Hoorcollege 1; hartactiviteit
Je kunt het proces van prikkelvorming en -geleiding in het hart beschrijven en kan verklaren hoe
ectopische prikkels kunnen leiden tot problemen in het functioneren van het hart.
Prikkel ontstaat in de sinusknoop (SA-knoop) in het rechteratrium. Bij een geïsoleerd hart is
de Hf puur vanuit de sinusknoop 100/110 slagen per minuut; intrinsieke hartfrequentie.
Door beïnvloeding van het zenuwstelsel en bepaalde stoffen in het bloed ligt de Hf echter
normaal rond de 50-80 slagen per minuut (rust).
De prikkel van de sinusknoop gaat via de atria naar de AV-knoop. De AV-knoop zorgt voor
vertraging van de prikkelgeleiding, zodat de atria eerst geheel kunnen contraheren en
daarna pas de ventrikels. Zo kunnen de atria voor volledige vulling van de ventrikels zorgen.
De AV-knoop is een latente pacemaker en kan eventueel de functie van de sinusknoop
overnemen als deze uitvalt. De Hf wordt dan echter wel lager (30-40 p/m)
Vanuit de AV-knoop gaat de prikkel via de bundel van His (snelle impulsgeleiding, latente
pacemaker) naar kleinere vezels; de purkinjevezels. De pukinjevezels geven de prikkel door
aan de ventrikelspiervezels, waardoor de ventrikels contraheren.
Door nexus-verbindingen vindt er directe prikkeloverdracht plaats tussen de myocardcellen;
hele hart wordt tegelijk geactiveerd; hart kan als geheel werken; werkt als syncytium.
Ectopische prikkels; prikkels gegeven door de latente pacemakers. De AV-knoop/bundel van
His kan spontaan een prikkel afgeven, wat zorgt voor depolarisatie in dat gebied of een extra
klopping tussendoor. Als dit vaak gebeurt spreek je van een hartritmestoornis.
Je kunt beschrijven hoe een elektrocardiogram (ECG) tot stand komt, en het patroon van het
standaard-ECG verklaren.
ECG; elektrocardiogram
Elektrisch signaal; prikkelfront. Door 6 elektrodes te plaatsen rond het hart kun je de prikkels
meten. Als het prikkelfront direct op de elektrode komt is de prikkeluitslag groter dan als hij
met een hoek binnen komt. Plaatsing is dus belangrijk om te zien hoe groot de prikkel
daadwerkelijk is.
Standaard ECG;
o P-top; depolarisatie van de atria
o QRS; depolarisatie ventrikels (Q&S is van elektrode af dus naar beneden; R is naar
elektrode toe en grote verandering dus hoge top)
o T-top; repolarisatie van de ventrikels
o Repolarisatie atria zit verstopt in het QRS-complex; kan je niet zien.
,Je kunt de fasen van de hartcyclus beschrijven en het drukverloop in de verschillende
compartimenten van hart en uitstroomvaten tijdens de hartcyclus verklaren.
Systole/contractiefase;
o Isovolumetrische contractiefase; alle kleppen zijn gesloten en de druk bouwt zich op.
o Ejectiefase; de uitstroming van bloed door samentrekking van de ventrikels, via de a.
pulmonalis en aorta richting lichaam- en longcirculatie. Zodra de semi lunaire
kleppen openen start de ejectiefase. De AV-kleppen blijven gesloten door de druk,
zodat het bloed niet terug kan stromen. Na de ejectiefase blijft er altijd nog wat
bloed achter in het hart.
Diastole/ontspanningsfase;
o Isovolumetrische relaxatie; gaat nog geen bloed naar de ventrikels, de AV-kleppen
zijn gesloten
o Vullingsfase; bloed stroomt de ventrikels in. De AV-kleppen zijn open en de
semilunaire kleppen zijn gesloten.
o Atriumcontractie; het overige bloed wordt uit de atria naar de ventrikels gepompt
en de ventrikels vullen zich nog verder.
De wand van de linkerharthelft is dikker dan die van de rechterharthelft, omdat het bloed
vanuit daar in de lichaamscirculatie gepompt moet worden. Gevolg hiervan is dat de
drukveranderingen in de rechterharthelft minder groot zijn.
Drukverloop;
o Linkerharthelft (rood, groen en blauw);
P-top; druk neemt toe in het atrium en deze contraheert.
QRS; druk in het ventrikel bouwt op tot de kleppen zich openen en de
ejectiefase begint. Als de kleppen zich geopend hebben bouwt de druk nog
even op, omdat het hart nog bezig is te contraheren; ruimte wordt nog
steeds kleiner. Ook de druk in de aorta is in deze fase hoog, omdat het bloed
met veel kracht hierin wordt gepompt.
, T-top; ventrikeldruk neemt af. Aortadruk heeft klein piekje, omdat hij door
zijn grote elasticiteit na de sterke uitrekking weer terugveert; kleine
drukverhoging. Vervolgens neemt ook de aortadruk af omdat het bloed
wegstroomt naar de kleinere arteriën.
o Rechterharthelft (zwart, paars en geel);
De druk in de longcirculatie mag niet te groot worden, omdat er anders
longoedeem kan ontstaan.
Opzich hetzelfde als bij de linkerharthelft, maar dan met minder hoge druk.
Je kunt beschrijven hoe de hartactie wordt geregeld.
HMV = slagvolume x hartfrequentie. Ongeveer 5L/min in rust.
Slagvolume;
o Grotere ventrikels vullen zich met meer bloed; er kan per slag meer bloed
weggepompt worden. Gebeurt bij duursport.
o Sterkere hartspieren (dikkere wand) hebben een grotere contractiekracht
(contractiliteit); er kan per slag meer bloed weggepompt worden. Gebeurt bij zowel
duursport als krachttraining.
o Regeling; bij actie is er meer beïnvloeding van de sympathicus en daarmee een
groter slagvolume.
o Frank-Starling principe; het EDV (eind-diastolisch volume) hangt samen met het
slagvolume; bij een grotere vulling van het hart, ontstaat een krachtigere slag en dus
een groter slagvolume. Er kan een betere contractie plaatsvinden, als het
hartspierweefsel verder opgerekt wordt.
Het vegetatieve zenuwstelsel zorgt dat de sinusknoop sneller/langzamer depolariseert;
o Sympathicus; hartactiviteit neemt toe (inspanning, stress); snellere depolarisatie,
eerder boven drempelwaarde, eerder prikkel naar rest van het hart; Hf omhoog
o Parasympathicus; hartactiviteit neemt af (ontspanning, rust); latere depolarisatie,
later boven drempelwaarde, later prikkel naar rest van het hart; Hf omlaag
Je kunt het functioneren van de coronaire circulatie uitleggen.
Vanuit de aorta komt een linker en een rechter coronairarterie. Deze voorzien het hart van
zuurstofrijk bloed. Links heeft het grootste gebied wat voorzien moet worden van
voedingsstoffen en zuurstof. Tijdens de diastole kan de coronaircirculatie goed doorbloed
worden. De semilunairekleppen zijn dan dicht.
Achter het hart loopt de sinus coronarius. Dit brengt het zuurstofarme bloed terug naar het
rechter atrium.
Als een coronairarterie verstopt raakt, kan er een tekort aan zuurstofvoorziening ontstaan
(ischemie) en krijg je een hartinfarct.
, Hoorcollege 2; hartpathofysiologie
Kan het typische klinisch beeld (pathofysiologie, verloop, symptomen, diagnostiek, behandeling en
prognose) van angina pectoris beschrijven/uitleggen
Pathofysiologie; kransslagader is vernauwd wat ervoor zorgt dat soms tijdelijk zuurstoftekort
ontstaat ten gevolge van inspanning of heftige emoties; pijn of een drukkend gevoel op de
borst. De ischemie wordt veroorzaakt door een vernauwing in de coronairarterie ten gevolge
van atherosclerose.
Verloop; stabiele angina pectoris (AP) - instabiele angina pectoris (IAP) - acuut
myocardinfarct (AMI)
o IAP + AMI = acuut coronair syndroom (ACS)
Symptomen;
o Pijn of een drukkend gevoel op de borst als gevolg van ischemie. Pijn is retrosternaal
(achter het sterum) De pijn kan een benauwd gevoel geven, alsof er een knellende
band om de borst zit. De pijn straalt soms uit naar armen, hals, kaak, rug of
maagstreek en kan samengaan met zweten of misselijkheid.
o Uitlokkende factoren; inspanning, emoties, warmte/kou
o Klachten verdwijnen in rust of door nitraat binnen 2-15 minuten (bij stabilie angina
pectoris).
Diagnostiek;
o Anamnese; soort en lokalisatie pijn, moment van optreden, aanhouden/duur,
invloed bewegen en ademhaling, lokale palpatiepijn
o De ernst van de AP-klachten wordt bepaald via de NYHA-klassenindeling;
1. Geen klachten of bij extreme inspanning (AP)
2. Klachten bij flinke inspanning (AP)
3. Klachten bij normale dagelijkse activiteiten (AP)
4. Klachten bij geringe inspanning of in rust/’s nachts (IAP)
Behandeling;
o Risicofactoren voor atherosclerose verminderen
o Medicamenteuze behandeling
Prognose;
Kan de differentiaaldiagnose geven van pijn op de borst
Huid; Herpes Zoster
Ribben/spieren; syndroom van Tietze, trauma
Longen; longembolie, spanningspneumothorax
Hart; angina pectoris, myocardinfarct
Aorta; aortadissectie
Slokdarm; slokdarmspasme, reflux oesofagitis
Maag/darm; galsteenkoliek, ulcusziekte
Psychogeen; paniekaanval, hyperventilatie
Kan uitleggen wat wordt verstaan onder stabiele angina pectoris en wat onder instabiele angina
pectoris.