14.3:
Animale zenuwstelsel: stuurt je skeletspieren en uitwendige zintuigen aan→staat onder
invloed van je wil.
Autonome zenuwstelsel (Binas 88L): ook actief, maar is niet onder invloed van je wil. Dit
deel regelt de werking van darmen, longen, hart en andere inwendige organen. Het bestaat
uit twee delen:
Orthosympathische zenuwstelsel: is actief tijdens actie (hart sneller laten kloppen
tijdens inspanning bijv).
Parasympathische zenuwstelsel: is actief tijdens rust en herstel (kringspieren om
de bloedvaten van de darmen te laten ontspannen bijv).
Centraal zenuwstelsel (Binas88B): bestaat uit grote en kleine hersenen, hersenstam en
ruggenmerg→de aanvoer naar en vanaf het CZS gaat via zenuwbanen die samen het
perifere zenuwstelsel (Binas88J) vormen, zo gaat informatie uit de tastzintuigen in de vorm
van impulsen via de uitlopers van gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen), via het
ruggenmerg, naar schakelzenuwcellen de grote hersenen in. Impulsen vanuit de hersenen
gaan via schakelzenuwcellen en bewegingszenuwcellen(motorische zenuwcellen) naar je
skeletspieren of je klieren.
Grote hersenen; de plaats van het denken, de emoties, het plannen, het herinneren
en het bewust zijn. Ook verwerken zij informatie uit de zintuigen en sturen de
samentrekkingen van spieren.
De hersenschors(Binas 88C ) bevat verschillende centra met zenuwcellen,
2
elk met een eigen functie. De centra van je zintuigen bestaan uit twee delen:
de primaire schors, hier zetten de zenuwcellen de impulsen om in
gewaarwording, beeld, geluid etc. De secundaire schors geeft het een
betekenis→het herkennen van een gezicht bijv.
Voor het aansturen van spieren gebruik je centra in de motorische schors.
Deze werkt ook in twee delen; de primaire motorische schors, hier bedenk je
een actie en ontstaan de benodigde impulsen voor de beweging van die spier.
Tijdens oefeningen sla je de informatie over verschillende bewegingen op in je
secundaire motorische schors→In het rechterdeel van de hersenen ontstaan
impulsen voor het aansturen van het linkerdeel van je lichaam, en andersom.
Kleine hersenen; coördineert de uitgaande informatie naar de spieren, zodat
bewegingen soepel en vloeiend verlopen→hiervoor gaan impulsen via de
hersenstam, het ruggenmerg en de zenuwen naar de verschillende spieren.
De hersenstam is niet alleen een verbinding, maar het bevat ook centra voor het
regelen van automatische functies als pupilreflexen, ademhaling, bloeddruk en
slikbewegingen.
Het ruggenmerg vormt een snelweg voor impulsen vanuit de hersenen naar de
spieren en organen. Maar ook vanuit zintuigen terug naar de hersenen.
Rechtuit fietsen bijv. werkt via een regelkring met receptoren, een norm en effectoren. In je
ogen zitten lichtreceptoren, in je evenwichtszintuig mechanische receptoren → zij
registreren dat je gaat afwijken. De hersenen verwerken informatie en bepalen de afwijking
van de norm. De normwaarde is vastgelegd in hersenen. Schouder- en armspieren zijn
effectoren→zij corrigeren de afwijking van de norm. De correctie waarbij je teruggaat naar
oorspronkelijke waarde; negatieve terugkoppeling. Elke norm heeft een eigen regelkring,
voor bijv. CO2-gehalte van het bloed: heb je chemische receptoren in aorta, halsslagader
en hersenstam.
Afstand schatten gaat het best met 2 ogen. Beeldinformatie gaat via beide oogzenuwen naar
de primaire visuele schors in beide hersenhelften. Impulsen van rechtergedeelte van beide
netvliezen gaan naar rechter visuele deel van hersenschors, die van beide linker
netvlies helften naar het linker visuele deel. Beide oogzenuwen kruisen elkaar gedeeltelijk in
optisch chiasma. Vanaf daar beide uitlopers van zenuwcellen van beide linker netvlies