwachters voor
sociale/culturele uitsluiting
- Verschil in cultureel kapitaal:
1. Embodied: belichaamd, onderdeel van zelf (manier van spreken,
lichaamshouding, handelingen), habitus (=bepaalde kijk op de wereld)
2. Objectified: materieel, culturele goederen (auto, muziekvoorkeur, grootte van
huis) → sommige dingen beter te verkrijgen (denk aan symbool klassieke
muziek of muziek van Frans Bauer)
3. Institutionalized: kwalificaties, diploma’s (staan symbool en wordt herkend
door poortwachters)
- De dominante klasse vormt monopolie
Beloning van cultureel kapitaal in het onderwijs (Bourdieu)
- Cultuur onderwijs reflecteert cultuur dominante klasse (monopolie)
- Kinderen uit hogere klasse ervaren ‘match’ met andere kinderen → draagt bij aan
slimheid
- Culturele klasse wordt beloont want het wordt verward met bekwaamheid → abn
wordt gezien als slimmer, ook al wordt hetzelfde gezegd (aangeleerd gedrag)
- Onderwijs trekt kinderen uit hoger milieu voor
Cultureel kapitaal op de arbeidsmarkt:
- Accent zorgt ervoor dat sommigen niet worden aangenomen
- Een ‘mismatch' ook → doet zich niet aan zichzelf denken, dus niet aannemen
Cultureel kapitaal:
- Geworteld in opvoeding??
- Kan ook aangeleerd worden door omgeving (bv uni) → rol aannemen, maar er echt
bij horen??
Mensen onderscheiden zich door cultureel kapitaal:
- Indicator: status/klasse
- Cultureel kapitaal is hiërarchisch (sociale afkomst) → de hogere klasse bepaalt
‘goede’ smaak → in- en uitsluiting door de onderscheiding van smaak
- Veblen: 'conspicuous consumption’ → dure dingen kopen om te laten zien dat je
rijk bent (bewust)
- Verschillen in muziekvoorkeuren naar opleidingsniveau: opera (universiteit) of André
Hazes (lager opgeleiden)
- Vanaf het einde van de basisschool onderscheiden kinderen klassen (onderzoek) →
empirisch bewezen