Bedrijfseconomie circulair ondernemen
Er zijn allerlei ontwikkelingen gaande over de hele wereld, zoals de belasting van het milieu, de
opwarming van de aarde, de aantasting van de ozonlaag en het opraken van grondstoffen, die er
voor zorgen dat het steeds belangrijker wordt na te denken welke economische systemen er gebruikt
worden. De manier waarop beslissingen genomen worden, heeft invloed op al deze ontwikkelingen.
Een van de mogelijke veranderingen zou de overgang van de traditionele naar een circulaire
economie zijn.
Op de wereld is er een steeds groeiende middenklasse. Deze groep mensen heeft een hoger
gemiddeld inkomen dan voorheen, waardoor hun bestedingen toenemen. De productie van
goederen is ook goedkoper geworden door de industrialisatie en globalisatie, zodat een kapot goed
eerder wordt vervangen dan gerepareerd. Dit leidt tot een wegwerpcultuur. Zo ontstaat er meer
vraag en komt er meer afval. Consumenten met meer geld, geven gemakkelijker geld uit aan nieuwe
producten, laten goederen die defect zijn minder snel repareren en gaan minder zuinig om met hun
goederen dan mensen met minder geld. Door die groeiende vraag naar goederen zal er ook een
groeiende vraag naar grondstoffen ontstaan. De aarde kun je voor sommige grondstoffen zien als een
gesloten systeem (niet onbeperkt voorradig), van andere grondstoffen lijkt de voorraad echter
onuitputtelijk. Bij het winnen en gebruiken van fossiele energiedragers (zoals aardolie, aardgas en
steenkool) wordt het omliggende milieu vaak beschadigd en er komt veel koolstofdioxide (CO2) vrij.
Daarnaast is de voorraad van deze fossiele brandstoffen eindig.
Je zou kunnen zeggen dat de aarde eigenaar is van de grondstoffen, maar omdat de aarde niet zelf
kan handelen, moeten wij mensen als rentmeester optreden voor de aarde. Dit houdt in dat we
namens de aarde haar bezittingen beheren en ervoor zorgen. Een manier om deze taak goed uit te
voeren is het toepassen van circulaire economie.
MVO = Maatschappelijk verantwoord ondernemen
John Elkington adviseerde als eerste dat een harmonieuze combinatie van de drie termen people,
planet en profit nodig is om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen. Inmiddels worden
deze drie kernwaarden door veel organisaties gebruikt om hun activiteiten langs de
MVO-ladder te leggen en zo te meten en aan te toen in welke maten ze maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Als één van de drie termen meer aandacht krijgt, gaat dat meestal ten
koste van een andere.
People: Er wordt goed voor het welzijn van de mensen binnen en buiten het bedrijf gezorgd.
Planet: De verspilling van grondstoffen en de uitstoot van schadelijke stoffen wordt beperkt.
Profit: De maatschappelijk verantwoorde zaken leveren winst op.
Circulaire economie is een systeem waarbij het de bedoeling is om herbruikbaarheid van
grondstoffen en goederen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Een goed moet
dus zo ontworpen worden dat het makkelijk te repareren is, of te hergebruiken als een ander goed.
In de natuur is het afval van het ene organisme, automatisch voeding voor een ander organisme. Als
je het woord organisme verandert in organisatie, kun je het model van moeder natuur zo op de
economie toepassen.
Circulaire economie is een van de manieren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen vorm
te geven. recyclingeconomie is niet altijd circulaire economie, omdat er vaak veel energie en grond-
stoffen vernietigd worden bij het recyclingproces. De zogenoemde deeleconomie (het bij elkaar
brengen van mensen die eenzelfde goed willen gebruiken), zorgt wel voor minder gebruik van grond-
stoffen maar vaak is er geen sprake van hergebruikmaximalisatie. Er is wel sprake van
gebruiksmaximalisatie als meer mensen gebruik maken van het goed. Er is geen sprake van circulaire
economie, doordat de grondstoffen dan niet hergebruikt worden.
, Er zijn twee grote verschillen tussen de traditionele en de circulaire economie. Het eerste verschil is,
dat er een ander soort model ontstaat voor goederen en grondstoffen. Bij de traditionele economie
worden er grondstoffen gewonnen, er wordt iets nieuws van gemaakt door de producent en als de
gebruiker vindt dat het goed niet meer bruikbaar is, wordt het afval (take – make – use – waste). Het
verdienmodel van de producent is hierbij, dat er zoveel mogelijk nieuwe goederen worden verkocht
aan gebruikers. In de circulaire economie wordt er gekozen voor het take – make – use – remake –
reuse model. Er wordt ook wel gesproken over de kringloopeconomie. Dit houdt in dat (de grondstof
van) een goed weer gebruikt wordt om een nieuw/ander goed te maken. Het maximaliseren van het
hergebruik van grondstoffen en het minimaliseren van afval komt hier duidelijk naar voren.
Producenten moeten goederen ontwikkelen die herbruikbaar zijn, of waarvan de grondstoffen
gemakkelijk opnieuw te gebruiken zijn. Daarnaast is het van belang dat de gebruiker het goed niet als
afval ziet, als het voor hem niet meer bruikbaar is. De gebruiker is in de traditionele economie
degene die de grondstoffen tot afval verklaart.
Het tweede verschil is, dat de macht en verantwoordelijkheid bij de traditionele economie vaak bij
verschillende partijen liggen. De producent heeft in veel gevallen de macht om te bepalen wat en
hoe er geproduceerd wordt en de gebruiker heeft de verantwoordelijkheid om goed om te gaan met
het goed. Zonder verkopen geen omzet, de macht van de producent is dus vooral gelegen in wat hij
aanbiedt. Het ligt wel aan de consument of de grondstoffen ook daadwerkelijk hergebruikt worden.
om ervoor te zorgen dat het goed of de grondstoffen ook echt hergebruik zullen worden, zou het
veel beter werken als zowel de macht als de verantwoordelijkheid bij één partij zou liggen. Bij
verbruiksgoederen (goederen die je opmaakt) is dit nog moeilijk voor te stellen, maar vooral bij
gebruiksgoederen (kunnen meerdere keren gebruikt worden) zijn er nu al veel mogelijkheden.
Er worden drie vormen van circulaire economie onderscheiden, die in de praktijk reeds toegepast
worden. Ze kunnen los van elkaar toegepast worden, maar ook gecombineerd worden. Drie vormen
van circulaire economie zijn:
1. Herfabricage: Goederen waarvan de onderdelen van het goed makkelijk weer los van elkaar te
halen zijn en vervolgens te hergebruiken zijn, worden remontabele goederen genoemd. Het gaat dus
om goederen waarbij herfabriceren mogelijk is gemaakt. Herfabriceren wordt vaak remanufacturing
genoemd. Herfabriceren is vaak heel lastig als bij een goed de grondstoffen aan elkaar of door elkaar
worden gebruikt. Het is belangrijk dat er van tevoren na wordt gedacht over het gebruik van die
grondstoffen en de manier waarop ze aan elkaar worden bevestigd. Herfabricage wordt dus mogelijk
als grondstoffen goed te scheiden zijn van elkaar, als het goed niet meer gebruikt wordt, en weer
opnieuw inzetbaar zijn voor eenzelfde of een ander goed. Dit betekent dat de keten van grondstoffen
niet meer een lineaire lijn heeft met een einde, maar dat het een gesloten cirkel wordt van
hergebruik van grondstoffen. De kringloop wordt dus gesloten.
2. Levensduurverlening: Het blijft in de lineaire economie lastig om het verkochte goed weer terug te
krijgen bij de verkoper, zodat hij er voor kan zorgen dat de grondstoffen hergebruikt worden. Een
oplossing hiervoor zou zijn dat goederen geen eigendom meer worden van de gebruiker, maar
eigendom van de producent blijven. Door dit model toe te passen, zal het verdienmodel van de
producent aangepast moeten worden. Zo veel mogelijk goederen maken en verkopen is niet langer
het verdienmodel. De producent zal zoveel mogelijk gebruikers bedienen en de kosten daarbij laag
houden. De producent blijft verantwoordelijk voor eventuele defecten van het goed. De producent
haalt dus voordeel uit het zo lang mogelijk goed functioneren van het goed. Immers, reparaties en
vervanging zijn voor zijn rekening en zijn imago als leverancier hangt ook af van de kwaliteit die het
goed levert en de service die hij verleent aan de gebruiker. Het leveren van diensten wordt het
nieuwe verdienmodel van een onderneming. Je spreekt dan wel van een ‘’product-dienstmodel’’.