Complete samenvatting voor het vak Psychopathologie uit de minor KIND
Je hebt geen boeken meer nodig wanneer je deze samenvatting koopt, alles staat er
duidelijk in beschreven op basis van de vereiste boeken.
Gebruikte boeken:
- Verhulst; Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie
Inhoudsopgave
Doelen 1........................................................................................................................................................ 2
Doelen 2........................................................................................................................................................ 6
Doelen 3........................................................................................................................................................ 8
Doelen 4...................................................................................................................................................... 11
Doelen 5...................................................................................................................................................... 15
Doelen 6...................................................................................................................................................... 19
Doelen 7...................................................................................................................................................... 26
Verbreding kennis........................................................................................................................................ 32
ADHD..................................................................................................................................................................32
Somatisch-syndroom stoornis en conversiestoornis..........................................................................................35
Anorexia behandelingen....................................................................................................................................37
Depressie stoornissen.........................................................................................................................................38
1
,Doelen 1
De student kan:
1. De student kan psychopathologische symptomen van middelenmisbruik en
middelelenafhankelijkheid in casuïstiek herkennen.
Intoxicatie:
Intoxicatie door een bepaald middel is een door middelen teweeggebrachte stoornis
waarbij sprake is van een patroon van herhaalde episodes waarin men een staat van
dronkenschap bereikt of high wordt. De specifieke kenmerken van intoxicatie zijn
afhankelijk van het gebruikte middel, de dosis, de biologisch bepaalde kwetsbaarheid van
de gebruiker en tot op zekere hoogte van de verwachtingen van de gebruiker. Tekenen
van intoxicatie zijn vaak verwarring, strijdlustigheid, belemmerd beoordelingsvermogen,
concentratieverlies en belemmering van motorische en ruimtelijke vaardigheden. Extreme
intoxicatie als gevolg van het gebruik van alcohol, cocaïne, opiaten en PCP kan tot de dood
leiden, hetzij als gevolg van de directe biochemische effecten van de stof (bijvoorbeeld
ademhalingsremming, invloed op het hart) of door belemmerd beoordelingsvermogen en
daaruit voortvloeiend (gevaarlijk) gedrag of suïcide.
Onttrekkingssyndroom:
Onttrekkingsyndroom is een door een middel teweeggebrachte stoornis waarbij een
combinatie van symptomen optreedt wanneer iemand - na een lange periode van
intensief gebruik- abrupt stopt met het gebruik van dat middel (of in geval van cafeïne bij
het staken van dagelijks gebruik). Psycho- actieve middelen die tot een
onttrekkingssyndroom kunnen leiden zijn onder andere alcohol, opiaten (zoals heroïne en
morfine), stimulantia (zoals cocaïne en amfetamine), kalmerings- en slaapmiddelen,
marihuana en tabak (met het stimulantium nicotine). Omdat abrupt stoppen met
hallucinogenen als LSD, PCP en inhalantia (lijmen of aerosolen) niet tot klinisch
significante onttrekkings- verschijnselen leidt, worden ze in de DSM-S in dit kader buiten
beschouwing gelaten.
Tolerantie:
Toestand van fysieke gewenning aan een middel, als gevolg van frequentie gebruik, zodat
steeds hogere doses nodig zijn om eenzelfde effect te bereiken als voorheen.
Lichamelijke afhankelijkheid:
De term lichamelijke of fysieke afhankelijkheid (ook wel chemische of fysiologische
afhankelijkheid genoemd) heeft betrekking op een zodanig regulier gebruik van middelen
dat een lichamelijke verandering is ontstaan waardoor grotere hoeveelheden van het
middel nodig zijn om eenzelfde effect te bereiken (tolerantie) en abrupt staken van het
gebruik leidt tot onttrekkingsverschijnselen (het onttrekkingssyndroom).
2
, Psychische afhankelijkheid:
Psychische afhankelijkheid speelt een rol bij het problematisch gebruik van middelen.
Mensen die een psychische afhankelijkheid ontwikkelen gebruiken een bepaald middel
om aan hun psychische behoeften tegemoet te komen, zoals het verminderen van
dagelijkse stress of angst. Ze kunnen al dan niet chemisch of fysiologisch afhankelijk of
verslaafd zijn. Denk aan mensen die zich gedwongen voelen marihuana, koffie of iets
anders te gebruiken om de stress van het dagelijks bestaan te verlichten, maar geen
grotere hoeveelheden nodig hebben om high te worden of nare
onthoudingsverschijnselen krijgen al
Herkenning drugsgebruik:
- In het weekend doorgaan tot de vroege ochtend, en toch geen kater hebben.
- Overdag slapen als een blok.
- Heel veel geld opmaken.
- Niet wakker te krijgen op maandag en zelfs niet op dinsdag.
- Eindelijk uit bed en dan alleen maar zoetigheid willen eten.
- Niet zoveel 'normaal' eten lusten.
- Zeggen dat ze ziek zijn, bijvoorbeeld griep hebben of de ziekte van Pfeiffer.
- Je niet meer recht in de ogen kijken.
- Rusteloos zijn, vluchtgedrag vertonen.
- Liegen.
- Iedereen van alles de schuld geven, nooit de schuld bij zichzelf zoeken.
- Allerlei smoezen bedenken om maar niet aan het gezinsleven te hoeven
deelnemen.
- Er steeds ongezonder gaan uitzien.
- Steeds 'verkouden' zijn.
- Achterblijven op school.
2. De student kan aan de hand van de DSM V-criteria een beschrijving geven van
middelenmisbruik en afhankelijkheid van een middel.
De term stoornis in het gebruik van middelen is een algemene diagnostische classificatie,
maar de specifieke diagnose, zoals stoornis in alcoholgebruik,
geeft aan om welk middel het gaat. Dit soort diagnoses vereist behalve een beperkt
functioneren en persoonlijk lijden twee of meer specifieke kenmerken of symptomen die
zich in het aan de diagnose voorafgaande jaar moeten hebben voorgedaan. Deze
kenmerken of symptomen verschillen per middel.
Stoornis in alcoholgebruik wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door de volgende kenmerken
of symptomen, die echter niet allemaal aanwezig hoeven te zijn:
- Een buitensporige hoeveelheid tijd besteden aan het verkrijgen en gebruiken van
alcohol of het herstellen na overmatig gebruik ervan.
- Aanhoudende problemen hebben met minderen of het beheersen van
alcoholgebruik, ondanks de wens daartoe.
- Buitensporig veel meer drinken dan de bedoeling was.
- Als gevolg van het gebruik moeite hebben met het vervullen van de normale taken
als student, werknemer of gezinslid.
- Doorgaan met het gebruiken van alcohol ondanks de sociale, interpersoonlijke,
psychische of medische problemen die dat tot gevolg heeft.
- Het ontwikkelen van tolerantie of een onttrekkingssyndroom dat samengaat met
het gebruik van alcohol.
- Alcohol gebruiken in situaties waarin dat een risico met zich meebrengt voor de
persoonlijke veiligheid of die van anderen, zoals rijden onder invloed.
3
, - Een sterk, aanhoudend verlangen hebben naar alcohol.
- Niet deelnemen aan activiteiten vanwege het alcoholgebruik.
Waar eindigt gebruik en begint misbruik? De DSM-5 legt de grens daar waar het gebruik
een aanzienlijke belemmering in het dagelijks functioneren op een bepaald terrein
oplevert. Enkele voorbeelden:
Problemen bij het nakomen van de verantwoordelijkheden die men heeft als
- Student, werknemer of ouder.
- Riskant gedrag in fysieke zin, bijvoorbeeld autorijden als men gebruikt heeft.
- Frequente sociale of interpersoonlijke problemen (herhaaldelijk bij vechtpartijen
betrokken zijn tijdens het drinken).
3. De student kan van het ziektebeeld middelenmisbruik en afhankelijkheid van een
middel de belangrijkste behandelingen beschrijven.
- Cognitieve gedragstherapie aanleidingen en gevolgen in kaart
- Motiverende gespreksvoering
- Systeembehandeling (MDFT) intensieve therpaie, uitgangspunt: multidimensionaal
(jongere, ouders, omgeving betrekken)
4. De student kan de prevalentie en de incidentie van bovengenoemd ziektebeeld
noemen.
15-20% van kinderen en jongeren heeft een klinische stoornis.
2% hiervan zoekt hulp.
In Europa heeft 22 procent van de 15- 64-jarigen ooit cannabis gebruikt. sprocent gebruikte
het laatste jaar cannabis. Geschat wordt dat I procent van alle Europese volwassenen
dagelijks cannabis gebruikt.
Gemiddeld heeft 3 procent van de Europeanen van 15- 64 jaar ooit amfetamines of xtc
geprobeerd. 4 procent gebruikte ooit cocaïne. 0,4 procent gebruikte de voorgaande twaalf
maanden amfetamines, 0,5 procent xtc en 1% cocaïne. De Europese cijfers wijzen op een
stabilisering van het gebruik van deze middelen. De mate van gebruik verschilt sterk tussen
landen.
In 2013 zei 14 procent van de Vlaamse bevolking tussen 15 en 64 jaar dat ze ooit
experimenteerden met cannabis (17 procent mannen, II procent vrouwen). 3,5 procent van
de Vlamingen gebruikte in de twaalf maanden voor de enquête cannabis, 2 procent in de
dertig dagen ervoor. 0,4 procent van de Vlamingen gebruikte in dat jaar cocaïne, 0,3 procent
opiaten en 0,4 procent xtc of amfetamines.
Omgerekend naar de bevolking van Nederland in 2009 bedraagt het absolute aantal
personen van 18- 64 jaar met drugsafhankelijkheid in totaal 77.00°, van wie er 29.300
verslaafd zijn aan cannabis. Drugsmisbruik komt voor bij 92.900 personen, van wie het bij
40.200 personen om cannabismisbruik gaat.
Stoornissen in druggebruik komen in de Nemesis-populatie het meest voor in de
leeftijdsklasse 18 - 24 jaar en bij mannen ook in de leeftijdsklasse 25- 24 jaar,
5. De student kan de etiologie en de risicofactoren van bovengenoemd ziektebeeld
noemen.
Risicofactoren:
4