Gehechtheidstheorie
1a1. Je hebt kennis van het aangeboren gehechtheidssysteem en doel en de
functies ervan
Het gehechtheidssysteem zijn niet bewuste-interne werkmodellen die worden
geactiveerd bij gevaar. Ze leidt tot strategieën van denken,
voelen(affectregulatie)en gedrag(coping). Dit alles is vastgelegd op neuronaal
niveau: ons impliciet geheugen(lijfkennis: weten hoe).
Op basis van het gehechtheidssysteem is er gehechtheidsgedrag: gedragingen
die bij gevaar ingezet worden om de nabijheid van de verzorger te
bewerkstelligen. Bij volwassen is dit veel subtieler dan bij kinderen.
1a2. Je weet wat Weisfelt bedoeld met het intuïtieve van levenslessen met
betrekking tot hechting
Het hechtingsgedrag van mensen is in een aantal fasen te onderscheiden. In
eerst instantie zoeken mensen de ontwikkeling van min of meer vaste
gedragspatronen waarbinnen de hechting vorm krijgt. Vervolgens gaan mensen
experimenteren met ander gedrag en met andere mensen om zich aan te
hechten. Daardoor leren mensen ‘vooruit te denken’. Ze ontwikkelen
hechtingsgedrag in hoge mate vergelijkbaar met een schaakspeler. Ze
overwegen hun gedragingen en schatten de reacties van de andere in. ze
anticiperen op succes en falen. Door dit voortdurend te experimenteren leert de
jonge mens steeds flexibeler te zijn ten aanzien van de ander. Veel van deze
kennis wordt in verloop van tijd opgeslagen in het onbewuste. Op de lange duur
zijn mensen niet meer in staat zich al deze lessen op een bewust niveau te
herinneren. De experimenten rond hechting worden voor een groot deel
aangegeven op basis 00 wat we intuïtie noemen: de veelal niet bewuste
waarneming van de ander, waarin soms minuscule reacties worden ingeschat en
waarop wordt gereageerd. Zo is het bekend dat kleine bewegingen met de
mondhoeken of ogen in hoge mate bepalen of de ander ons ‘aanspreekt’.
Specifieke bewegingen, klanken en geuren herinneren ons aan eerdere hechting
en de daarbij opgedane ervaringen. Naarmate we ouder worden, herhalen we
deze manier oude levenslessen en voegen nieuwe toe. Oude relaties herhalen
zich op deze wijze makkelijk in nieuwe. Partnerkeuze en vriendschappen zijn
mede gebaseerd op de oorspronkelijk levenslessen. Niet geweten
overeenkomsten tussen de oorspronkelijke hechtingsobjecten en de nieuwe
bepalen in hoge mate onze keuze.
1a3. Je kunt de patronen in de ontwikkeling van gehechtheid en weet wat
volgens Weisfelt het ervaren resultaat van beantwoorde gehechtheid is
Liefde is het resultaat van hechtingsgedrag dat wordt beantwoord. Hechting is
het zoeken en onderhouden van nabijheid tot een ander. Ook bij het uitblijven
van een beloning door de reactie van een ander vindt hechting plaats. De
hechtingsbehoefte is sterker dan straf. Steeds weer zal het kind (ongeacht de
reactie van de verzorgers) de hechting zoeken. De voeding speelt zeker een
belangrijke rol in de ontwikkeling van hechtingsgedrag. Belangrijker is echter nog
de ervaring van vertrouwdheid. Het kind zoekt voortdurend het vertrouwen dat
de hechting ook langere termijn zal plaatsvinden. In deze voortdurende
wisselwerking tussen ouders en kind groeit de hechting.
De volgende patronen worden herkenbaar.
, - In eerst instantie klampt het kind zich vast aan de bron van warmte en
voeding. De hechting is gericht op een specifiek persoon, later op
meerderen.
- Vervolgens reageert de omgeving met specifieke prikkels voor het kind.
Het kind gaat genieten van de nabijheid tot mensen. Het reageert op de
acties van de volwassenen en de wisselwerking groeit steeds meer.
Vervolgens gaat het kind meer autonoom acties ontplooien en daarmee
zijn wereld naar andere hechtingsobjecten uitbreiden.
- Ten slotte ontwikkelt het in de interactie met anderen steeds meer
eigenheid. Het hechtingsgedrag is meer gedifferentieerd en wordt sterker
door het individuele kind bepaald.
- Het proces wordt afgerond doordat het kind leert omgaan met zijn angst
voor en zijn behoefte aan scheiding. Het leert omgaan met de tijdelijkheid
van de nabijheid en leert steeds meer ervan te genieten zijn eigen wereld
te verkennen. Letterlijk en zeker ook psychologisch gezien van tijd en
afstand. De angst voor de scheiding krijgt nog een extra accent in de angst
voor de vreemde. Voor het kind zijn er vreemde mensen die in zijn
vertrouwde omgeving binnendringen, en kunnen als uiterst bedreigend
worden ervaren. Al spoedig verandert de eenkennigheid in
nieuwsgierigheid. Op de lange duur overwint de neiging tot het
experimenteren van de neiging om zich aan bekende vast te klampen.
Naarmate het kind beter heeft geleerd zich aan verschillende personen te
hechten, zal het de doelgerichtheid van de hechting gaan verfijnen. Het gaat zich
erop toeleggen specifieke nabijheid van specifieke personen te verwerven. Niet
meer de aandacht en nabijheid zijn het doel, de ‘soort’ aandacht en nabijheid
wordt van belang. Het leert op verschillende manieren met wisselende personen
om te gaan.
Liefde is de ervaring die in ons wordt opgeroepen wanneer de hechting die wij
aangaan wordt beantwoord. Door de voortdurende wisselwerking tussen mensen
die zich aan elkaar hechten ontstaat de ervaring van liefde. In eerste instantie
moeten ouders de liefde van hun kind verdienen. Door het kind te verzorgen en
door hun hechtingsgedrag naar het kind toe, gaat het kind steeds meer de
persoon waarderen dan zijn daden. In de latere ontwikkeling, wanner de
voortdurende wisselslag van het leven van hechten naar scheiden en van
scheiden naar hechten steeds meer bewust wordt, resteert dan de ervaring van
liefde: de intens ervaren betrokkenheid bij de ander en de waardering van de
ander. Deze waardering staat dan relatief los van de daden van de geliefde
persoon. Zelfs wanneer een gelieft persoon de mens kwaad berokkent, zal de
liefde blijven. In deze zin is liefde een ervaring die menselijk handelen overstijgt
en daarmee een bron van gezondheid. Mensen die goed kunnen liefhebben, de
ander intens kunnen waarderen, ontwikkelen de geestelijke en lichamelijke
condities die wij als gezond bestempelen. Een bron van liefde is niet
onuitputtelijk. Zoals liefde langzaam veroverd wordt in het geven en nemen dat
samen gaat met toenadering, zo kan het ook verloren gaan als er op langer
termijn sprake is van onrechtvaardigheid in de balans van geven en nemen.
1a4. Je weet wat volgens Weisfelt onthechting is, waardoor het kan ontstaan, en
wat de gevolgen ervan zijn
Wanneer de omstandigheden waarin je opgroeit buitengewoon slecht zijn, is er
een kans dat je poging tot hechting trauma’s oplevert. Trauma’s ontstaan
wanneer er meer verwondingen rond de hechting worden ervaren dan de mens
aankan. Deze trauma’s ontwikkelen zich slechts in door het kind ervaren extreme
omstandigheden. Wanneer het kind bijvoorbeeld al heel jong te maken krijgt met
,langdurige verlating zal dit op de lange duur aanleiding geven tot trauma’s. op
een gegeven moment kan de verwonding zo groot zijn dat het onherstelbaar lijkt.
Kenmerken van al deze situaties zijn dat het hechtingsgedrag van het kind niet
tot het gewenste resultaat leidt. Maar een kind geeft niet snel op. In eerst
instantie zal het proberen van gedrag te veranderen zodat er wel op gereageerd
wordt. Wanneer dit niet het geval is, zal het kind gaan protesteren. Dit is de fase
van protest. Wanneer ondanks het huilen van het kind de nodige nabijheid en
verzorging niet of onvoldoende wordt verkregen volgt de fase van wanhoop.
het kind wordt stil en lijkt te berusten in de voortdurende afwezigheid van de
verzorgers. Wanneer de afwezigheid van de verzorgers blijft voortduren, steeds
wanneer het kind aankondigt de hechting nodig te hebben, volgt ten slotte de
fase van de onthechting. Het kind verbreekt innerlijk de band met de
verzorgers. Het zal zich zeker proberen aan te passen aan de heersende
omstandigheden. Op de lange duur zal het zelfs naar buiten toe vriendelijk of
sociaal aanvaardbaar gedrag presenteren. Maar innerlijk blijft de band verbroken.
Er groeit een toenemende emotionele onverschilligheid ten aanzien van zijn
verzorgers en andere mensen om hem heen. Het kind heeft zich onthecht van
zijn omgeving. uiteraard doen kinderen dat niet absoluut. Afhankelijk van de
mate van verlating en de manier waarop het kind hierop reageert zijn er talloze
varianten in de mate en de manier van onthechting. De ervaren onverschilligheid
ten aanzien van de mensen in de omgeving zal per persoon en per situatie
wisselend zijn. de onthechting beïnvloed de verdere ontwikkeling van het kind en
wordt de belangrijke factor in de ontwikkeling van psychische en sociale
problemen in zijn verdere leven.
1a5. Je weet hoe onthechting van zelf en anderen, maar ook binding, volgens
Weisfelt, vormen van onthechting zijn
Onthechting is het gevolg van een voortdurende mislukte poging tot hechting.
Wanneer er bij voortduring niet adequaat wordt gereageerd op het
toenaderingsgedrag van het kind zal de onthechting uiteindelijk volgen.
- Van een inadequate reactie is sprake wanneer keer op keer het
toenaderingsgedrag van het kind wordt afgewezen, vaak ook zonder dat
het de uitleg krijgt (kan krijgen) van de redenen daartoe. Ook kan het
gebeuren dat het kind door de omgeving wordt afgewezen op voor hem
belangrijke en kwetsbare momenten.
- Een andere vorm van inadequaat gedrag is dat er op de toenadering van
het kind wordt gereageerd met het vastklampen aan het kind, zodat er
geen scheiding meer kan plaatsvinden. De hechting wordt dan bestraft
met het verlies van autonomie (het zelf opleggen van wetten).
- Een derde vorm van inadequaat gedrag ten slotte is onvoorspelbaarheid
en onbetrouwbaarheid in het gedrag van de ouders. Het ene moment
wordt het hechtingsgedag beantwoord met een schijnbaar succes en het
volgende moment in een vergelijkbare situatie wordt hetzelfde gedrag
echter weer afgewezen. Door deze onvoorspelbaarheid kan het kind geen
lijn meer ontdekken in de wereld om
hem heen. Op de lange duur gaat het
kind de pogingen dan ook opgeven.
1a6. Je weet welke combinaties van beelden
van zelf en anderen afwisselend kunnen
voorkomen bij onthechting/onveilige
gehechtheid (de Dramadriehoek)
, De dramadriehoek beschrijft hoe mensen in interacties terechtkomen waarbij
ze of te veel of te weinig verantwoordelijkheid nemen.
Verschillende posities rondom gehechtheid
1. Ik ben goed, jij bent goed (veilig)
Wanneer kinderen opgroeien in een situatie waarin ruime mogelijkheden
tot hechting aanwezig zijn, groeit met het toenemen van het
hechtingsgedrag ook zelfwaardering.
2. Ik ben slecht, jij bent goed (angstig-gepreoccupeerd)
Het afgewezen kind realiseert zich dat het zich moet zien te handhaven in
een wereld waarin het zich niet welkom voelt. Het probeert de wereld te
beïnvloeden door zich voortdurend zo op te stellen dat de ander beter is
dan hij. Het ontwikkelt een afhankelijk en slachtofferachtig gedrag in een
poging de mensen om zich heen te verzamelen als het ware op de koop
toe te nemen. Mensen die deze keuze maken, voelen zich vaak zeer
ongelukkig en bezorgen zichzelf dit ongeluk ook.
3. Ik ben goed, jij bent slecht (gereserveerd-vermijdend)
Wanneer er een negatief zelfbeeld is gegroeid kan een kind ertoe komen
dat het probeert het negatieve zelfbeeld te verdringen met een
overschatting van eigen waarde. Het kind gaat zich presenteren als een
beter mens dan het in werkelijkheid is en als een heel veel beter mens dan
het zich fundamenteel voelt. Het gaat zichzelf als het ware
overschreeuwen. Om de zo wankele zelfwaardering te kunnen blijven
voelen zal het zich afzetten tegen de omgeving. het gaat andere mensen
zeer negatief beoordelen om het eigen beeld staande te houden. Dit kan
het kind in twee verschillende rollen doen: de rol van Redder of van
Aanklager.
4. Ik ben slecht, jij bent slecht (angstig-vermijdend)
Wanneer kinderen tot deze keuze komen resteert hen slechts de
mogelijkheid om zich zoveel mogelijk van de omringende wereld te
isoleren. Het heeft immers geen zin de ontmoeting met anderen aan te
gaan. het is de uiteindelijke positie van de wanhoop.
1a7. Je weet wat volgens de gehechtheidstheorie een intern (innerlijk) werkmodel
is, waardoor het ontstaat, en waar dit model vervolgens invloed op heeft
Het interne werkmodel ontstaat op grond van wat je doet en hoe je met dingen
omgaat. Het interne werkmodel wordt geactiveerd bij gevaar, en leidt tot
strategieën van denken, voelen en gedrag. In veilige gehechtheidsrelaties heb je
geleerd om met je emoties om te gaan. Je bent het niet meer je hebt het (ik ben
niet boos, ik heb boosheid).
1a8. Je weet hoe dit interne werkmodel onderzocht wordt bij volwassenen met
het Adult Attachment Interview (AAI), c.q. het Gehechtheidsbiografisch Interview
Het lijkt vooral te gaan om toegang tot of grip op gehechtheidservaringen en
bijhorende emoties. Hoe erover wordt vertelt is belangrijker dan de aard van de
gebeurtenissen zelf. Er zijn 18 vragen waarbij wordt op gelet op twee schalen:
ervaringen en state of mind.
De schaal: Ervaringen De schaal: State of mind
1. Liefdevolle momenten Coherentie van het interview
- Is het een samenhangend
verhaal of zijn het allemaal