Inhoudsopgave
Praktisch Straf(proces)recht + opdrachten inclusief antwoorden...........................................................2
Hoofdstuk 1 – het strafbare feit..........................................................................................................2
Opdrachten hoofdstuk 1.....................................................................................................................3
Hoofdstuk 2 – wederrechtelijkheid.....................................................................................................5
Opdrachten hoofdstuk 2.....................................................................................................................6
Hoofdstuk 3 - opzet.............................................................................................................................7
Opdrachten hoofdstuk 3.....................................................................................................................8
Hoofdstuk 4 – schuld........................................................................................................................10
Opdrachten hoofdstuk 4...................................................................................................................11
Hoofdstuk 5 - causaliteit...................................................................................................................13
Opdrachten hoofdstuk 5...................................................................................................................14
Hoofdstuk 6 – strafuitsluitingsgronden.............................................................................................15
Opdrachten hoofdstuk 6...................................................................................................................17
Hoofdstuk 7 - poging.........................................................................................................................18
Opdrachten hoofdstuk 7...................................................................................................................19
Hoofdstuk 8 – verdachte en dwangmiddelen tegen de vrijheid........................................................20
Opdrachten hoofdstuk 8...................................................................................................................22
Hoofdstuk 9 - inbeslagname.............................................................................................................24
Opdrachten hoofdstuk 9...................................................................................................................25
Hoofdstuk 10 - dagvaarding..............................................................................................................27
Opdrachten hoofdstuk 10.................................................................................................................28
Hoofdstuk 11 – formele en materiële vragen...................................................................................29
Opdrachten hoofdstuk 11.................................................................................................................31
Hoofdstuk 12 – bewijsmiddelen en bewijsmotivering......................................................................33
Opdrachten hoofdstuk 12.................................................................................................................35
Hoofdstuk 13 - vonnis.......................................................................................................................36
Opdrachten hoofdstuk 13.................................................................................................................37
Hoofdstuk 14 - sancties.....................................................................................................................38
Opdrachten hoofdstuk 14.................................................................................................................40
Arresten................................................................................................................................................41
College TBS...........................................................................................................................................43
Oefententamen – Casus + antwoorden................................................................................................49
Meerkeuzevragen + antwoorden..........................................................................................................51
,Praktisch Straf(proces)recht + opdrachten inclusief antwoorden
Hoofdstuk 1 – het strafbare feit
1.1 voorwaarden van het strafbare feit
Strafbaar feit: Een menselijke gedraging, die valt binnen een delictsomschrijving en die
wederrechtelijk en aan schuld te wijten is.
Om van een strafbaar feit te kunnen spreken, moet er aan vier voorwaarden zijn voldaan:
1. Een menselijke gedraging: Een menselijke gedraging is een gedraging verricht door een
persoon. In het strafrecht betekent dit dat een persoon een gewilde spierbeweging heeft
uitgeoefend. Een menselijke gedraging kan ook bestaan uit een doen of een nalaten. In dat
geval had de verdachte een spierbeweging kunnen maken, maar heeft hij dit niet gedaan.
2. De gedraging valt binnen een delictsomschrijving: In een delictsomschrijving staat welke
gedragingen strafbaar zijn. Het legaliteitsbeginsel wil zeggen dat een feit pas strafbaar is als
er voorafgaand aan de gedraging een wettelijke strafbepaling is geformuleerd
(legaliteitsbeginsel).
3. Een wederrechtelijke gedraging: Met wederrechtelijk wordt bedoeld: in strijd met het recht.
Niet wederrechtelijk? Beroep op rechtvaardigingsgrond ‘noodweer’. Betekent dat een
verdachte niet wederrechtelijk heeft gehandeld (h6)
4. Aan schuld te wijten: De gedraging moet de verdachte kunnen worden toegerekend. Bij
gedwongen feit, niet strafbaar. Verdachte kan beroep doen op schulduitsluitingsgrond.
Betekent dat de verdachte geen schuld heeft en dus geen strafbaar feit heeft gepleegd.
1.2 bestanddelen en elementen
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging, die valt binnen een delictsomschrijving en die
wederechtelijk en verwijtbaar is. Deze laatste twee voorwaarden, wederrechtelijkheid en schuld,
worden elementen genoemd. De onderdelen waaruit een delictsomschrijving bestaat noemen we de
bestanddelen.
Verschillende strafbare feiten
Elk strafbaar feit is onder te verdelen in een type delict.
- Misdrijven en overtredingen: Het voornaamste verschil tussen misdrijven en overtredingen is
de strafbedreiging: misdrijven zijn delicten waarvan de wetgever vindt dat de overtreder
ervan zwaar(der) gestraft moet worden. Overtredingen zijn delicten waarvan de wetgever
heeft gemeend dat de strafbedreiging wat minder mag zijn. In dat geval boete of hechtenis.
- Formele en materiële delicten: Formele delicten zijn delicten die een bepaald handelen
strafbaar stellen gaat om handeling en niet om het gevolg. Materiële delicten stellen het
intreden van een bepaald gevolg strafbaar.
- Commissie- en omissiedelicten: Commissiedelicten zijn delicten die een bepaald handelen
strafbaar stellen. Omissiedelicten zijn delicten die een nalaten strafbaar stellen.
, - Gronddelicten, gekwalificeerde delicten en geprivilegieerde delicten: Bij een gronddelict is
een bepaalde gedraging strafbaar gesteld. Een gekwalificeerd delict is een zwaardere variant
van het gronddelict. Een geprivilegieerd delict is een lichtere variant van het gronddelict.
Opdrachten hoofdstuk 1
Jan Peter studeert Bedrijfskunde aan de Universiteit van Utrecht. Als hij na een avond stappen
erachter komt dat zijn fiets gestolen is, baalt hij flink.
Mopperend loopt hij richting huis. Onderweg wordt hij aangesproken door een wat onguur uitziende
man. Deze biedt hem een spiksplinternieuwe herenfiets aan voor maar €15. Jan Peter gaat meteen
akkoord. Hij betaalt de man €15 en fietst trots weg op ‘zijn’ nieuwe fiets.
Onder welke delictsomschrijving valt het gedrag van Jan Peter? Noem ook het wetsartikel.
Het gedrag valt onder heling, dit feit is strafbaar gesteld in artikel 416 Sr.
Benoem de bestanddelen van artikel 350, lid 1 Sr.
Artikel: hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
- Bestanddelen: opzettelijk, wederrechtelijk, enig goed, geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt en wegmaakt.
Geef van de onderstaande artikelen aan of het een formeel of materieel delict betreft.
1. Artikel 289 Sr: materieel delict (gevolg is strafbaar, namelijk het intreden van de dood).
2. Artikel 8 WVW: formeel delict (het rijden onder invloed is strafbaar, niet de gevolgen die
daardoor kunnen intreden).
3. Artikel 416 Sr: formeel delict (het voorhanden hebben, verwerven of overdragen van een
goed waarvan men weet dat het uit een misdrijf afkomstig is, is strafbaar).
4. Artikel 307 Sr: materieel delict (gevolg is strafbaar, namelijk het intreden van de dood).
Geef aan wie in artikel 450 Sr strafbaar is. Met andere woorden, wie wordt welk nalaten verweten?
Strafbaar in artikel 450 Sr is degene die getuige is van het levensgevaar en hulp had kunnen bieden,
zonder zelf gevaar te lopen. Degene die getuige is, wordt verweten dat hij heeft nagelaten hulp te
bieden.
Bestanddelen
Artikel 131 Sr: in het openbaar, mondeling, bij geschrift of afbeelding, enig strafbaar feit, gewelddadig
optreden, openbaar gezag, opruit
Artikel 139 Sr: een voor de openbare dienst bestemd lokaal, wederrechtelijk, binnendringt,
wederrechtelijk aldaar vertoevende, vordering, bevoegde ambtenaar, aanstonds verwijdert
Artikel 143 Sr: geweld, bedreiging met geweld, geoorloofde openbare vergadering of betoging,
verhindert
Geef voor artikel 300 Sr aan wat het gronddelict is en wat het gekwalificeerde delict.
Artikel 300 lid 1: gronddelict ‘mishandeling’
Artikel 300 lid 2 en lid 3: gekwalificeerde mishandeling. Hier zijn extra bestanddelen toegevoegd,
namelijk zwaar lichamelijk letsel (lid 2) en de dood (lid 3). Hoger strafmaximum in lid 2 & 3.
Noem een voorbeeld van een gronddelict en een gekwalificeerd delict dat je kunt vinden in het
Wetboek van Strafrecht
Gronddelict: Artikel 117 lid 1: De aanslag op het leven of de vrijheid van een internationaal
beschermd persoon
Gekwalificeerd: Artikel 117 lid 2: Indien de aanslag op het leven de dood ten gevolge heeft of met
voorbedachten rade wordt ondernomen
