SAMENVATTING INLEIDING CRIMINOLOGIE
Hoofdstuk 1: Criminologie – Een terreinverkenning.
1.1 Opdracht van criminologie
Neerwaartse vergelijking = het gevoel dat je er zelf beter aan toe bent dan het slachtoffer. Dit
verklaart de populariteit van horror. Sensationele krantenberichten zijn veelgelezen onder de
burgers.
Vergeldingsbehoefte = men verwacht dat de overheid de daders van misdrijven flink straft. Ligt
verankerd in het rechtsgevoel van mensen.
In hoeverre heeft criminaliteit d.m.v. emoties een positieve, sociaal opbouwende functie?
Het zorgt ervoor dat mensen hun morele verontwaardiging met elkaar gaan delen en zo hun
normbesef gaan bevestigen. Het collectieve besef van morele superioriteit wordt weer
aangescherpt. Het vergroot de saamhorigheid.
1.1.1 Het koele oog.
Om te voorkomen dat de officiële reacties op criminaliteit teveel op emotie gericht zijn, is er voor
gekozen om misdadigers te laten berechten door onafhankelijke rechters.
De criminologie probeert zoveel mogelijk objectieve informatie te verzamelen en dit te ordenen. Het
is een hulpmiddel bij de strafrechtspleging. Een criminoloog houdt het hoofd koel, legt zich toe op
misdaad en straf en is daarbij zo objectief mogelijk.
1.2 Wat is criminologie?
Het is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van achtergronden van
menselijke gedragingen die strafbaar zijn en de maatschappelijke en formele reactie hierop.
De inhoud van de strafwet speelt dus een belangrijke rol in de criminologie. Het gaat om strafbaar
gesteld gedrag.
Binnen de criminologie wordt veel gebruik gemaakt van theorieën en bevindingen uit andere
wetenschappen. Misdaad kan namelijk vanuit vele gezichtspunten behandeld worden. (economisch,
sociologisch, psychologisch, biosociaal).
In de jaren 70 werd het woord misdaad langzaam vervangen door het begrip delinquentie.
Misdadigers werden vanaf toen delinquenten genoemd. Toch waren er criminologen die ook het
woord delinquentie nog te veroordelend vonden. Eigenlijk is het vooral het woord criminaliteit dat
veelal gebruikt wordt.
Is het begrip criminaliteit in zekere zin relatief?
Datgene wat strafbaar is gesteld door de wetgever, kan uiteraard van land tot land en tijd tot tijd
verschillend zijn. In het Romeinse recht waren er slechts enkele strafbare gedragingen. In de
middeleeuwen werden dit er al veel meer en tegenwoordig is het nog vollediger.
Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht komt uit 1886. Hierin waren oorspronkelijk weinig zaken
strafbaar die geen concreet letsel toebrachten aan medeburgers. In de 20 e eeuw kwamen dit soort
zaken wel in het wetboek. Toch zijn er alweer verschillende van dit soort gedragingen verwijderd.
Relativiteit van criminaliteit:
, Er verdwijnen strafbepalingen door de tijd heen, maar er worden ook nieuwe
strafbepalingen toegevoegd. De focus van het strafrecht is dus telkens aan verandering
onderhevig. Er is sprake van:
Criminalisering: invoering van nieuwe strafbepalingen waardoor bepaalde gedragingen een
strafsanctie krijgen.
Decriminalisering: schrappen van bestaande strafbepalingen.
De inhoud van de strafwet is in allerlei landen anders. Daarom is het wetenschappelijk object
van de criminoloog tijd- en plaatsgebonden. Het is voortdurend aan het veranderen. Bij
historische en internationale vergelijkingen moet de criminoloog dus voorzichtig zijn.
1.3 De geschiedenis van de criminologie.
Klassieke oudheid tot de middeleeuwen:
Koning Hammurabi stelde zo’n 1750 voor Christus wetten op in Mesopotamië. De Codex Hammurabi
bevatte regels over familierecht, handel, diefstal, heling, moord en geweldpleging. Hierop stonden
draconische straffen. Ook stonden er afspraken in over de schadevergoeding aan het slachtoffer.
Ook de Grieken dachten na over misdaad en straf. Filosoof Plato maakte zo’n 380 voor Christus een
onderscheid tussen drie soorten mensen. De wijsgeren staan bovenaan. De democratie kon volgens
Plato niet werken, het werd immers bestuurd door de onderste laag mensen die gedreven werden
door begeerte en genot. Er zijn darren met angels, de criminelen, en darren zonder angels, de
bedelaars.
Het huidige recht is in grote mate gebaseerd op het Romeinse Recht. De woorden die we in het
hedendaagse strafrecht gebruiken, komen voort uit het Romeinse Recht (criminaliteit, delict, fraude).
Een verschil:
In het Romeinse Recht ging het alleen om misdrijven tegen de staat of de openbare orde. Diefstal en
mishandeling vielen volgens hun onder conflicten tussen burgers.
De Germanen bouwden voort op dit recht en focusten zich ook op de oplossende werking van het
strafrecht.
Meer richting de middeleeuwen werden leenheren de baas in hun gebied, misdrijven binnen dit
gebied werden bestraft omdat het een onrechtmatige daad was jegens de leenheer. Er ontstond een
verschuiving in de rechtvaardiging van het bestraffen van misdaad. Dit bestond traditioneel uit de
solidariteit met het slachtoffer en de vergeldingsbehoefte. Aan het eind van de middeleeuwen was
dit meer gericht op de autoriteiten die werden vertegenwoordigd. De rechtvaardiging van het
strafrecht was niet meer slachtoffergericht (vergelding), maar God en de Vorst die werden geschaad.
Accusatoir systeem = misdrijven zijn particuliere aangelegenheden waarvan de oplossing door
overheidsbemiddeling tot stand komt.
Inquisitoir systeem = misdrijven zijn schendingen van het vorstelijk vredesgebod waartegen de
overheid met alle middelen moet ingrijpen.
Renaissance tot Verlichting:
In de Renaissance kwamen er ook nieuwe denkbeelden over misdaad en straf. In het humanisme
draaide het niet langer om het goddelijke en de kerk, maar om ratio en de universele waarden.
Coornhert maakte zich druk om het hoge niveau van criminaliteit in de samenleving. Er was volgens
hem een te lage pakkans en geringe afschrikking. Er moest een bittere straf komen dan de doodstraf.
Hij deed een pleidooi voor werkstraffen die afschrikwekkende zouden zijn. Hij wilde ook dat er
gevangenissen gebouwd zouden worden.
Klassieke school:
In de Verlichting ontstond een nog sterker gevoel dat de mens in staat is om door de rede de wereld
te begrijpen en te verbeteren. Verlichte denkers wilden de absolute macht van vorst aan banden
leggen, rechtelijke willekeur voorkomen en wrede straffen uitbannen. Verlichters hadden een niet-
, deterministisch mensbeeld, maar voluntaristisch. De mens kon voor- en nadelen afwegen van een
gedragsalternatief.
De meest invloedrijke filosoof hierbij was Beccaria. Hij volgde Rousseau in zijn denkbeelden en was
voorstander van het meeste geluk voor de meeste mensen (utilisme). Criminaliteit is een overtreding
van het contract dat burgers aan zijn gegaan en er moet worden gestraft volgens het
proportionaliteitsbeginsel. Overmatig straffen was in strijd met het utilitaristische principe. Straf
moest voldoen aan het gelijkheidsbeginsel, op basis van duidelijke wetten opgelegd
(legaliteitsbeginsel) en niet willekeurig zijn.
Positivistische school:
In de negentiende eeuw was er een sterke ontwikkeling van technologie en wetenschap. Het denken
over misdaad en straf ging van geesteswetenschappen over op natuurwetenschappen. Er kwam een
meer deterministisch mensbeeld: vrijheid van handelen wordt beperkt door mogelijkheden en
omstandigheden. Menselijk gedrag wordt bepaald door factoren waarop de mens weinig invloed
heeft. Criminaliteit is gedetermineerd gedrag. Deze stroming is positivistisch te noemen, want het
ging ervan uit dat menselijk gedrag door de natuurwetenschappen bestudeerd kon worden. De
bestudering van waarneembare feiten wijst op het woord positief. Deze school had een empirisch
ideaal. Gelijke straffen werden bestreden, het veronachtzaamt verschillen tussen daders.
Gevangenzetten moest gericht zijn op voorkomen van herhaling.
Italiaanse antropologieschool:
Bij de antropologie gaat het om de studie van de mens. Het is sterk beïnvloedt door de medische
wetenschap. Men wilde de medische factoren vinden die crimineel gedrag veroorzaken. De
bekendste naam hierbij was Lombroso, hij was een gevangenisarts. Hij ging de uiterlijke kenmerken
meten met goede apparatuur. Dit noemde hij de positivistische methode.
Lombroso beweerde dat criminaliteit voorkomt uit een terugval in evolutie, dit noemt hij atavisme.
De mens is biologisch gedetermineerd volgens hem. In eerste instantie werd dit criminele
antropologie genoemd. De stroming was erg populair, want het voldeed aan burgerlijke
vooroordelen.
Arnold Aletrino werd aangesteld als privaatdocent in de criminele antropologie aan de VU.
In de loop van de twintigste eeuw verloor de theorie zijn aanhangers. De theorie van Atavisme werd
ontkracht door biologen. De steekproeven van personen waren niet goed genomen. Toch wordt
Lombroso gezien als één van de grondleggers van de criminologie.
Door de ontwikkelingen in Nazi-Duitsland kwam de theorie helemaal in diskrediet te staan. Het werd
namelijk gebruikt en doorontwikkeld tot de kriminalbiologie. Minderwaardige mensen werden op
grote schaal vermoord. De rassenideologie heeft geleid tot de Holocaust.
De Franse Milieuschool:
Dit is de tweede stroom binnen het positivisme. Deze is ontstaan door de ontwikkeling van sociologie
en statistiek. Napoleon zorgde in de 19e eeuw voor een modern overheidsapparaat: centraal en
uniform georganiseerd systeem van politie, OM en rechters. Deze overheidsorganen moesten
registraties bijhouden van hun activiteiten (burgerlijke stand en justitiële statistiek).
Een belangrijke naam hierbij was Quetelet, hij gebruikte statistische methoden in de sociale
wetenschappen. Rekenmethoden van natuurkundigen ging hij gebruiken om overheidsregistraties te
begrijpen. Hij concludeerde dat het aantal misdrijven in een bepaald gebied nogal stabiel waren.
Daardoor ging hij ervan uit dat er geen individuele wilsbesluiten ten grondslag lagen aan misdrijven,
maar maatschappelijke wetmatigheden, verstedelijking en armoede. Hij was hiermee een voorloper
van de Franse Milieuschool (= zocht verbanden tussen menselijk gedrag en kenmerken van de
samenleving).