Periode 1 KERN A & C
Les 1A – Kennismaken met gezondheid
Gezondheid: Gezondheid is een toestand van algeheel welbevinden waarin er geen sprake is
van lichamelijk letsel of ziekte.
Holistische zorg: Er wordt gekeken naar de patiënt in zijn geheel. Dus zowel naar
lichamelijke en psychische factoren al sociale factoren (mentaal, fysiek, sociaal). Er wordt
vanuit gegaan dat alles met elkaar verbonden is. Dit kan door patiënt gericht verplegen en
door uit te gaan van het individu, met zijn/ haar eigen wensen en behoeften.
Zelfredzaamheid (primair): Het vermogen van iemand om zelfstandig voor zichzelf te
kunnen zorgen. Zijn/ haar eigen problemen kunnen oplossen met zo min mogelijk hulp/
ondersteuning van professionele zorgverleners. Zelfredzaamheid kun je ook in twee
‘groepen’ onderscheiden. De grote en de kleine zelfredzaamheid.
− De grote zelfredzaamheid is de eigen regie over gezondheid en ziekte. Wat heeft
iemand nodig om zo positief/ gelukkig mogelijk te leven?
− De kleine zelfredzaamheid houdt in het kunnen uitvoeren van praktische
handelingen om zelfstandig te kunnen functioneren.
Zelfmanagement (secundair): Kwaliteit van het leven goed kunnen houden. Een patiënt
bepaalt zelf hoe zijn/ haar behandeling er uit moet gaan zien. Er wordt van het patiënt
verwacht dat hij/ zij goed voor zichzelf gaat en kan zorgen. Bijvoorbeeld dat het patiënt zijn/
haar medicijnen juist en op tijd inneemt. Goed naar zijn/ haar lichaam luistert en tijdig aan
de bel trekt wanneer hij/ zij voelt dat het minder goed gaat.
Eigen regie: Een belangrijk onderdeel van zelfredzaamheid en zelfmanagement. Eigen regie
gaat om het zelf beslissen over je leven en zorg en de eventuele ondersteuning die je daarbij
nodig hebt of wilt.
World Health Organisation (WHO): De WHO neemt een belangrijke rol op
zich tijdens gezondheidscrises, maar zet zich breder in. Alle zaken
aangaande gezondheid behoren tot het gebied van de WHO, dus ook
armoede, demografie en natuur gaan de WHO aan. De WHO helpt landen
met het opstellen van beleid gericht op gezondheid en individuen door het
verschaffen van informatie.
De verschillende levensfasen op basis van de kenmerken en patronen: Iedere fase in de
psychosociale ontwikkeling van de mens wordt gekenmerkt door een conflict (levensfase).
Dit conflict moet op positieve wijze opgelost worden voordat het individu kan doorgaan naar
de volgende fase.
Elke fase bestaat uit twee tegenpolen (tegenstellingen) die in het gunstige geval uitmonden
in een 'deugd' of 'vitale sterkte'. In het ongunstige geval stagneert de
persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij de persoon in de fase blijf steken, het conflict wordt
niet uitgewerkt.
1
,De levensfases zijn gebaseerd op de ideeën van Erik Homburger Erikson (1902 - 1994).
Baby: In de eerste fase ontstaat het vertrouwen dat de verzorger er altijd is, zodat het kind vertrouwen in
de omgeving en de wereld om hem heen krijgt. Basisvertrouwen wordt bepaald door de mate waarin er is
voldaan aan de levensbehoeften van het kind. Goede veilige basis bieden naar het kind. Voor dit is begrijp
en hechting heel belangrijk in deze fase.
Peuter: De omgeving verwacht onafhankelijk en verkennend/ onderzoekend gedrag van het kind. De
ouders kunnen zich met veel bemoeien of ze kunnen het kind gewoon zo laten.
Kleuter: Het kind begint in deze fase te leren zelf activiteiten te ondernemen of taken te verrichten, zoals
aan- en uitkleden. In deze fase zal hij allerlei activiteiten willen ondernemen. Als het kind niet genoeg
ruimte krijgt, of als het kind te weinig veiligheid en structuur aangeboden krijgt. Zal het kind zich schuldig
voelen in plaats van te genieten van wat hij of zij heeft bereikt.
Schoolkind: Het kind leert in deze fase lezen , schrijven, rekenen , handenarbeid, muziek instrument
bespelen, sporten enz. Het kind is nog volop in ontwikkeling. Vertrouwen in eigen kunnen is belangrijk
( zelfvertrouwen). Dat ontstaat als het kind aangemoedigd en positief benaderd wordt. Het kind zal dan
een positief denkbeeld ontwikkelen, het gevoel dat hij er mag zijn en de moeite waard is. Bij onvoldoende
positieve bekrachtiging , dreigt het gevaar dat er een gevoel van tekortschieten ontstaat en een gevoel
van minderwaardigheid. Het kind voelt zich minderwaardig en ontwikkelt een laag zelfbeeld.
Puber: De seksuele rijping wordt ingezet, de kindertijd loopt ten einde. Je lichaam groeit snel in deze fase
en de geslachtelijke rijping vindt plaats. De puber/ adolescent ontwikkelt een eigen identiteit. Er kan ook
rolverwarring plaatsvinden, bijvoorbeeld op basis van twijfels aangaand de eigen seksuele identiteit.
Adolescent: In deze levensfase sta je als mens voor de ontwikkelingstaak een intieme relatie op te
bouwen die volgens Erikson bestaat uit een aantal componenten.
Volwassene: Het doorgeven aan de volgende generatie wat je belangrijk en waardevol vindt aan
waarden, normen, geloof, ontwikkeling staat centraal. Je ontwikkelt je vaak ook in creativiteit en op
geestelijk gebied. In deze fase is werk cruciaal.
Oudere: Zelfredzaamheid verminderd naarmate het ouder worden en verslechterde weerstand/
gezondheidstoestand.
2
,De zes dimensies van positieve gezondheid: Gezondheid wordt niet gezien als de aan- of
afwezigheid van ziektes, maar als vermogen om met moeilijke factoren om te gaan en zoveel
mogelijk eigen regie te hebben. Bij positieve gezondheid ligt de focus op de persoon en niet
op de ziekte. Er wordt gekeken naar wat de zorgvrager nog wel kan. (Het kunnen omgaan
met de fysieke, mentale (emotionele) en sociale levensuitdagingen.)
Kwaliteit van leven:
− Subjectief: Het zegt iets over hoe een persoon zijn of haar lichamelijke, psychische en
sociale functioneren ervaart. Subjectief is gebaseerd op meningen en gevoelens.
− Objectieve aspecten: bijvoorbeeld als het gaat om beperkingen als gevolg van ziekte.
Objectief is gebaseerd op de feiten.
Veelgebruikte indicatoren voor kwaliteit van leven zijn:
− Tevredenheid (Tevredenheid met het leven, de lichamelijke gezondheid en de
psychische gezondheid)
− Ervaring gezondheid
− Beperkingen (functioneringsproblemen)
− Regie over eigen leven
Indicatie: Kijken hoeveel zorg iemand nodig heeft. Een soort plan opstellen.
De positieve gezondheid is bedacht door Machteld Huber (2012).
3
, Les 1C – Evident… of niet
Evidence Based Practice (EBP): Het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het
beste bewijsmateriaal (evidence) dat op dat moment beschikbaar is. EBP helpt
verpleegkundigen wetenschappelijk verantwoorde beslissingen te nemen.
Het nemen van beslissingen wordt gedaan op grond van 3 aspecten:
1. Wetenschappelijke evidentie: Het huidige beste beschikbare wetenschappelijk
onderbouwd bewijs.
2. Klinische expertise: Kennis en ervaring van de zorgverlener.
3. Patiënt values: De waarden en voorkeuren van de zorgvrager.
EBP bestaat uit 5 stappen die de verpleegkundige moet doorlopen om tot een goed
afgewogen oordeel te komen:
1. Formuleer een beantwoordbare vraag:
− PICO: Patiënt/ Probleem, Interventie, Vergelijking en Uitkomst.
2. Zoekstrategie:
− Bronnen, Aangeven wat voor richtlijnen of artikelen je hebt gevonden en met
welke je verder gaat.
3. Kritische beoordeling methode van onderzoek:
− Gebruik hiervoor de kwaliteitschecklist van www.soshrane.nl > downloads >
checklists. Geef je oordeel over de validiteit van de studie(s): goed,
twijfelachtig of slecht.
− Geef de belangrijkste resultaten van het onderzoek weer. Denk aan hoe
belangrijk het gevonden resultaat is en hoe betrouwbaar.
4. Conclusie en toepassing in de praktijk:
− Geef kort je eigen conclusie over het artikel weer en geef aan in hoeverre het
toepasbaar is op jouw afdeling. Weeg daarbij voor- en nadelen tegen elkaar
af. Formuleer de evidence-based aanbeveling en bespreek op de afdeling
vanaf wanneer deze ingevoerd kan worden.
5. Evaluatie:
− Past de afdeling de EBP-vaardigheden nog toe? Kijken we nog steeds kritisch
naar ons handelen, maken we PICO?
Klinisch redeneren: De vaardigheid om eigen observaties en interpretaties te koppelen aan
medische kennis (AFP & Farmacologie). Zo kunnen verpleegkundigen goed onderbouwen
welke verpleegkundige interventies zij moeten inzetten bij een ziektebeeld of
verpleegprobleem en welke vervolgstappen ze moeten nemen.
Visie: De manier waarop je ergens naar kijkt of over oordeelt. Het nastreven van een doel.
Theorie: Is een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in onderlinge
samenhang worden beschreven. Voor verpleegkunde ligt wetenschappelijk onderzoek ten
grondslag. Verpleegkundige theorie verklaart de werkelijkheid. Theorie is het verhaal achter
het MODEL.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tverpleegkunde. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.