14. Verkrijging en verlies door verjaring
14.1 De acquisitieve verjaring
De regeling van de acquisitieve verjaring vinden we in afdeling 3, titel 4 van Boek 3.
De acquisitieve ofwel de verkrijgende verjaring
is één van de wijzen van originaire verkrijging van goederen.
Toepassingsgebied en de vereisten voor de verkrijgende verjaring.
Artikel 3:99, eerste lid bepaalt: ‘Rechten op roerende zaken die niet-registergoederen zijn,
en rechten aan toonder of order worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door
een onafgebroken bezit van drie jaren, andere goederen door een onafgebroken bezit van
tien jaren.’
In dit artikel vinden we allereerst het antwoord op de vraag welke goederen
door verjaring kunnen worden verkregen: alle goederen kunnen door
verjaring worden verkregen.
In artikel 3:99 lezen we: ‘Rechten op roerende zaken die niet-register-goederen, (...) rechten
aan toonder of order (...) andere goederen.’
Zo kan bijvoorbeeld door verjaring verkregen worden de eigendom van een
fiets, de eigendom van een huis, een recht van opstal, een erfdienstbaarheid,
een recht van vruchtgebruik enzovoort.
Op de regel dat alle goederen door verjaring kunnen worden verkregen, is in artikel 3:99,
tweede lid een uitzondering gemaakt voor de aldaar vermelde roerende zaken.
In de tweede plaats vinden we in artikel 3:99 de vereisten waaraan moet zijn
voldaan, wil een goed door verjaring worden verkregen.
Vereisten voor artikel 3:99:
Men moet bezit hebben
Degene die door verjaring een goed wil verkrijgen, moet bezitter zijn
van dat goed.).
Jan heeft het bezit van een schuldvordering op Piet, hij geniet al een tijd de rente van deze
vordering.
Maria heeft het bezit van een stukje grond, waar zij al jaren bloemen en plantjes kweekt.
Men moet bezitter te goeder trouw zijn.
De bezitter meent en mocht menen dat hij rechthebbende is. Men
moet het bezit van een goed hebben gedurende een bepaald aantal
jaren.
De verjaringstermijn voor roerende zaken niet-registergoederen en
rechten aan toonder of order bedraagt drie jaren.
De verjaringstermijn voor overige goederen bedraagt tien jaren.
Bij deze laatste categorie goederen kunnen we bijvoorbeeld denken
aan registergoederen, auteursrechten, vorderingsrechten en rechten
op aandelen op naam.
Er moet sprake zijn van een onafgebroken bezit.
Dit betekent dat de bezitter gedurende de gehele aangegeven tijd
bezit moet hebben gehad. Gaat het bezit verloren dan wordt de
lopende verjaring gestuit (zie voor de stuiting hierna paragraaf 14.4).
, Samengevat: is men gedurende het vereiste aantal jaren (drie of tien)
onafgebroken bezitter te goeder trouw geweest van een goed, dan
wordt men rechthebbende van dat goed door verjaring.
De termijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op
die waarop het bezit is verkregen.
Wanneer begint nu de verjaringstermijn te lopen? In artikel 3:101
vinden we het antwoord.
Bart heeft het huis van zijn vader door overdracht verkregen op 16 maart 2017. Bart weet echter
niet en kan ook niet weten dat hij het huis verkreeg op grond van een nietige titel, zodat hij geen
eigenaar is geworden van het huis. Bart is wel bezitter te goeder trouw. De verjaring begint nu te
lopen vanaf 17 maart 2017, namelijk de dag nadat hij het bezit verkreeg en dat is op 16 maart
2017. Bart zal nu gedurende tien jaren onafgebroken het bezit van het huis moeten hebben om
na verloop van die termijn alsnog eigenaar van het huis te worden.
Bij de berekening van de termijnen als bedoeld in artikel 3:99 mag onder omstandigheden
het gedeelte van de verjaringstermijn dat reeds verstreek ten gunste van de voorganger in
het bezit, worden opgeteld bij de eigen bezitstijd.
Dit geldt zowel voor het geval dat sprake is van opvolging onder algemene titel (bijv.
vererving) als voor het geval dat sprake is van opvolging onder bijzondere titel (artikel
3:102).
Is opgevolgd onder algemene titel en is de voorganger-bezitter als bezitter te goeder trouw
bezig geweest door verjaring een recht te verkrijgen,
dan is de verkrijger altijd aan te merken als te goeder trouw, omdat hij
de persoon van de voorganger vermogensrechtelijk ‘voortzet’
(we spreken hier van de saisine-regel, artikel 3:116).
Of de opvolger onder algemene titel werkelijk te goeder trouw is of
niet, speelt geen rol.
Is opgevolgd onder bijzondere titel, dan moet in elk concreet geval bekeken worden of ook
de verkrijger te goeder trouw is.
Is de verkrijger onder bijzondere titel te goeder trouw, dan kan hij de
tijd die zijn voorganger bezig was door verjaring een recht te
verkrijgen, optellen bij de tijd die hij zelf nodig heeft om door verjaring
dat recht te verkrijgen.
Is de verkrijger niet te goeder trouw, dan kan van optelling van de
bezitstijd geen sprake zijn.
Sterker nog, in dat geval gaat er bij de verkrijger ook geen nieuwe
verjaringstermijn lopen; hij kan dat recht immers niet door verjaring ex
artikel 3:99 verkrijgen, daar niet is voldaan aan het voor verjaring
gestelde vereiste van de goede trouw.
Drie verschillende voorbeelden ten aanzien van de hier-voor besproken optelling van de
verjaringstermijn.
Anton is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Als Anton het stuk grond vier
jaar in bezit heeft gehad, verkoopt en levert hij de grond aan Bernard, die weet dat de grond niet aan Anton toebehoort en
daardoor dus niet te goeder trouw is. Als Bernard de grond zes jaar in bezit heeft gehad, is hij geen eigenaar geworden door
verjaring omdat hij niet te goeder trouw is.
Cees is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechtheb-bende is. Als Cees de grond vier jaar in
bezit heeft gehad verkoopt en levert hij de grond aan Frits, die niet weet en ook niet kan weten dat Cees geen rechthebbende