H1. Inleiding tot de sociale psychologie
Leerdoelen:
Aan het einde van dit hoofdstuk kun je:
LD1.1 Uitleggen wat de sociale psychologie is
LD1.2 Uitleggen hoe sociale psychologie zich onderscheidt van gezond
verstand en van volkswijsheid
LD1.3 Het verschil illustreren tussen sociale psychologie en andere
disciplines
LD1.4 Beargumenteren dat hun sociale omgeving het gedrag van mensen
grotendeels bepaalt, maar dat zij deze invloed vaak onderschatten
LD1.5 toelichten hoe het behaviorisme en de gestaltpsychologie hebben
bijgedragen aan de ontwikkeling van de sociale psychologie
LD1.6 Verschillen tussen het zelfverheJingsmotief en het
accuraatheidsmotief samenvatten
LD1.7 Schetsen wat de sociale psychologie kan betekenen in de echte
wereld
LD1.1 Je legt uit wat de sociale psychologie is.
• Psychologie is de wetenschap van het gedrag en het innerlijke leven (gedachten en gevoelens) van
mensen.
• Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie naar de wijze waarop de (echte of denkbeeldige)
aanwezigheid van anderen de gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen beïnvloed. De kern van
de sociale psychologie is dus het fenomeen ‘sociale invloed’.
LD1.2 Je legt uit hoe sociale psychologie zich onderscheidt van gezond verstand en van volkswijsheid.
• Sociale psychologen proberen sociale invloed op een andere manier te begrijpen dan op basis van
gezond verstand of volkswijsheid.
• Het voornaamste probleem van het vertrouwen op dergelijke bronnen, is dat ze elkaar vaak
tegenspreken. Ook het simpelweg vragen aan mensen waarom ze doen wat ze doen is niet betrouwbaar,
omdat mensen zich vaak niet bewust zijn van de redenen achter hun gevoelens en reacties.
• Sociale psychologen ontwikkelen daarom verklaringen voor sociale invloed aan de hand van empirisch
onderzoek, zoals het doen van experimenten waarvoor zij hypothesen opstellen en de te bestuderen
variabelen zorgvuldig beheersen.
LD1.3 Je illustreert het verschil tussen de sociale psychologie en andere disciplines.
• Naast de psychologie zijn er nog andere wetenschappelijke disciplines, die ook determinanten van
menselijk gedrag bestuderen.
• De evolutionaire psychologie probeert sociaal gedrag te verklaren op basis van erfelijke factoren die zich
door de tijd heen hebben ontwikkeld aan de hand van natuurlijke selectie. Omdat het gaat om wat er
duizenden jaren geleden moet zijn gebeurd, zijn hypothesen op het gebied van evolutie echter moeilijk te
testen. De sociale psychologie richt zich meer op het hier en nu.
• Persoonlijkheidspsychologen proberen sociaal gedrag te verklaren met behulp van individuele
verschillen. Sociaal psychologen ontkennen niet dat persoonlijkheden verschillen, maar zij verklarend
sociaal gedrag in termen van de macht die de sociale situatie uitoefent.
• Andere sociale wetenschappen houden zich in plaats van met het individu meer bezig met de invloed van
brede sociale, economische, politieke en historische factoren op de gebeurtenissen in een bepaalde
gemeenschap. De sociologie, maar bijvoorbeeld ook de antropologie, zijn dus eveneens geïnteresseerd
in de manier waarop de sociale omgeving mensen beïnvloed.
• Er bestaat een fundamenteel verschil tussen het analyseniveau van de sociale psychologie en dat van
andere disciplines. Voor biologen en neurowetenschappers kan het analyseniveau bijvoorbeeld bestaan
uit de genen, hormonen of psychische processen in het brein. Persoonlijkheids- en klinisch psychologen
analyseren het individu. De analyses van sociologen daarentegen zijn gericht op groepen, instituties en
, de samenleving in bredere zin. In de sociale psychologie betreft het analyseniveau het individu in de
context van een bepaalde sociale situatie.
• Er is een ander belangrijk onderscheid tussen de disciplines: de vraag wat ze proberen te verklaren. Het
doel van de sociale psychologie is het beschrijven en verklaren van hoe mensen elkaar, als elkaars
sociale omgeving, in hun voelen, denken en doen beïnvloeden. Sociale psychologen proberen in kaart te
brengen welke fenomenen in menselijk sociaal gedrag tamelijk universeel zijn, en welke meer cultureel
bepaald zijn. Daarvoor is crosscultureel onderzoek essentieel.
LD1.4 Je beargumenteert dat hun sociale omgeving het gedrag van mensen grotendeels bepaalt, maar dat zij
deze invloed vaak onderschatten.
• Veel mensen zijn niet bewust van het feit dat onze sociale omgeving ons gedrag sterk beïnvloedt, en/of
zij vinden dat moeilijk te geloven.
• Sociaal psychologen moeten rekening houden met de fundamentele attributiefout oftewel de
correspondentievertekening, de neiging om ons eigen gedrag en dat van anderen op de grond van
persoonlijkheidstrekken te verklaren en de macht van sociale invloed te onderschatten. Gedrag verklaren
in termen van persoonlijkheid, kan ons namelijk een (onterecht) gevoel van veiligheid geven.
LD1.5 Je licht toe hoe het behaviorisme en de gestaltpsychologie hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van
de sociale psychologie.
• Het behaviorisme stelt dat je alle gedrag kunt verklaren aan de hand van beloningen en straJen vanuit de
omgeving. Behavioristen benadrukten dus al het belang van de sociale omgeving, net als sociaal
psychologen doen. Behaviorisme heeft veel sterke punten en de principes verklaren bepaald gedrag
eJectief, maar omdat de vroege behavioristen geen rekening wilden houden met cognitie, denken en
voelen, gingen ze voorbij aan het belang van de manier waarop mensen die omgeving interpreteren.
• Sociaal psychologen hebben aangetoond dat de relatie tussen individuen en situaties bestaat uit
tweerichtingsverkeer. Daarom is het belangrijk dat we niet alleen begrijpen hoe situaties individuen
beïnvloeden, maar ook hoe mensen de sociale wereld en het gedrag van anderen waarnemen en
interpreteren (construeren). Het zijn niet zozeer objectieve omstandigheden die bepalen hoe we ons in
situaties gedragen, maar meer de wijze waarop we deze omstandigheden waarnemen (constructen).
• De nadruk op constructen vormt de basis van de gestaltpsychologie. Deze stroming stelt dat we de
subjectieve manier moeten onderzoeken waarop een object in onze gedachten verschijnt (het gestalt of
geheel), in plaats van de combinatie van objectieve, fysieke eigenschappen van het object. Je moet je
richten op de fenomenologie: op hoe iemand een object ervaart, in plaats van op de afzonderlijke
objectieve elementen van het object. Kurt Lewin paste de gestaltprincipes toe op de perceptie van de
sociale wereld.
LD1.6 Je vat verschillen tussen het zelfverheJingsmotie en het accuraatheidsmotief samen.
• De wijze waarop een individu een situatie construeert, wordt grotendeels bepaald door twee
fundamentele menselijke behoeften: de behoefte om een goed gevoel over onszelf te hebben en de
behoefte accuraat te zijn. Deze motieven kunnen ons soms in tegengestelde richtingen doen bewegen.
• Het zelfverhe?ingsmotief (de behoefte aan een positieve zelfwaardering): de meeste mensen hebben
sterk de behoefte zichzelf als een goed, competent en respectabel individu te zien (behoefte aan een
positieve zelfwaardering). Vaak vertekenen we de werkelijkheid om ons gevoel van zelfwaardering in
stand te kunnen houden. Zo rechtvaardigen we ons gedrag achteraf vaak, in plaats van onze
tekortkomingen te erkennen. Ook focussen we op de voordelen die bepaald gedrag ons heeft opgeleverd
in plaats van de nadelen onder ogen te komen.
• Het accuraatheidsmotief (de behoefte om accuraat waar te nemen): hoewel de feiten vaak enigszins
bijschaven om onszelf in een zo positief mogelijk daglicht te stellen, leven we niet in een complete
fantasiewereld. We doen de realiteit geweld aan, maar laten haar deels intact. We zijn ook vaardig in
sociale cognitie: het selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken van sociale informatie om te
oordelen en te beslissen. Individuen proberen accurate inzichten te verwerven die hen in staat stellen
situaties eJectief te beoordelen en eJectieve besluiten te nemen, variërend van welke cornflakes ze als
ontbijt zullen nemen tot hun partnerkeuze. Ondanks deze vaardigheid, handelen we meestal op basis
van onvolledige en onjuiste geïnterpreteerde informatie. Onze sociale cognitie kan ook vertekend worden
door sel?ulfilling prophecies: je verwacht bepaald gedrag van jezelf of van iemand anders, dus handel je
, op zo’n manier dat je verwachtingen bewaarheid wordt. Vervolgens hebben we niet door dat het onze
eigen verwachting was, die de verwachte situatie daadwerkelijk deed ontstaan.
• Overige motieven: ook andere behoeften beïnvloeden ons gedrag, zoals biologische drijfveren, de
behoefte aan beloning en de behoefte aan voorspelbaarheid en controle.
LD1.7 Je schetst wat de sociale psychologie kan betekenen in de echt wereld.
• De sociaalpsychologische theorieën over het gedrag van mensen hebben het nut bewezen voor de
aanpak van diverse grote maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld op het vlak van vooroordelen,
energie, leefgewoonten, geweld op school en seksuele intimidatie. Als sociaal psychologen hebben we
de taak de juiste vragen te stellen over het centrale thema, de grote invloed van die sociale situatie, door
deze in detail te onderzoeken over het menselijk gedrag die nagenoeg universeel zijn. Vervolgens kunnen
we onze bevindingen vanuit de onderzoekssituatie naar de echte wereld brengen – voor de ultieme
verbetering van onze samenleving.
• Bovendien kun je, als je de fundamentele oorzaken van sociaal gedrag begrijpt, mogelijk ook je eigen
gedrag – waarmee je jezelf blokkeert of misleidt – beter doorzien of zelfs veranderen, je relaties verbeteren
en betere beslissingen nemen.
, Accuraatheidsmotief De neiging van mensen om zo nauwkeurig en objectief
mogelijk de werkelijkheid waar te nemen, zodat ze
correcte beslissingen kunnen nemen.
Attributie Het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag
of gebeurtenissen, bijvoorbeeld of iemand iets doet
vanwege interne factoren (zoals hun persoonlijkheid) of
externe factoren (zoals de situatie).
Behaviorisme Een psychologische stroming die het gedrag van mensen en dieren
bestudeert, waarbij alleen observeerbaar gedrag wordt geanalyseerd en
innerlijke processen zoals gedachten en emoties buiten beschouwing
worden gelaten.
Construct Een theoretisch concept dat wordt gebruikt om bepaalde psychologische
verschijnselen te beschrijven of te meten, zoals intelligentie, motivatie of
angst.
Correspondentievertekening (bias) De neiging om gedrag van anderen te veel toe te schrijven aan hun
persoonlijkheid (interne factoren) en te weinig aan de situatie waarin ze
zich bevinden (externe factoren).
Determinant Een factor die een bepaalde uitkomst of gedrag beïnvloedt
of bepaalt, zoals genetische aanleg, omgevingsinvloeden,
of sociale factoren.
Empirische methode Een manier van kennis vergaren door middel van
observatie en experimenten om conclusies te trekken,
gebaseerd op objectieve gegevens.
Evolutionaire psychologie Een tak van de psychologie die menselijke gedachten, emoties en gedrag
probeert te verklaren door te kijken naar de evolutionaire processen die
hebben bijgedragen aan hun ontwikkeling.
Fenomenologie Een filosofische benadering die zich richt op de directe ervaring van
individuen en de subjectieve beleving van hun wereld.
Fundamentele attributiefout De neiging om de invloed van situationele factoren op het gedrag van
anderen te onderschatten en de invloed van persoonlijke factoren te
overschatten.
Gestaltpsychologie Een psychologische stroming die benadrukt dat we de wereld niet
waarnemen als losse elementen, maar als georganiseerde,
samenhangende gehelen. "Het geheel is meer dan de som van de delen."
Hypothese Een testbare voorspelling of veronderstelling over hoe bepaalde
variabelen met elkaar in verband staan.
Individuele verschillen De variaties tussen mensen in hun gedragingen, persoonlijkheden,
capaciteiten en andere kenmerken.
Naïef realisme De overtuiging dat we de wereld objectief en precies waarnemen zoals
deze is, en dat mensen die anders denken, fout zitten of niet goed
geïnformeerd zijn.
Natuurlijke selectie Een mechanisme van evolutie waarbij organismen met
eigenschappen die hun overlevings- en