Klinische Psychologie Samenvatting
Hoofdstuk 1: Definities, verklaringen en stigmatisering
Vroegere ideeën
Psychopathologie= het veld binnen de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkingen van normaal dagelijks
psychisch functioneren, oftewel abnormaal gedrag. Belangrijk kenmerk van psychopathologie is dat het
iemands dagelijks leven negatief beïnvloedt.
Klinische psychologie= onderzoek naar psychopathologie en de behandeling ervan.
Psychopathologische aandoeningen uiten zich vaak in veranderingen in persoonlijkheid en gedrag, waardoor
men vroeger dacht dat mensen bezeten waren door kwade geesten, heksen en demonen, het demonologie.
Tegenwoordig vindt men dergelijke geloven alleen nog in bepaalde landen.
In de 19e eeuw werd het duidelijk dat abnormaal gedrag biologische oorzaken had en vaak ontstond na een
beroerte of infectie. Bij het medische model gaat men ervan uit dat psychopathologische aandoeningen een
biologische oorzaak hebben en met medicatie en chirurgische ingrepen te behandelen zijn.
Echter heeft het medische model enkele tekortkomingen:
1. Dit model impliceert dat psychopathologie wordt veroorzaakt door iets wat niet naar behoren werkt. Er is
echter niet altijd sprake van een beschadigd systeem - in veel gevallen gaat het om een extremere vorm
van normaal gedrag
2. Gezonde mensen met normale leerprocessen kunnen ook bizar gedrag ontwikkelen
3. Het model probeert alle complexe psychologische en emotionele aspecten van psychopathologie terug te
brengen op simpele biologische verklaringen, terwijl dit lang niet alles verklaart
Met dit model worden psychische patiënten vaak gestigmatiseerd en als tweederangsburgers gezien.
Philippe Pinel droeg bij aan de morele behandeling/humane behandeling. Deze richtte zich op het begrijpen
van patiënten, morele verantwoordelijkheid en bezigheidstherapie. Helaas knapten veel patiënten niet op en
sommigen ontwikkelden zelfs het social breakdown syndroom – agressiviteit, uitdagend gedrag, desinteresse in
hygiëne en welzijn.
Daarna kwam de milieutherapie. Richt op zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en productiviteit van
patiënten. Patiënten die op deze manier werden aangepakt hadden minder kans om terug te vallen.
Hierna kwam de token economy. Werkte met operante conditionering. Patiënten werden beloond met gewilde
voorwerpen zoals chocolade.
wa
Tegenwoordig kunnen door preventieprogramma’s, maatschappelijke steun en psychofarmacologie mensen
met psychopathologische symptomen weer makkelijker en sneller worden opgenomen in de maatschappij.
Er zijn verschillende manieren op psychopathologie te definiëren en tegelijkertijd zo min mogelijk
stigmatiserend te zijn:
Afwijking van statistische norm
In veel gevallen wordt iets pas afwijkend beschouwd wanneer het significant afwijkt van de
gemiddelde statistische norm. Men spreekt bijvoorbeeld van zwakbegaafdheid wanneer een persoon
afwijkt van het gemiddelde.
, Afwijking van de sociale norm
Vaak neigt men ernaar om gedrag als psychopathologisch te definiëren wanneer het ver van het
sociaal acceptabele af ligt. Dat is erg lastig omdat cultuur ook grote invloed heeft op wat normaal
wordt beschouwd. Ook heeft cultuur invloed op de vatbaarheid voor bepaalde stoornissen.
Onaangepast gedrag
Het probleem is dat niet elke vorm van onaangepast gedrag direct psychopathologisch gedrag is.
Moord is zeker onaangepast gedrag, maar moordenaars hebben niet persé een psychopathologische
stoornis.
Persoonlijk lijden
Een van de meest voorkomende voorwaarden om aan psychologische stoornis te voldoen is dat men
er zodanig last van ondervindt dat het in sociaal, academisch etc. opzicht beperkend is.
Verklarende modellen
Onderzoekers proberen psychopathologie te verklaren door te kijken naar de erfelijkheid van bepaalde
syndromen. Vaak speelt een samenhang van meerdere genen bij psychopathologie een rol, en niet een
individueel gen. De meeste wetenschappers accepteren het diathese-stress model als dichtst bij de
werkelijkheid. Dit model verklaart psychopathologie door te kijken naar interactie tussen onze genen en onze
omgeving.
Onderzoek naar erfelijkheid kan op verschillende manieren. Bij concordantie studies wordt gekeken naar de
kans dat iemand bepaalde symptomen krijgt door te kijken naar gemeenschappelijke genen van familieleden.
Bij epigenetica worden veranderingen in individuen onderzocht door het aanpassen van genexpressie, dus het
aan of uit staan van genen.
De frontale kwabben worden vaak als invloedrijkst gezien wanneer het gaat om onze persoonlijkheid, gedrag
en situaties. Andere belangrijke gebieden zijn het limbisch systeem, hippocampus en amygdala. Verder zijn
neurotransmitters ook gelinkt aan verschillende psychopathologische gedragingen.
Angstgerelateerde stoornissen - afwijkingen in norepinefrine en GABA
Schizofrenie en psychotische symptomen - afwijkingen in dopamine
Stemmingsstoornissen - afwijkingen serotonine en noradrenaline
Volgens psychologische modellen zijn psychische aandoeningen normale reacties om met dergelijke
gebeurtenissen om te gaan, en zijn ze niet het gevolg van kapotte of gestoorde cognitieve mechanismen. Er zijn
meerdere psychologische modellen.
Psychoanalyse
Neem bijvoorbeeld psychoanalytisch model van Freud. Maakte gebruik van hypnose. Merkte dat praten over
traumatische ervaringen de symptomen al verminderen. Hij ontwikkelde de psychoanalyse.
Id: staat voor onze instinctieve en seksuele verlangens
Ego: probeert de impulsieve id onder controle te houden door verdedigingsmechanismes
Superego: integreert de wisselwerking tussen het id en het ego met maatschappelijke normen en waarden
Wanneer deze drie in balans zijn, zijn we mentaal gezond. Wanneer de drie krachten in conflict komen met
elkaar uit zich dit in psychopathologie. Om conflicten te voorkomen en op te lossen maken we gebruik van
allerlei ego verdedigingsmechanismes – ontkenning, onderdrukking en projectie.
Volgens Freud moest je de orale fase, de anale fase, de fallische fase, fase van latentie en genitale fase goed
doorlopen. Anders kan het op latere leeftijd uiten in allerlei psychische problemen.
Gedragsmodel
Volgens het gedragsmodel reflecteert psychopathologie onze aangeleerde reacties op levensgebeurtenissen.
Men richtte zich op de leertheorie. Men beargumenteerde dat volgens de leertheorie elk gedrag wordt
aangeleerd, dus ook disfunctioneel gedrag. Deze leertheorie is gebaseerd op klassieke conditionering en
operante conditionering. Fobieën, posttraumatische stress stoornis en verslaving zijn te verklaren met
aangeleerd gedrag. Hiervoor is gedragstherapie en gedragsmodificatie. Bij deze methoden probeert men het
,leerproces ongedaan te maken door, op dezelfde manier als dat het gedrag is aangeleerd, het gedrag weer af
te leren of aan te passen.
Cognitief model
Tegenwoordig beschouwt men psychopathologie meestal vanuit het cognitief model. Dit model gaat ervan uit
dat emotionele stress wordt veroorzaakt doordat mensen irrationele overtuigingen ontwikkelen waarmee ze
zichzelf beoordelen. Mensen hebben te hoge verwachtingen van zichzelf, en wanneer ze hun gedrag
vergelijken met hun ideale ik, leidt dit tot stress.
Humanistisch-existentialistische benadering
Ziet mensen als nature goed en volgens deze theorie kan men psychopathologie voorkomen en genezen
wanneer mensen angsten en conflicten vermijdt door zelfbewustzijn, eigenwaarde en levensdoelen te
ontwikkelen en te stimuleren. De cliëntcentrale therapie van Carl Rogers benadert patiënten op een
humanistische manier, waarbij de therapeut een onvoorwaardelijke positieve houding aanneemt, empathie
toont en een ondersteunende omgeving creëert voor de patiënt.
Stigmatisering van psychopathologie kan op twee verschillende manieren plaatsvinden:
1. Sociaal stigma
Wanneer anderen een veroordelende, discriminerende houding tegenover mensen met een
psychologische ziekte hebben. Kan door iedereen.
2. Zelfstigmatisering
Wanneer mensen deze discriminerende gedachtes zelf gaan geloven. Kan schaamte oproepen, zorgen
voor sociale isolatie, en kan zelfs de behandeling tegenwerken
Hoofdstuk 2: Klinische beoordeling
Wanneer we fenomenen en symptomen onderverdelen aan de hand van overeenkomsten geeft dit meer
inzicht in mogelijke oorzaken.
Geschiedenis van classificatiesystemen
In 1952 kwam de American Psychiatric Association met de Diagnostic and Statistical Manual. De DSM is
inmiddels al voor een vijfde keer herzien, deze DSM-V wordt op het moment als meest betrouwbare en
consistente classificatiesysteem gezien. De DSM levert per stoornis essentiële kenmerken, bijkomstige
kenmerken die zich voor kunnen doen, diagnostische criteria die aanwezig moeten zijn om de stoornis vast te
stellen, en differentiële diagnostiek die laat zien hoe onderscheid tussen verschillende stoornissen gemaakt kan
worden.
De DSM heeft vier doelen:
1. Het leveren van voldoende criteria voor het onderscheiden van diagnoses
2. Het onderscheiden van echte psychopathologie van ander problematisch gedrag zonder
psychopathologische grondslag
3. Het leveren van diagnostische criteria zodat verschillende psychologen er in verschillende setting mee
uit de voeten kunnen
4. De DSM probeert theoretisch neutraal te zijn
De DSM-IV is onderverdeeld in vijf dimensies van assen.
As I: veelvoorkomende klinische stoornissen – depressie, angst, shizofrenie
As II: persoonlijkheidsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen, intellectuele handicaps – meer langdurige
As III, IV en V: nemen leefomstandigheden in acht – bv. kanker kan de oorzaak van de depressie zijn
In de DSM V zijn III, IV en V samengevoegd.
De DSM-V heeft ook nadelen.
, Diagnose aan de hand van symptomen geeft de illusie van verklaring.
Het is makkelijk te zeggen dat iemand stemmen hoort omdat diegene schizofrenie heeft, maar volgens
de DSM is het horen van stemmen slechts een van de vele symptomen
Je hebt de diagnose wel of niet; er is geen tussenweg
Vaak blijkt dat er sprake is van comorbiditeit, het gezamenlijk voorkomen van meerdere stoornissen
Bijvoorbeeld gemixte angst-depressie stoornis. Mensen vertonen zowel angst als depressie, maar
voldoen niet aan de criteria voor depressieve stoornis of angststoornis. Ze kunnen dan niet
gediagnosticeerd worden, terwijl ze toch duidelijk psychische problemen ondervinden.
Er hoeven minder symptomen aanwezig te zijn voor de diagnose van bepaalde syndromen in
vergelijking met DSM IV
Kan leiden tot het medicaliseren van alledaagse emoties en gebeurtenissen
Er zijn ook syndromen waarbij mensen meer symptomen nodig hebben om de diagnose te krijgen
Kan leiden tot het benadelen van individuen die wel degelijk lijden onder hun symptomen
Omdat syndromen worden gezien als dimensioneel, is het bijna onmogelijk om een punt aan te geven waarop
een individu een diagnose ontvangt en wanneer niet.
4
Verschillende soorten betrouwbaarheden:
Test-hertestbetrouwbaarheid
Of een test dezelfde resultaten oplevert wanneer een persoon de test meerdere keren maakt
Inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid
De mate waarin twee testafnemers het eens zijn over de interpretatie van scores
Interne consistentie
In hoeverre items op een test met elkaar onderling correleren
Verschillende soorten validiteit:
Testvaliditeit
Geeft aan of een test daadwerkelijk meet wat het zegt te meten
Concurrente validiteit
Geeft weer in hoeverre de scores op een test correleren met de uitkomst van een andere beoordelingsmethode
naar hetzelfde kenmerk
Indruksvaliditeit – face validity
Kijkt naar of de beoordelingsmethode op het eerste gezicht valide lijkt door relevante vragen die worden gesteld
Voorspellende validiteit
De mate waarin een beoordelingsmethode een voorspellende waarde heeft voor toekomstig gedrag en
symptomen
Constructvaliditeit
Geeft aan in hoeverre de gemeten kenmerken of gedragingen overeenkomen met hypothetische achtergronden
van bijvoorbeeld psychopathologische aandoeningen
Een interview is meestal de eerste vorm van beoordeling die plaatsvindt in de hulpverlening. Een
ongestructureerd interview bevat veel open vragen waarbij de interviewer het gesprek stuurt door de
antwoorden van de cliënt. Een gestructureerd interview bestaat uit een vertakkende vragenlijst waarbij het
antwoord van de cliënt op de ene vraag de volgende vraag van de psycholoog bepaalt.
Psychologische tests bestaan meestal uit meerdere schriftelijke vragenlijsten. De score van een individu wordt
vergeleken met de standaardscore.
Halverwege de twintigste eeuw waren projectieve tests enorm populair. Hierin wordt een stimuli aangeboden
aan de cliënt waarna deze zelf invulling geeft aan de betekenis en representatie van de stimuli. Bekende
projectietesten zijn de Thematic Apperception Test (zwart-wit afbeeldingen) en Roschach Inkblot Test
(inktvlekken). De Sentence Completion Test is een test waarbij personen een eigen invulling moeten geven aan
onafgemaakte zinnen. Kan traumagerelateerde problemen aan het licht brengen.
De populariteit is afgenomen, want de tests zijn niet erg betrouwbaar en hebben een culturele bias.