100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Internalising Disorders: taken colleges 2019/2020 €8,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Internalising Disorders: taken colleges 2019/2020

2 beoordelingen
 120 keer bekeken  17 keer verkocht

Raak je ook zo verdwaald in alle literatuur? Deze samenvatting bevat alle (relevante) literatuur beknopt samengevat vertaald in het Nederlands, collegejaar . Met dank aan deze samenvatting heb ik dit blok met een 7 kunnen afsluiten. De bronnen staan voor taak 2 t/m 6 boven ieder artikel, voor ta...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 50  pagina's

  • 2 maart 2020
  • 50
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (8)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: femkestudent • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: evaswinkels3 • 3 jaar geleden

avatar-seller
kayleedv
Internalizing Disorders:
Taak 1 t/m 6 + aantekeningen colleges




Master Mental Health
Kind- en jeugdtrack
2019-2020




Taken:
Taak 1: normale en abnormale ontwikkeling
Taak 2: ik durf niet meer naar school
Taak 3: ik zie het niet meer zitten
Taak 4: waarom gaat de pijn niet weg?
Taak 5: het moet eruit
Taak 6: als je als kind niet op grote mensen kunt vertrouwen

Colleges gaan onder andere over gedragsontwikkeling, chronische
pijn, depressie, schematherapie en veranderingen in de GGZ.

,Taak 1: normale en abnormale ontwikkeling van
kinderen

Psychodynamisch perspectief: focus op innerlijke krachten
Geloven dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten uit de kindertijd waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft (auto-ongeluk tijdens
de kindertijd beïnvloedt de capaciteit om relaties aan te gaan tijdens de adolescentie).
Innerlijke krachten blijven gedrag gedurende het hele leven beïnvloeden.

Psychoanalytische theorie van Freud: onbewust krachten bepalend zijn voor iemand
persoonlijkheid en gedrag. Vanwege hun verstorende aard zijn ze afgesloten van het
bewustzijn. Dit onbewuste is verantwoordelijk voor een groot deel van ons dagelijkse gedrag.

Volgens Freud heeft elke persoonlijk drie aspecten:
1. id: ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat aanwezig is bij de
geboorte. Dit zijn driften die in verband staan met honger, seks, agressie en irrationele
impulsen. Genotsprincipe: doel om zo veel mogelijk bevrediging en zo min mogelijk
spanning te creëren  overgave aan een drift zorgt voor moeite met functioneren in de
samenleving
2. ego: rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Het vormt een buffer tussen de
echte wereld en het id. Realiteitsprincipe: doel om de veiligheid van het individu te bewaren
en te laten integreren in de samenleving
3. superego: maakt onderscheid tussen goed en kwaad. Ontwikkelt rond 5e levensjaar en
wordt overgenomen van ouders, leerkrachten of andere belangrijke figuren.

De psychoseksuele ontwikkeling wordt gevormd doordat kinderen een aantal fasen
doorlopen waarin genot steeds gericht is op een andere biologische functie (zie tabel 2.1). Te
veel of onvoldoende bevrediging leidt tot fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase
is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict (bijv: adolescent met overgewicht
heeft fixatie in de orale ontwikkelingsfase).

Psychosociale theorie van Erikson: manier waarop we aankijken tegen onze interacties met
anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij.

Mensen ontwikkelen zich volgens Erikson in 8 aparte stadia volgens een vast patroon. In elk
stadia is sprake van een crisis/conflict waar een persoon goed mee moet kunnen omgaan om
te voldoen aan de eisen van het volgende stadia.
Volgens Freud is de ontwikkeling compleet tegen de tijd dat een individu de adolescentie
heeft bereikt. Volgens Erikson speelt groei en verandering gedurende het hele leven.

Mening over het psychodynamisch perspectief
Freud: Pre: principes zoals dat stadia in de jeugd de persoonlijkheid als volwassene bepalen
wordt weinig ondersteund. Voor vrouwen wordt de theorie vaak als seksistisch en
discriminerend beschouwd aangezien de focus ligt op de mannelijke ontwikkeling.
Erikson: Pre: de ontwikkeling richt zich meer op mannen en is op sommige punten ‘vaag’
Conclusie: het psychodynamisch perspectief levert goede beschrijvingen op van gedrag
in het verleden maar geeft geen nauwkeurige voorspellingen van toekomstig gedrag.
Behavioristisch perspectief: focus op externe krachten

,Gedrag wordt beïnvloed door omgevingsstimuli waaraan men wordt blootgesteld  Watson.
Daarnaast wordt ontwikkeling als kwantitatief in plaats van kwalitatief gezien
(probleemoplossend vermogen verbetert door grotere mentale capaciteiten en niet door
veranderingen in het soort denken).

De ontwikkeling van een kind kan volgens behavioristen volledig begrepen worden door
zorgvuldig te kijken naar stimuli die zijn omgeving vormen. Dit komt door klassieke
conditionering: een organisme leert op een bepaalde manier te reageren op een neutrale
stimulus die die respons normaal niet uitlokt (= stimulus-substitutie).

Ook operante conditionering heeft een grote invloed op gedrag. Dit is een vorm van leren
waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt doordat die respons wordt
geassocieerd met positieve of negatieve consequenties. Deze principes worden toegepast bij
gedragsmodificatie: een formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen
en ongewenst gedrag te verlagen (bijv: een adolescent met overgewicht wordt niet beloond
voor goede voedings- en bewegingsgewoonten.

Sociaal-cognitieve leertheorie: leren door gedrag van een ander persoon te observeren. Deze
theorie is ontstaan door Bandura en bestaat uit 4 stappen: 1) bewust waarnemen 2) gedrag
herinneren 3) gedrag reproduceren en 4) motivatie om gedrag aan te leren en uit te voeren

Meningen over het behavioristisch perspectief
Pre: conditionering en de sociale leertheorie zijn op enkele punten strijdig met elkaar: volgens
conditionering is leren een kwestie van externe stimuli terwijl de sociale leertheorie beweren
in de mentale activiteit in de vorm van gedachten en verwachtingen (interne stimuli).

Cognitief perspectief: kijken naar de oorsprong van ons begrip
Richt zich op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen
en erover na te denken. Een verschil in complexiteit is afhankelijk van het niveau van kennis
en cognitie: onderzoekers proberen dan ook te achterhalen op welke manier
kinderen/jongeren/volwassenen informatie verwerken en welke invloed dit heeft op gedrag
(bijv: een adolescent met overgewicht heeft geen effectieve manieren geleerd om op gewicht
te blijven, hij hecht geen waarde aan goede voeding).

Bruner: een kind kan alles kan begrijpen zolang we maar aansluiten op zijn/haar
begripsniveau

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget: volgens Piaget doorlopen alle mensen in een
vast volgorde een reeks universele cognitieve en ontwikkelingsstadia. Tijdens deze stadia
neemt zowel de kwantiteit als kwaliteit van kennis toe.

Menselijk denken is volgens deze theorie opgebouwd uit schema’s, georganiseerde mentale
patronen die bepaalde gedragingen of acties vertegenwoordigen: intelligente
computersoftwares die bepalen hoe gegevens uit de wereld beoordeeld en behandeld wordt.

Adaptatie op nieuwe informatie wordt verklaard door twee basisprincipes:
1) Assimilatie: proces waarbij mensen een ervaring interpreteren binnen hun huidige
cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze

, o Nieuwe ervaringen worden opgenomen in de schema’s die het individu al bezit (bijv.
bij een schema “groter is meer” zal een kind bij 2 rijen van 5 blokjes waarvan 1 rij
blokjes verder uit elkaar liggen zeggen dat deze meer blokjes bevat)
2) Accommodatie: veranderingen in bestaande manieren van denken in reactie op nieuwe
stimuli of gebeurtenissen (bijv. wanneer het kind leert tellen, leert het dat beide rijen even
veel blokjes bevatten, ondanks dat de dichtheid verschilt.)

Meningen over Piaget:
Pre: theorie is niet universeel: in niet-westerse culturen verloopt de ontwikkeling anders en
ook het hoogst haalbare cognitieniveau, wordt niet altijd bereikt. De cognitieve ontwikkeling
is niet zo discontinu als wordt gesteld

Informatieverwerkingstheorie: alternatief voor Piaget waarbij de cognitieve ontwikkeling
wordt gezien als een meer continu proces. Deze theorie achterhaalt op welke manieren
mensen informatie opnemen, gebruiken en opslaan. Deze theorie gaat ervan uit dat de
ontwikkeling voornamelijk wordt gekenmerkt door kwantitatieve verandering: steeds
ingewikkeldere strategieën ontstaan om informatie te verwerken.

Er wordt ook wel gesproken over de neo-Piagetiaanse theorie: cognitie die bestaat uit
verschillende typen individuele vaardigheden (in plaats van een enkel systeem met steeds
ingewikkeldere algemene cognitieve vermogens). Zo verloopt de cognitieve ontwikkeling op
bepaalde terreinen sneller en op andere langzamer (leesvaardigheden ontwikkelen zich sneller
dan rekenvaardigheden) en speelt ervaring een grotere rol.

Meningen over de informatieverwerkingstheorie:
Pre: biedt weinig aandacht aan creativiteit en houdt geen rekening met sociale context

Cognitieve neurowetenschap: focust zich op neurologische activiteit ten grondslag aan
denken, probleemoplossing en ander cognitief gedrag (hersenprocessen).
Bijv. kinderen met autisme tonen in het eerste levensjaar een explosieve, dramatische groei
van de hersenen waardoor het hoofd beduidend groter wordt.

Meningen over de cognitieve neurowetenschap:
Pre: het is meer een beschrijvende theorie dan een verklarende waardoor het geen antwoord
geeft op alle vragen rondom de ontwikkeling.

Contextueel perspectief: een brede visie op ontwikkeling
Kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheids- en sociale
wereld (bijv: een adolescent kan overgewicht ontwikkelen als gevolg van een gezinsomgeving
waarin voeding en maaltijd ongewoon belangrijk zijn en verweven zijn met familierituelen).
De unieke ontwikkeling van een kind wordt vanuit een complexie sociale en culturele context.
2 belangrijke theorieën:

Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner: gaat uit van 5 omgevingsniveaus die elk
biologisch organisme gelijktijdig beïnvloeden.
 Microsysteem: dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven bestaande uit thuis,
ouders, vrienden en leraren. Hieraan bouwen kinderen actief mee
 Mesosysteem: zorgt voor connecties tussen de verschillende aspecten van het
microsysteem (kinderen aan ouders, leerlingen aan leraren). Het benadrukt de directe en

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kayleedv. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 60904 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,49  17x  verkocht
  • (2)
  Kopen