B2, gnk, PR LO hals en lymfeklieren
Eigenschappen van zwelling die beoordeeld moeten worden:
-lokalisatie
-grootte
-consistentie
-oppervlak
-relatie met huid en omliggend weefsel
-ontstekingsverschijnselen: Tumor (zwelling), rubor (roodheid), calor (warm), dolor (pijn).
Goedaardig: oppervlakkig in de hals, <1 cm, lokalisatie hoog in hals/kaakhoek, consistentie:
week/elastisch, relatie met huid en omliggend weefsel mobiel los van de onderlaag,
oppervlak glad, lokalisatie occipitaal, lokalisatie submentaal
Kwaadaardig: lokalisatie achter m.sternocleidomastoideus, lokalisatie oksel, consistentie:
vast/hard, lokalisatie supra of infraclaviculair, lokalisatie: laag/dieper in de hals, relatie met
huid en omliggend weefsel vast aan de omgeving, oppervlak onregelmatig/hobbelig, > 1 cm
*lymfeklier > 1 cm, die niet maligne aanvoelt, maar niet binnen 4 weken kleiner wordt is
verdacht.
DD’s bij zwelling hoofd-/halsgebied: atheroomcyste, lipoom, fibroom, speekselkliersteen,
(dentogeen) abces, struma, lymfadenitis colli, mediale en laterale halscysten (kinderen).
Lymfeklieren zijn in principe niet palbeerbaar, wanneer ze wel palpabel zijn, dan zijn deze
vergroot. -> kan verschillende oorzaken hebben:
-lokaal infectieus proces in verzorgingsgebied lymfeklier
-ontsteking lymfeklier zelf
-algemene infectieziekten met gegeneraliseerde lymfeklierzwelling
-metastase van maligniteit
-kwaadaardig worden van lymfeklier zelf
Ziektebeelden:
-lymfadenitis colli: ontsteking van lymfeklier zelf
-mammacarcinoom: metastase van maligniteit
-otitis media acuta/erysipelas: lokaal infectieus proces
-HIV/tuberculose: algemene infectieziekte
-Hodgkin lymfoom: maligniteit van de lymfeklier zelf
-Mononucleosis infectiosa: ziekte van Pfeiffer/EBV (hierbij kunnen lever en milt
vergroot zijn)
-furunkel: ontsteking haarfollikel (staphylococcus aureus), ophoping pus.
-Peritonsillair abces: etterophoping-> vaak door keelamandelontsteking->
keelpijn, moeite met slikken
-tonsilitis: ontsteking van de keelamandelen
In de thorax zijn de supraclaviculaire klieren en infraclaviculaire klieren van groot belang.
Vooral de klier van Virchow. Deze ligt in het drainagegebied van de ductus thoracicus. Is deze
,klier vergroot, dan moet gedacht worden aan tumoren waarbij de lymfogene metastasering
via de ductus thoracicus gaat. Zoals maag, pancreas, long en testis.
LO hals en nek: https://www.youtube.com/watch?v=WSi42C9Nzv8&t=1s
*eventueel hulpmiddel bij klinisch redeneren
Tijdens PR:
Alarmsignalen maligniteit: pt. >40 jaar, niet pijnlijke zwelling, doorsnee groter dan 1 cm, vast
aanvoelend, laag in de hals.
Oorzaken vergrote lymfeklieren: lokaal infectieus proces. Infectie lymfeklier zelf. Maligniteit
lymfeklier, metastase maligniteit, gegeneraliseerde lymfeklierzwelling
Bij tonsillen letten op: grootte en kleur-> bij ontsteking: wit beslag/vuurrood.
Volgorde LO lymfeklierstations oksels: centraal, voorste, laterale, achterste, thorax: supra-en
infraclaviculair.
,
, B2, PR anatomie hals en lymfeklieren
Lymfeklierstations:
Voorbereidende vragen:
1.Bestudeer figuur 8.66. Identificeer de occipitale, mastoidale (postauriculaire),
submandibulaire, submentale, cervicale en supraclaviculaire lymfeklierstations. Wat is het
eindstation voor deze lymfeklierstations links en rechts?
Links: ductus thoracicus -> li. V.subclavia (klier van Virchow)
Rechts: ductus lymphaticus dexter ->re. v.subclavia
2. Wat zijn de functies en wat is de innervatie van: m. trapezius, m. sternocleidomastoideus?
M.trapezius:
-functies: elevatie scapula, rotatie scapula, extensie nek, retractie (samentrekken) scapula,
depressie (naar beneden trekken) scapula.
-innervatie: n.accessorius (XI), cervicale plexus (C3 en C4)
M.sternocleidomastoideus
-functies: contrarotatie hoofd, lateroflexie, flexie nek, extensie hoofd
-innervatie: n.accesorius (XI), cervicale plexus (C2 en C3)
4. Met welke zenuwen en bloedvaten heeft de schildklier een anatomische relatie?
Zenuwen: n. laryngeus recurrens, n. laryngeus superior
Bloedvaten: a. thyroidea superior en inferior, v. thyroidea superior en inferior, a. thyroidea
ima (soms aanwezig)
5. De glandula parotis en glandula submandibularis. Hoe is de afvoer van deze
speekselklieren georganiseerd?
Parotis: via ductus parotideus submandibularis: via ductus submandibularis-> mondt
uit op carancula sublingualis
Tijdens PR: