100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Complete samenvatting inleiding belastingrecht €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

Complete samenvatting inleiding belastingrecht

6 beoordelingen
 361 keer bekeken  38 keer verkocht

Hiermee heb ik een 9 gehaald! Dit is een complete samenvatting van het vak inleiding belastingrecht. Het bestaat uit een samenvatting van de verplichte literatuur en arresten en de stof die tijdens die hoorcolleges is verteld. Door dit samen met de werkcolleges te leren heb ik het vak met een 9 afg...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 48  pagina's

  • Nee
  • Alle verplichte literatuur
  • 19 februari 2020
  • 48
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (56)

6  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: bocoenjaerts • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: halzamili92 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: AM15 • 4 jaar geleden

Samenvatting is duidelijk en geeft de belangrijkste punten weer.

review-writer-avatar

Door: daanvanhellemondt • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: nargishma_ghisai • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: kristyovaa • 4 jaar geleden

avatar-seller
zoetimmermans
HOORCOLLEGE 1; belastingrecht (1)

HOOFDSTUK 1; geschiedenis
Van Dale over definitie belasting: een verplicht geldelijk bijdrage aan de overheid waartegenover
geen bepaalde tegenprestatie wordt geleverd. Vanaf de 17 e eeuw wordt er veel nagedacht over
belasting, haar noodzakelijkheid en benaming. Hieruit is door de commissie die belasting
bestudeerde een ruimere betekenis aan gegeven namelijk:

‘Belastingen in juridische zin zijn alle betalingen die de overheid op grond van een publiekrechtelijke
regeling, uitsluitend of mede ter verwerving van inkomsten door de in die regeling aangewezen
lichamen, en anders dan op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst, dwangmatig en
overeenkomstig algemene regelen vordert.’

1.1 De Oudheid
In de oudheid waren belastingen geen onderdeel van het dagelijks leven, ze waren er alleen in
gevallen van nood zoals oorlog. Belasting was er dan voor boeren, burgers en buitenlui. De weg
naar Rome kon er ook komen door belasting. Er was ook urinebelasting.
Iugum: hoeveelheid landbouwgrond die een span ossen (2) kon omploegen in een dagdeel. Dit
zou een weerspiegeling zijn van het inkomen dat men met de grond kon behalen. De keizer hield
ook rekening met de kwaliteit van de grond. Dit zou je een vroege vorm van draagkracht
gedachte kunnen noemen.
Vroege Romeinse keizer lieten het vermogen van hun eigen onderdanen ongemoeid. De
staatskas werd vooral gevuld met gedwongen bijdrage van overwonnen volken, dit gebeurde in
natura. Zo deden de Germaanse stammen die in Nederland bevolkte dit ook.

1.2 De Middeleeuwen
De Middeleeuwse samenleving kenmerkte zich door rangen en standen.

Koning/keizer  geestelijke  edelen  burgers/boeren/lijfeigenen.

Alleen de laagste klasse werd belast met belastingheffing. De vrijheidstelling voor de andere
heette privilege, dit staat op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel (NED art. 1 Gw). Er
kwamen in Nederland alleen regionale belastingen voor, nationale bestonden nog niet. De
steden zelf hadden ook het recht om belasting te heffen, hiermee werd voldaan aan fiscale
verplichtingen aan de vorst en verder konden ze er hun eigen uitgaven mee bekostigen. Het
waren vooral accijnzen op de eerste levensbehoefte. Tegenwoordig zijn accijnzen er ook om
gebruik te ontmoedigen, in de middeleeuwen ging het alleen nog om de inkomsten voor de
rijksoverheid. Omdat niemand zonder die producten kon leven was de overheid altijd verzekerd
van inkomsten, daarnaast betaalde iedereen hetzelfde bedrag aan accijns. Zwaarste lasten dus
op de zwakste schouders, omgekeerde draagkracht gedachte. Het innen van belastingen werd
meestal verpacht aan ondernemende lieden.

1.3 De Spaande overheersing
Nederland was halverwege de 16e eeuw onder de macht van de katholieke Philips II, na de
beeldenstorm stuurde hij de hertog van Alva. Hij deed kettervervolgingen en voerde
belastingmaatregelen in om de Spaanse staatskas te spekken. Er waren 3 categorieën
belastingen:
1. De honderdste penning: eenmalig aan de Spaanse koning af te dragen belasting van 1% op
alle roerende en onroerende bezittingen.
2. De twintigste penning: omzetbelasting van 5% over de verkoopprijs van onroerende zaken

, 3. De tiende penning: omzetbelasting van 10% op roerende zaken. Deze is nooit geheven en
werd door een geldbedrag voor 2 jaar afgekocht.

Er kwam veel verzet tegen die 10e penning omdat Nederland bang was dat hierdoor hun
concurrentiepositie werd aangetast. Door deze fiscale hervormingen begon de 80-jarige oorlog.

1.4 De Gouden eeuw
Aan het einde van de 16e eeuw ontstond de republiek der verenigde Nederlanden. Er was nog
steeds geen sprake van een algemeen belastingstelsel. Het enige algemene wat er was waren de
convooien (bescherming vijanden en zeerovers) en licenten (vergoeding om handel te drijven
met de vijand) geïnd door de marine. Tot eind van de 18 e eeuw bleef het plaatselijk en regionaal.
Er was vooral belasting op de eerste levensbehoefte maar ook al gebaseerd op het rijkdom van
de burgers. Als een stad in geldnood kwam werd er ter plekken een nieuwe belasting verzonnen.
Er kwam belastingoproer waarbij de burger in opstand kwamen tegen de forse belastingdruk.

1.5 De Franse bezetting
Nederland werd aan het einde van de 18 e eeuw weer onderdeel van Frankrijk. In deze periode
zijn er belangrijke fundamenten gelegd voor de hedendaagse democratie. Nederland kreeg een
centraal bestuur, werd gedemocratiseerd en de wetboeken werden gemoderniseerd door de
code Napoleon.
1806  Algemeen belastingstelsel voor Isaac Gogel. De belasting werd voor iedereen (geen
privilege) en werd centraal geïnd (ambtelijk apparaat). Draagkracht werd afgemeten a.d.h.v.
zichtbare bezittingen. Er was wel een onderscheid tussen noodzakelijke en hoger belaste luxe
goederen. Er komt een oproep om de accijnzen op eerste levensbehoefte af te schaffen, dit
gebeurd niet helemaal maar er komt een mix van directe en indirecte belastingen. Direct is op
inkomen, winst en vermogen die je dus zelf afdraagt en direct is ook wel kostprijsverhogend
zoals accijns die dus door een ander afgedragen worden.

1.6 Het Verenigd koninkrijk der Nederlanden
Na de nederlagen van Napoleon trokken de Fransen weg uit Nederland en kwam de koning
Willem I. Hij wilde ook een algemeen belastingstelsel gebaseerd op Gogel. Hij wilde bestaande
directe belastingen vervangen door nieuwe directe belastingen, dit viel niet goed bij elite dus
duurde lang. Pierson wordt gezien als de grondlegger van de inkomstenbelasting, zijn ontwerp
werd vastgelegd in wet vermogens belasting (1892) en besluit bedrijfsbelastingen (1893). Het
vermogen zelf vormde de heffingsgrondslag en dus niet de lastigere te meten daadwerkelijke
vermogensinkomsten.

Treub  wet inkomstenbelasting (1914), dit is een synthetische inkomstenbelasting.
Inkomens uit alle bronnen werden bij elkaar opgeteld en deze werden in totaal belast met een
uniform tarief. Er was nog maar één wet en het verschil met vermogensinkomsten en
bedrijfswinsten verviel daarmee. Daarnaast werd er ook belasting geheven over een
vermogensbezit zoals een spaarrekening.

Tijdens WO2 heeft de Duitse bezetten verschillende wetten in Nederland geïntroduceerd. Er
komt met het besluit inkomstenbelasting (1941) een einde aan het bronnenfictiestelsel, voortaan
wordt het reële inkomen belast (rekening met inflatie). Minister Lieftinck moest de naoorlogse
financiële chaos opruimen en kwam met drastische maatregelen waardoor hij niet erg populair
was.

Minister Hofstra kwam met een nieuw belastingstelsel, de wet inkomstenbelastingen (1964). Het
bronnenstelsel met het belasten van het reële inkomen bleef. Het stelsel werkte niet optimaal op
het gebied van vermogensinkomsten, je kon gemakkelijke belasting omzeilen.

, HOOFDSTUK 2; algemene aspecten

2.1 soorten belastingen
Naam Subject en object
Inkomstenbelasting Mensen over hun inkomen
Loonbelasting Voorheffing op de te betalen Mensen over hun loon
inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting Lichamen over hun winst
Omzetbelasting Ondernemers over hun toegevoegde waarde
Onroerende zaak belasting Mensen en lichamen over hun eigen pand
Erfbelasting Mensen en lichamen over een erfenis
Schenkbelasting Mensen en lichamen over een schenking
Kansspelbelasting Mensen en lichamen over een gewonnen prijs uit een kansspel
Motorrijtuigenbelasting Mensen en lichamen over auto -en motorbezit
Overdrachtsbelasting Mensen en lichamen over verkrijging van een onroerende zaak
Heeft in de huidige tijd geen bestaansrecht
meer.

Draagkrachtbeginsel  omdat een persoon inkomen geniet kan hij bijdragen aan de collectieve
lastendruk.
Profijtbeginsel  je moet belasting betalen omdat je gebaat bent bij activiteiten van de overheid.

2.2 functies belastingen
In een democratische rechtstaat is belasting onvermijdelijk, er moet genoeg geld zijn voor
collectieve uitgave.

1. Budgettaire functie: om collectieve uitgave te kunnen doen
2. Instrumentele functie: om een bepaald sociaal of economisch doel te bereiken (voorbeelden
op blz. 39). Wanneer er iets gestimuleerd moet worden kan dit gedaan worden door middel
van aftrekposten. Het recht wordt dus ingezet om een bepaald sociaal of economisch doel te
bereiken.
Principiële grens  wanneer een instrumentele maatregel inbreuk maakt op het
gelijkheidsbeginsel en het draagkrachtbeginsel moet hier een afdoende rechtvaardiging aan
ten grondslag liggen. De overige belastingbetalers moeten ook indirect voordeel hebben.
Praktische grens  de maatschappij is niet altijd makkelijk te beïnvloeden daarnaast is de
effectiviteit (wordt het effect bereikt) en de doelmatigheid (gaat het middel niet verder dan
nodig) moeilijk te toetsen. Er kan gebruik worden gemaakt van ex post (vaste stellen bereikte
effect) en ex ante (vaststellen beoogde effect) analyses.
3. Waarborgfunctie: de waarde van de rechtstaat zijn hierbij aan de orde. De wet moet de
rechtszekerheid en rechtsgelijkheid dienen.

2.3 draagkrachtbeginsel
Door Adam Smith; abilty to pay. Draagkracht kan zich uiten in verschillende indicatoren zoals
inkomsten, winst, vermogen en consumptie. In de wet IB 2001 onderscheiden we 3 soorten
inkomens. Het synthetisch inkomstenstelsel worden alle inkomsten bij elkaar opgeteld waar je
belasting over moet betalen, bij het analytisch stelsel is dit niet zo.
1. Box 1 (art. h3)  inkomen uit werk en woning. Inkomen behaald met onderneming,
dienstbetrekking, periodieke uitkeringen/verstrekkingen, overige werkzaamheden en de
koopwoning. Dit is een progressief stelsel waarbij in de eerste 2 schijven ook nog premies
volksverzekeringen zitten. Als je de AOW leeftijd hebt bereikt betaal je minder premies
waardoor je tarieven in de eerste 2 schijven lager is.

, 2. Box 2  inkomen uit aanmerkelijk belang. Inkomsten heffing voor BV. Proportioneel stelsel
met vast tarief van 25%.
3. Box 3  inkomen uit sparen en beleggen (ook wel vermogensrendementsheffing). Inkomen
uit spaarrekeningen, effecten en onroerende zaken niet zijnde zijn eigen woning. Het
inkomen uit sparen en beleggen wordt forfaitair bepaald. Het gaat niet om het werkelijke
behaalde rendement maar het verwachte rendement. Hoe hoger je vermogen is, hoe hoger
je rendement verwacht wordt te zijn. Het idee hierachter is dat als je meer vermogen hebt je
meer kunt beleggen, het langetermijnrendement van beleggen is hoger dan van sparen dus
stijgt je gemiddeld rendement meer (schema blz. 44). Dit is een vast tarief van 30% maar wel
degressief. De gemiddelde belastingdruk daalt naarmate het werkelijk ontvangen inkomen
stijgt. Hoe meer rendement je maakt hoe relatief minder belasting je betaald.

Ondanks het analytisch stelsel bevat box 1 de meest algemene inkomstenbestanddelen.

Als je niet weet waar iets belast wordt dan moet je kijken naar het eerste artikel wat je tegenkomt, je
kan dus nooit in twee boxen tegelijk zitten. Dit heet de rangorde regeling.

Bij de draagkracht wordt er ook rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden.
1. Heffingskorting  heffingskorting is een belastingaftrek
2. Persoonsgebonden aftrek  dit is een inkomensaftrek voor uitgaven die zijn gedaan in
verband met de persoonlijke situatie van een belastingplichtige zoals alimentatie,
weekenduitgave gehandicapte kinderen en scholingsuitgave.

2.4 Belastingen in het dagelijks leven
Op grond van wettelijke systematiek valt het salaris onder loonbelasting en inkomstenbelasting.
Art. 1 wet LB 1964  onder de naam loonbelasting wordt van werknemers een directe belasting
geheven
Art. 10 wet LB 1964  loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere
dienstbetrekking wordt genoten.
Art. 2.3 wet IB 2001  inkomstenbelasting wordt geheven over de belastingplichtige in het
kalenderjaar genoten: …..
Art. 3.1 wet IB 2001  inkomen uit werken en woning is het gezamenlijke bedrag van:….
Art, 3.81 wet IB 2001  onder loon moet worden verstaan: loon overeenkomstig de wettelijke
bepalingen van de loonbelasting.

De loonbelasting mag op de verschuldigde inkomstenbelasting in mindering worden gebracht.
Gedurende het jaar houdt de werkgever elke maand een bedrag aan loonbelasting, premies
volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen in op het salaris. De werkgever draagt
de loonbelasting en de premies volksverzekeringen af aan de belastingdienst (= loonheffing). Hij
is dus een soort incassobureau maar krijgt hier niets voor daarom wordt hij ook wel een
onbezoldigd ambtenaar genoemd.

In veel gevallen is de loonheffing gelijk aan de inkomstenbelasting, het kan echter dat deze te
laag of te hoog is geweest en dan moet na afloop van het kalenderjaar aangifte doen voor
inkomstenbelasting. De arbeidskorting is een instrument om te stimuleren dat mensen meer
gaan werken. Het bestaat uit 3 schijven, met een laag percentage in het eerste deel, een hogere
daarboven en daarna weer een vermindering. Ze willen mensen met een uitkering of lage
aanstelling stimuleren om te werken en daarom loopt de korting op naarmate mensen meer
gaan werken. Men houdt dan netto meer over als ze meer gaan werken en dit werkt stimulerend.
Eerst bereken je de belasting en daar trek je dan de heffingskorting en de arbeidskorting vanaf.
De persoonsgebonden aftrek, trek je van het belastbaar inkomen af.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoetimmermans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53249 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  38x  verkocht
  • (6)
In winkelwagen
Toegevoegd