Hoofdstuk 1: Inleiding in het recht
Op alle gebieden waar het werk van de sociaal professional zich afspeelt, zoals sociale
zekerheid, jeugdhulpverlening, reclassering, vreemdelingen, heeft men te maken met wet- en
regelgeving. Uit al deze regelgeving wordt duidelijk hoe de juridische verhouding tussen
cliënten en de sociaal professional moet zijn en kunnen cliënten lezen welke rechten ze al dan
niet hebben.
Wat is recht?:
Recht is een verzamelnaam voor alle overheidsregels die in onze samenleving gelden.
Doel van het recht:
- Het recht ordent het menselijk gedrag door het stellen van regels.
- Het recht zorgt ervoor dat er bij conflicten een rechtvaardige oplossing komt.
Rechtsbronnen:
- Wet: is de belangrijkste vindplaats van het recht. Wetten bevatten rechtsregels die zijn
vastgesteld door de overheid.
- Jurisprudentie: uitspraken van rechters.
ECLI-code (European Case Law Identifier): een uniek nummer, zodat een uitspraak makkelijk
terug te vinden is. Dit nummer is opgebouwd uit achtereenvolgens de landcode, de
gerechtscode, het uitspraakjaar en een volgnummer.
- Gewoonte: gewoontes zijn nergens in de wet vastgelegd, maar toch worden ze als bindende
regels beschouwd.
- Internationaal verdrag: verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die op schrift
zijn gesteld en gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag.
Rechtsgebieden:
Het recht is onderverdeel in het publiekrecht en het privaatrecht.
- Publiekrecht: geeft regels voor de juridische verhouding tussen burgers (bedrijven) en
overheid en omvat de rechtsgebieden: staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht.
- Burgerlijk recht behoort tot het privaatrecht: dit recht geeft regels voor de rechtsrelaties van
burgers onderling.
Staatsrecht:
In het staatsrecht wordt de organisatie van de staat beschreven. Er staan regels in over de
bevoegdheden van de verschillende overheidsorganen. De belangrijkste wet van het staatsrecht is de
Grondwet.
Grondrechten:
In Nederland is de Grondwet de hoogste wet. Grondrechten zijn fundamentele rechten van de mens.
De grondrechten in Nederlandkunnen worden onderverdeeld in klassieke en sociale grondrechten.
Op klassieke grondrechten mag de overheid geen inbreuk maken, tenzij de wet haar die
bevoegdheid geeft. Bijvoorbeeld ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperking,
recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam’.
De sociale grondrechten leggen de overheid een bepaalde taak op. Bijvoorbeeld ‘De overheid treft
maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid’.
Strafrecht:
In het strafrecht staan de regels die de overheid voor de veiligheid van de burgers belangrijk vindt en
,als iemand deze regels overtreedt, is dat niet een zaak die tussen dader en slachtoffer kan worden
afgehandeld, maar is het een zaak tussen de dader en de samenleving als geheel.
Bestuursrecht:
Het bestuursrecht geeft regels waaraan de overheid zich moet houden als deze het land bestuurt.
Deze regels staan in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Burgerlijk recht:
Het burgerlijk recht geeft regels voor de rechtsverhouding tussen burgers (en bedrijven) onderling.
De belangrijkste regels van het burgerlijk recht zijn te vinden in het Burgerlijk Wetboek (BW).
Internationaal recht:
Het internationaal recht is voornamelijk in internationale verdagen vastgelegd. Een van de bekendste
verdragen waarbij Nederland is aangesloten, is wel het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Materieel recht: betreft de inhoud van de rechten en plichten.
Formeel recht: het procesrecht, als er moeilijkheden komen komt dit in beeld. Hierin staan regels die
aangeven op welke wijze het proces gevoerd moet worden.
De hiërarchie van wetgeving ziet er als volgt uit:
Verdragsrecht en het Europees gemeenschapsrecht
Grondwet
Wetten in formele zin (regering en Staten-Generaal)
Algemene maatregelen van bestuur (regering)
Ministeriële regelingen (Minister)
Provinciale verordeningen (Provinciale Staten)
Gemeentelijke verordeningen (Gemeenteraad)
Absolute competentie:
Als iemand een geschil aan de recht wil voorleggen, moet men eerst kijken welk soort rechter
bevoegd is om over een bepaalde zaak te oordelen.
Kantonrechter: is bevoegd om te oordelen over vorderingen tot 25.000 en over huur- en
arbeidsgeschillen.
Relatieve competentie:
Als men vastgesteld heeft welke rechter bevoegd is om over een zaak te oordelen, moet nog gekeken
worden bij welke rechtbank, welk gerechtshof of bij welke bestuursrechtelijke beroepsinstantie de
zaak voorgelegd moet worden.
,Hoofdstuk 4: Strafrecht
Als sociaal professional kun je met cliënten te maken krijgen die direct of indirect te maken
hebben met het strafrecht. Je kunt bijvoorbeeld cliënten begeleiden die in een blijf-van-mijn-
lijfhuis wonen, of je bent als medewerker werkzaam bij de (jeugd)reclassering. Je moet
samenwerken met allerlei instanties die iets te maken hebben met het strafrecht. Het is dan
ook nuttig dat je als sociaal professional enige kennis van strafrecht hebt.
Strafbepalingen:
Een strafbaar feit moet wel in de wet staan, want artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt:
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een waaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Je bent
dus alleen strafbaar als je een feit pleegt dat op het moment van je daad al strafbaar is gesteld
(legaliteitsbeginsel).
Misdrijven en overtredingen:
Het Wetboek van Strafrecht bestaat uit drie delen, die boeken worden genoemd:
Boek Onderdeel Uitleg
Eerste boek Algemene Dit zijn algemene regels die op alle strafbare feiten van
bepalingen toepassing zijn. Er wordt bijvoorbeeld uitgelegd wat een
strafbare poging is.
Tweede boek Misdrijven De misdrijven zijn zware strafbare feiten, zoals moord,
diefstal en mishandeling.
Derde boek Overtredingen Overtredingen zijn lichte strafbare feiten, zoals openbare
dronkenschap of burengerucht.
De verschillen tussen misdrijven en overtredingen:
Misdrijf Overtredingen
Straf Gevangenisstraf Hechtenis
Poging tot Strafbaar Niet strafbaar
Medeplichtigheid aan Strafbaar Niet strafbaar
Voorbereiden Kan strafbaar zijn Niet strafbaar
Absolute competentie Strafkamer rechtbank Kantonrechter
Verjaring Het recht tot strafvordering vervalt Het recht tot strafvordering
door verjaring in 6, 12 of 20 jaar niet. vervalt door verjaring in 3 jaar.
Opneming In het Justitieel In het Justitieel
Documentatiesysteem bij Documentatiesysteem bij
behandeling proces-verbaal bepaalde overtredingen en
beslissingen.
Opbouw strafbepaling:
De meeste strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht zijn opgebouwd uit drie onderdelen:
1. De delictsomschrijving Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft.
2. De juridische naam doodslag (kwalificatie).
3. De straf die aan dit strafbaar feit toegekend wordt Een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien
jaren of geldboete van de vijfde categorie.
, Strafbare poging:
Een poging is strafbaar als de dader:
1. De opzet heeft om een misdrijf te plegen;
2. Begonnen is met de uitvoering van zijn misdrijf.
De straf is 1/3 lager dan die van een voltooid delict.
Strafbare voorbereiding:
De voorbereiding van een ernstig misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer staat is
onder bepaalde voorwaarden strafbaar. Bijvoorbeeld bij een voorbereiding van een moord,
roofoverval of brandstichting.
De maximale strafmaat voor een strafbare voorbereiding is de helft van de maximale strafmaat van
het voltooide delict.
Verschillende daders:
De deelnemingsvormen worden genoemd:
- Medeplegen;
- Doen plegen;
- Uitlokken;
- Medeplichtigheid.
Medeplegen:
Een medepleger is een dader en deze werkt bewust mee om het strafbare feit te plegen.
Medeplichtigheid:
Bij medeplichtigheid is er geen sprake van een gelijkwaardige rol, maar van een ondergeschikte rol.
Een medeplichtige kan 2/3 van de maximumstraf krijgen die op het strafbare feit staat.
Doen plegen:
Bij doen plegen pleegt iemand het misdrijf niet zelf. Hij laat iemand anders, zonder dat deze persoon
het weet, een misdrijf plegen. Bv. Vergif in een drankje door iemand laten geven.
Uitlokken:
Bij uitlokking brengt een persoon door een uitlokkingsmiddel iemand anders op het idee om een
misdrijf te plegen. Bv. In ruil voor geld.
Strafuitsluitingsgronden:
Er kunnen redenen zijn waarom iemand zo heeft gehandeld. In die gevallen kan er een beroep
gedaan worden op een strafuitsluitingsgrond.
De strafuitsluitingsgrond kunnen onderverdeeld worden in rechtvaardigingsgrond en
schulduitsluitingsgronden.
Rechtvaardigingsgronden (de dader is niet strafbaar omdat een rechtvaardigignsgrond de
wederrechtelijkheid (de onrechtmatigheid wegneemt):
- Overmacht als noodtoestand;
- Noodweer;
- Wettelijk voorschrift;
- Bevoegd gegeven ambtelijk bevel;
- Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
Schulduitsluitingsgronden (de dader is niet strafbaar omdat de dader niet schuldig is):