Levenslooppsychologie
Geboorte tot 6 maanden
Je weet wat de begrippen groei, rijping en leren inhouden
Groei: toename van cellen en toename van lengte en gewicht (groei is sterk erfelijk bepaald)
Rijping: het in staat zijn om nieuwe functies te vervullen, lichamelijk/fysiologisch proces. Wordt niet
beïnvloed door de omgeving, wel door erfelijke factoren (schedel, intelligentie). Schadelijke
omgevingsfactoren (roken, alcohol) hebben wel invloed.
Leren: negatieve gevolgen van indrinken en drugs. Deze stoornissen hebben te maken met het
zenuwstelsel.
Je kent het ontwikkelingsverloop van het ongeboren kind per trimester
De zygote deelt zich snel tot een morule, daaruit ontstaat de placenta, navelstreng en vliezen.
Prenatale fase bestaat uit 3 semesters.
Het eerste trimester: embryonale fase
- Germinale fase: eerste 2 weken, innesteling van de zygote + celdeling
- Tweede periode: de 6 weken daarna, CZS, ogen, hart, oren, tanden, gehemelte, externe
genitaliën ontwikkelen. Vanaf week 3: brein.
Na 12 weken spreek je van een foetus: de structurele uitbouw van het organisme is dan volledig
bereikt. De eerste 3 maanden zijn zeer bepalend voor de verdere ontwikkeling.
Het tweede trimester
Loopt van 3-7 maand. Foetus maakt allerlei bewegingen en ontwikkelt de meeste reflexen. Die geven
informatie over het functioneren van de hersenen. Eind vijfde maand zijn bijna alle hersencellen
aangemaakt en neemt het bewegen weer wat af.
Het derde trimester
Kenmerkt zich door een snelle gewichtstoename van de foetus, waardoor het moeilijker wordt om te
bewegen en het een vastere positie gaat innemen. De foetus kan externe prikkels onderscheiden:
muziek, licht, smaken.
Je kent de 8 reflexen die een ongeboren kind heeft en die in de loop van de ontwikkeling ook weer
verdwijnen
Reflexen: onbewuste en onwillekeurige fysiologische reacties op prikkels en veranderingen in de
omgeving. Komen voort uit het natuurlijke instinct om te overleven.
Uterine withdrawal reflex: terugtrekken van het lichaam bij knijpen in de tenen (ontstaan: 5-7 week,
verdwijnt: 32e week voor de geboorte).
Mororeflex: kind schrikt, opent zijn armen en benen en kan zich zo vastklemmen aan iemand
(ontstaan: 9-12 week voor de geboorte, verdwijnt: 4 maanden na de geboorte).
Babinskyreflex: grijpreflex van de voeten (ontstaan: na geboorte, verdwijnt: 1-2 jaar, leren lopen)
Palmar reflex/grijpreflex: vingers sluiten bij lichte aanraking van de handpalm (ontstaan: 11 e week
voor geboorte, verdwijnt: 1-2 jaar)
Asymmetrische tonische nekreflex: het hoofd dat naar één kant buigt, roept het strekken van het
been en de arm aan dezelfde kant van het hoofd op (ontstaan: 18 e week voor geboorte, verdwijnt: 3-
9 maand na geboorte).
Spinal galant reflex: bij stimulatie van buik of rug roteert/buigt het ruggenmergkanaal 45 graden
naar de gestimuleerde kant (ontstaan: 20e week voor geboorte, verdwijnt: 3-9 maand na geboorte).
Rooting reflex en sucking reflex: bij lichte aanraking van de wang draait het hoofd in de richting van
de stimulus en gaat de mond open (ontstaan: 24-28 week voor geboorte, verdwijnt: 3-4 maand na).
1
,Tonische labyrinthe reflex forewards: bij het bewegen van het hoofd naar voren: buiging door
ruggengraat: maakt foetushouding mogelijk, naar achteren: strekking, zorgt dat de bevalling mogelijk
is door strekken van armen (ontstaan: bevalling, verdwijnt: 3-4 maand na geboorte).
Je kent de verschillende opvattingen over het bewustzijn en of dat bij een (ongeboren) kind aanwezig
is
- de leer theoretische of behavioristische visie: de mens is een onbeschreven blad en wordt
bepaald door leerervaringen. Volgens deze visie is het aannemelijk te veronderstellen dat de
mens na de geboorte al enigszins wordt geconditioneerd door zijn prenatale ervaringen: dit
zou verklaren dat de ene mens bijv. rustiger of angstiger is na de geboorte dan de andere.
- de biologische visie: interne of erfelijke factoren bepalen de mens. Volgens deze visie is het
niet aannemelijk dat er sprake is van een prenataal bewustzijn bij deze interne factoren,
hoewel bepaalde reacties op die factoren kunnen worden geregistreerd. Deze reacties
kunnen ook als onbewuste worden beschouwd.
- de omgevingspsychologische visie: de mens wordt bepaald door de wisselwerking tussen de
sociale en de ruimtelijke/materiele omgeving: verschillen in hartslag zouden kunnen duiden
op een lage vorm van besef of weten.
- de cognitivistische visie: de informatieverwerking en de zelfsturing van de mens zijn
bepalend. Bewustzijn wordt aan het vormen van het geheugen gekoppeld. Voor de geboorte
is hier nog geen sprake van.
- de psychoanalytische visie: waarbij de biologische aanleg en de opvoedingservaringen in de
eerste levensjaren als belangrijke factor binnen de unieke levensgeschiedenis bepalend zijn
voor de persoonlijkheid in ontwikkeling. Volgens de psychoanalytische stroming is er wel
sprake van een vorm van besef in de baarmoeder. Later wordt dat besef weer vergeten en
opgeslagen in het onbewuste.
- de humanistische visie: waarbij de individuele belevingen, de ruimte voor de noodzakelijke
zelfontplooiing en de eigen verantwoordelijkheid bepalende factoren zijn.
- de bio-ecologische visie: naarmate een kind meer in aanraking komt met invloeden van
buiten, geeft de zelfbewuste vorm aan zijn of haar ontwikkeling.
Je weet wat teratogenen zijn en kent de belangrijkste middelen waarvan het effect op prenatale
ontwikkeling bekend is
Teratogenen: middelen die van buiten komen en schadelijke invloed hebben o de prenatale
ontwikkelingen. Kunnen leiden tot vertraagde groei, gedrags- en functiestoornissen, dood.
- alcohol en drugs: minder geboortegewicht, minder alert, FAS (foetaal alcoholsyndroom),
stoppen met ademen/bewegen, onthoudingsverschijnselen door drugs.
- medicijngebruik: ernstig lichamelijke afwijkingen
- ondervoeding: neurologische afwijkingen bij het kind (de ontwikkeling van de hersenen)
- chemicaliën en stralingsgevaar: afwijkingen, miskraam, vroeg sterven
- ongelukken: gedeeltelijk opgevangen door vruchtwater, vroeggeboorte, beschadiging
- infecties: afwijkingen
- psychische ziekten
- zware stress: bewegen meer in slaap en diepere slaap is korter
- leeftijd van de aanstaande moeder: effect op ontwikkeling
- leeftijd van de aanstaande vader: effect op psychische ziekten
- te kleine placenta/moederkoek: verminderde toevoer van zuurstof en voedingsstoffen:
slechtere ontwikkeling
2
,Je kunt de belangrijkste complicaties rondom de geboorte en mogelijke gevolgen ervan beschrijven
Complicaties: zuurstofgebrek (kan leiden tot hersenbeschadiging, neurologische stoornissen),
vroeggeboorte (prematuriteit), te laag geboortegewicht. Complicaties kunnen leiden tot ADHD,
leerstoornissen, coördinatieproblemen, sensorische perceptiestoornissen en spraak problemen.
Je kent de twee groeirichtingen waarlangs de motorische ontwikkeling verloopt
Cefalocaudale groeirichting: groeispurt gaat van hoofd (cefalus) naar de staart (cauda). Dit
groeiproces start bij 2 maanden en gaat door tot ongeveer 6 jaar.
Proximodistale groeirichting: van het centrum van het lichaam (proximaal) tot de buitenkant
(distaal). De romp groeit dus eerder dan de ledematen. Dit proces is het duidelijkst vanaf 6 jaar.
Je weet hoe de ontwikkeling van het leren verloopt en wat daarbij bekend is over de werking van de
zintuigen en van de motoriek
Leren: een blijvende verandering in wat iemand kan op weet op grond van ervaring (door zintuigen
en motoriek). Leren kan je ook definiëren als het vormen van het geheugen. Om informatie op te
slaan in het langetermijngeheugen is een leerstrategie nodig, dit hebben kinderen, behalve herhalen,
nog niet. Vygotsky: situationele dwang: het kind kan geen afstand doen van de situatie waarin hij
geboren is, zijn ontwikkeling wordt daarom bepaald door de interactie met mensen.
Horen: kinderen kunnen direct alle klanken onderscheiden vooral tot 6 maanden is reageert hij
vooral op prikkels met zijn gehoor. Zien: de hoorprikkels sturen eerst de oogspieren: ogen bewegen
naar het geluid toe. Na 2 weken: gezichten onderscheiden, na 4 maanden: mensen en objecten
onderscheiden. Kinderen zien alles eerst zwart-wit, de kegeltjes vormen pas later. Primaire kleuren
zijn het beste om baby’s visueel te stimuleren. Na 6 maanden is zien belangrijker dan horen. Ruiken:
vanaf geboorte reageert de baby op de geur van moedersborst. Reuk is het eerste zintuig van belang
voor een baby. Voelen en proeven: overal zenuwuiteinden: gevoelig voor aanraking. Baby’s kunnen
zoet van zout onderscheiden en hebben voorkeur voor zoet. De mond is het kenorgaan: daarmee
leren ze eigenschappen van materialen en vormen kennen.
Motoriek: sensomotorische ervaringen: baby leert zijn wereld kennen door motoriek. Die ervaringen
verlopen volgens een vast patroon en regels die de bewegingen organiseren:
- oriëntatieregel: als iets opvallends gebeurt, draait zijn hoofd naar het geluid.
- onderzoeksregel: als baby iets ziet of voelt, gaat hij exploren met zijn ogen of handen
- regel van het scannen: als baby een voorwerp volgt en het verandert, kijkt hij waar het is
gebleven
- preferentieregel: als baby keuze heeft tussen voorwerpen onderzoekt hij zijn voorkeur
- habituatieregel: als hij een voorwerp al gezien heeft, besteedt hij er minder aandacht aan
- omkeringsregel: kenmerken die hij kan voelen gaat hij ook zien en omgekeerd
- circulaire reacties: als een handeling iets leuks oplevert, gaat hij het opnieuw doen
Je weet t.a.v. de taalontwikkeling het verschil tussen passieve en actieve taalontwikkeling en weet
wat de fasen van tateren en brabbelen inhouden
Passieve taalontwikkeling: begrijpen van de gesproken taal
Actieve taalontwikkeling: produceren van taaluitingen
Enkele weken na de geboorte: experimenteren met klanken of vocalisaties (eheh/uhuh)
Vanaf 2-3 maanden: oefenen met alle medeklinkers die een mens kan maken: tateren
Na 3 maanden: klanken die in de moedertaal voorkomen: brabbelen: beïnvloed door imitatie en lijkt
op de klanken, intonatie en melodie van de moedertaal.
3
, Je kent verschillende visies op de pasgeboren mens en op de rol van nature en nurture daarbij
Behaviorisme: nurture, leren, tabula rasa, verschillen in gedrag van baby’s komt door leerervaringen
voor en tijdens de geboorte, leren en invloeden van buitenaf.
> Baby sturen in de richting die je belangrijk vindt door accent op nurture
Psychoanalyse: nature, rijping, verschillen in baby’s vanwege eigen geaardheid en biologische aanleg,
baby’s zijn actieve wezens die zelf invloed uitoefenen op omgeving.
> Baby volgen in zijn behoeften door accent op nature
Je hebt inzicht in het hechtingsproces en in de ontwikkeling in het eerste levensjaar volgens Erik
Erikson
Bowlby & Ainsworth – gehechtheidstheorie
Bowlby: functies van gehechtheidssysteem (organisatie op biologisch niveau):
Veilige basis (secure basis): durven exploreren
Veilige haven (safe haven): systeem van nabijheid zoekend gedrag dat geactiveerd wordt bij
angst of gevaar
Kind krijgt daardoor verinnerlijkte verwachtingen over beschikbaarheid van de ander: interne
werkmodellen
Ook verwachtingen over wel of niet de angst kunnen hanteren/overwinnen: emotie-regulatie
Dit leidt tot strategieën/stijlen om met onveiligheid om te gaan: gehechtheids-stijlen
Mary Ainsworth: de vreemde situatie (Strange Situation: moeder gaat weg, vreemde komt, kind
heeft stress, ouder komt terug: kijken hoe het kind dan reageert: wordt hij weer kalm als moeder
terug is). 3 typen van gehechtheid:
Veilig gehecht: 60-70%
Angstig gehecht: 10-15% -> overactivering (angst blijft als moeder terugkomt, ook bozig)
Vermijdend gehecht: 20% -> downplaying (lijken onaangedaan, maar eigenlijk net zo bang)
Gedesorganiseerd gehecht: 5-10% -> frozen watchfulness (bevroren, in de gaten houden)
o Zorgwekkend signaal: kinderen zijn gewend aan onvoorspelbare ouders
Invloed op de gehechtheidsstijl: de responsiviteit van de ouder (emoties en gedrag van kind
signaleren; gedrag interpreteren; adequaat reageren)
Relationele basispatronen die in verdere ontwikkeling steeds een rol spelen; tot in volwassenheid
Zes maanden tot 2 jaar
Je hebt kennis van de ontwikkeling van de grove en fijne motoriek van een kind van 6 mnd tot 2 jaar
Grove motoriek: bijv omdraaien van buik op rug en later ook rennen en klimmen.
- 7e maand: zitten zonder steun
- 8e maand: staan met steun en trekkend over de vloer voortbewegen
- 9e maand: lopen met steun
- 10e maand: op handen en knieën kruipen
- 11e maand: op handen en voeten kruipen en stevig los staan
- 12e maand: met steun lopen en enkele stapjes los
- 14e maand: goed lopen, soms al een bal naar voren schoppen
- 18e maand: met hulp traplopen
- 2e jaar: springen en huppelen
Fijne motoriek: belangrijke mijlpaal is de ontwikkeling van de pincetgreep (+- 9 e maand): klein
voorwerp vastpakken, tekenen schrijven. Oog-hand coördinatie. Daarvoor is het belangrijk dat het
kind met twee ogen kijkt (binoculair) en dat de twee beelden over elkaar vallen, zodat er een
driedimensionaal beeld ontstaat. Het kind leert hoe langer hoe meer gewaarwordingen van de
zintuigen te integreren met motorische vaardigheden. Je noemt dit de sensomotorische activiteiten.
4