Week 1
Percentielscore zoveel procent scoort gelijk of lager
Base-rate likelihood dat een individu een specifiek probleem zal hebben
Pseudoscience
- One can be a scientific researcher, a nonscientific researcher, a scientific practitioner, or a
nonscientific practitioner
- Veel schoolpsychologen baseren hun practices niet op solid science (scientist-practioner gap),
oftewel pseudoscience
- Naïve realisme de wereld is exact zoals we die zien (science staat hier tegenover)
- 7 errors die schoolpsychologen maken
o Confirmation bias: zorgt voor premature closure en belief perseverance (neiging om
aan initial ideas vast te houden ookal is er meermaals bewijs tegen)
randomised control, systematische within subject. Longitudinale designs en
correlationele designs kunnen hiervoor corrigeren
o illusory correlation: we zien statistische associaties ookal zijn ze objectively absent
ook kijken naar de misses ipv alleen de hits controleert hiervoor
o hindsight bias: uitkomsten als meer predictable zien nadat ze al gebeurd zijn
vergeleken met voordat het gebeurd is
o groupthink: staat kritische evaluatie in de weg (bv door onterecht denken van we
denken het allemaal dus het zal wel kloppen)
devil’s advocate die kritische vragen stelt corrigeert hiervoor
o heuristieken: bv recognition, availability, affect, anchoring (te veel beïnvloed door
initial informatie), representativeness
o base rate neglect: underemphasizing the base rate bij het kijken naar de likelihood
van accurance
o bias blind spot (not me fallacy): het niet zien van biases, denken dat het jou niet
beïnvloedt
- 10 warning signs om pseudoscience te herkennes/onderscheiden
o Lack of falsifiability and overuse of ad hoc hypotheses (explain away negatieve
resultaten)
o Lack of self-correction
o Meer nadruk op confirmatie, de positieve resultaten
o Ontwijken van peer review
o Te veel nadruk op anecdotal en testimonial bewijs
o Absence van connectiviteit
o Buitengewone claims (zonder buitengewoon bewijs)
o Ad antequitem fallacy: oudheid van claims inroepen om legitimiteit te versterken
o Gebruik van hypertechnische taal
o Absense van boundary conditions
Evidence based assesment
- Meetinstrument met een bepaald doel kiezen, meetinstrument moet betrouwbaar en valide
zijn. Ook al is het betrouwbaar en valide, kan er nog steeds beperkingen aan zitten
- Hypothese toetsend model (zowel hypothesen voor als tegen de vermoedens)
, - Een goede test (Cotan checkt dit): gestandaardiseerd, betrouwbaar, valide, efficiënt, objectief
en goede normen
- 3 meest voorkomende meetinstrumenten
o Gestandaardiseerde tests (bv iq test, intelligentie ≠ leerpotentieel, leerpotentieel
gemeten met dynamische test)
Gestandaardiseerd (vast protocol voor manier waarop taak afgenomen
wordt) & genormeerd (tegenover rest van populatie), gebruikt voor diagnose,
nodig voor verwijzing, Cl-intervallen, geen handvatten voor interventie
o Screeningsinstrumenten
Identificeren risicokinderen, monitoring, startpunt uitgebreider onderzoek
Gedragsobservatie (in context, beschrijving probleem, ontwikkelen
behandeling, monitoren uitkomst behandeling)
o Experimentele assessments (voorkeur (vooral icm met screeningsinstrumenten, want
meer accuraat en precies)
Systematisch manipuleren van variabelen en vaststellen causale relaties
Aanvulling hoorcollege
Evidence-based practice the integration of the best available research with clinical expertise in the
context of patient characteristics, culture and preferences
Verschillende benaderingen:
- Diagnostisch-voorschrijvende benadering
o Diagnose van bepaalde conditie, interventie wordt bepaald adhv conditie/diagnose
- Handelingsgerichte diagnostiek
o 5 uitgangspunten
Verloopt volgens systematische procedures
Is gericht op advisering
Hanteert een transactioneel referentiekader
Acht samenwerking met school, ouders en kind cruciaal
Besteedt aandacht aan positieve kenmerken
o Intakefase (geschiedenis in kaart brengen) strategiefase (wat is het plan van
aanpak) onderzoeksfase integratie/aanbeveling (bewijs uit onderzoeksfase
samen nemen) adviesfase
- Oplossingsgerichte benadering
o Wanneer er verschillen zijn in verwachte prestaties en daadwerkelijke prestaties
o 4 stappen
Probleem identificeren
Probleem definiëren
Interventies selecteren of ontwerpen
Interventies uitvoeren en de effecten hiervan evalueren / monitoren
o 3 tiers of support: klassikale instructie, instructie in kleine groepjes en individuele
(Respons to intervention RTI model)