Samenvatting van: Geschiedenis van Marokko
Hoofdstuk 1 voor de komst van de Islam
De oudste gevonden menselijke resten in Marokko zijn van meer dan 200.000 jaar oud. De eerste
tekenen van een meer georganiseerde samenleving dateren van ongeveer 20.000 jaar voor Christus.
Rond 6000 voor Christus vindt een nieuwe toestroom van mensen plaats vanuit het oosten.
Potscherven en ook resten van skeletten wijzen op overeenkomsten met de bevolking van de
oostelijke delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten. In Marokko dateren de eerste sporen die
wijzen op landbouw en veeteelt van ongeveer 4000 voor Christus. Molenstenen en botten van
huisdieren zijn de sporen van deze
nieuwe bestaansvorm.
Aanvankelijk werden ook grote delen van
de huidige Sahara op deze manier
bewoond, maar vanaf 2500 voor Christus
werd het daar steeds droger. 1 De
nomaden trokken zich terug naar
noordelijker gebieden. Noord-Afrika werd
zo gescheiden van de rest van het
Afrikaanse continent.
In het laatste millennium voor Christus
raakte Noord-Afrika steeds meer op de
Middellandse Zee georiënteerd. De uitdroging van de Sahara sneed het noorden van Afrika af van de
rest van dit werelddeel en de ontwikkeling van de scheepvaart maakte dat het gebied in aanraking
kwam met andere landen aan de Middellandse Zee. Het algemene beeld in de periode van 500 tot
200 voor Christus is dat van een groot onbekend land met aan de kust een aantal door
vreemdelingen gestichte nederzettingen. In deze centra bloeide een cultuur die geïmporteerd was,
terwijl in de rest van het land het oude leven zijn loop nam. Hun nederzettingen waren niet met
muren omgeven, wat erop wijst dat de Punische immigranten in redelijke harmonie met de lokale
bevolking leefden.
Archeologische vondsten tonen aan dat elementen van de Punische leefwijze ook in het binnenland
werden overgenomen door de lokale elite zonder dat de eigen cultuur helemaal verdween. Er zijn
talrijke inscripties bewaard gebleven in het Libische alfabet, de voorloper van het Tifinaghschift dat
nu nog wordt gebruikt door de Toearegs in de Sahara, en dat als basis diende voor het in 2003 in
Marokko geïntroduceerde standaardalfabet voor het Tamazight-taalonderwijs.
Na de val Carthago (146 voor Christus) stelde
Rome zich aanvankelijk tevreden met een
soort beschermheerschap over het gebied dat
geschiedschrijvers aanduidden als het
koninkrijk Mauritanië. Maar naar verloop van
tijd werd de regio in twee Romeinse
provincies opgedeeld, Mauretania Tingitana
en Mauretania Caesariensis. Rome bezat er in
feite slechts enkele stedelijke steunpunten.
Met de Berberstammen werden verdragen
afgesloten, en het heeft er alle schijn van dat
de Romeinen een soort indirect bestuur
toepasten. Na 250 verminderde de invloed
1
Tachi, R Giron, M (2012). The Sahara Desert. Geraadpleegd op 09 mei 2013,
http://saharadesert10s.blogspot.nl/2012/12/the-sahara-desert.html
,van Rome in Noord-Afrika en uiteindelijk trokken de Romeinen zich uit grote delen van de provincie
terug.
Van de periode van de vierde tot de zevende eeuw is maar weinig bekend over Marokko. Een
centraal gezag bestond niet meer en de Berberstammen hadden hun eigen autonomie, een traditie
die ook in de volgende eeuwen het politieke landschap van Marokko grotendeels zou bepalen.
Hoofdstuk 2 De Berberdynastieën (700-1440)
Mohammed werd volgens de islamitische geschiedschrijvers rond 570 geboren in Mekka. Volgens de
overlevering kreeg hij zijn eerste visioenen toen hij ongeveer 40 jaar oud was. In 622 week hij met
een aantal volgelingen uit naar de noordelijker gelegen plaats Jathrib, het latere Medina.2
Mohammed ontpopte zich in Medina als een begaafd politiek en militair leider. De jaren die volgden
stonden in het teken van een reeks militaire expedities die uiteindelijk leidden tot de onderwerping
van Mekka en het grootste deel van het
Arabische schiereiland. In 632 stierf
Mohammed, hij liet bij zijn dood de
kern van een staat na, maar veel verder
dan het Arabische schiereiland reikte
die nog niet. Het waren zijn opvolgers
die het territorium van de islam
razendsnel zouden uitbreiden. Op de
afbeelding de groei van het rijk onder: I
- Mohammed; II - Aboe Bakr; III - Omar
en IV - Oethmaan.3
Na de dood van Oethmaan ontstond er
onenigheid over de opvolging. Ali ibn Abi Taleb, een schoonzoon van Mohammed werd aangewezen
als vierde kalief. Niet iedereen accepteerde dit, met als gevolg dat er verdeeldheid ontstond. In 661
werd Ali in de stad Koefa in het tegenwoordige Irak vermoordt, waarna Moeawia van de
Oemajjadenfamilie de macht greep. Deze gebeurtenis leidde tot de vorming van de sjait Ali, de partij
van Ali, die het gezag van de kaliefen van de Oemajjadendynastie en later die van de Abassiden niet
erkende.4
Noord-Afrika kende aan de vooravond van de moslimse verovering geen centraal gezag. Noord-
Afrika was in feite opgesplitst in een aantal kleine vorstendommen. Uiteindelijk wist Moesa ibn
Noesair, gouverneur van Ifriqiyya zoals Tunesië sinds de Romeinse overheersing was blijven heten,
Noord-Afrika voorgoed onder Arabische controle te brengen.
Noord-Afrika was nu weliswaar stevig in handen van de Arabieren, maar Arabische gouverneurs
hadden de neiging de bevolking steeds zwaardere belastingen op te leggen. Hoewel Musa ibn Nusair,
de eerste gouverneur van de Ommayaden, de Berbers op een eerlijke manier behandelde, waren zijn
opvolgers wreed in hun behandeling van de Berberse troepen en bevolking.5 Dit alles leidde ertoe
dat de Berbers in verzet kwamen (de Berberopstand 740). Daarnaast zou door een machtswisseling
in het Midden-Oosten – de dynastie van de Oemaijjaden had in 750 het veld moeten ruimen voor de
Abbasieden – was de band van het nieuwe centrum van het rijk met Noord-Afrika losser geworden.
Juist deze onorthodoxe richtingen vonden veel steun onder de Berbers, die zich maar al te vaak door
de Arabieren achtergesteld voelden. Volgens de charidjieten kon iedere moslim kalief zijn, op
voorwaarde dat hij onberispelijk was in zijn levenswandel. Onderscheid naar afkomst, ras of sociale
klasse was voor de charidjieten taboe. De onorthodoxe richtingen waren vormen van verzet tegen de
2
CMO (2011). Wie was Mohammed. Geraadpleegd op 10 mei 2013, http://www.cmo.nl/islam-
nl/index.php/geschiedenis/de-wereldgodsdiensten/wie-was-mohammed
3
Wikipedia (2013). Omajjaden. Geraadpleegd op 10 mei 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Omajjaden
4
Wilschut, A (2008), Oriëntatie op geschiedenis: Ontstaan en verspreiding van de islam. Asses: Van Gorcum BV
5
Dhannun Taha, A (1989) Muslim Conquest and Settlement of North Africa and Spain.
,Arabische overheersing. Het lijkt een beetje een paradox: Berbers waren aanhangers van de
charidjitische richting van de islam geworden uit onvrede met de moraal van de overheersers van het
Midden-Oosten, maar tegelijk erkenden zij in vele gevallen daar vandaan gevluchte prinsen als hun
nieuwe leiders. Een van deze vluchtelingen was Idris ibn Abdoellah, een afstammeling van
Mohammed. Hij was in 786 vanuit Bagdad gevlucht naar Marokko. Vanuit Marokko probeerde hij zijn
gezag verder uit te breiden. De Abbasieden in Bagdad lieten Idris opsporen en in 793 vergiftigen. Zijn
nakomelingen konden de eenheid in Marokko niet bewaren en het rijk viel uiteen in kleine
vorstendommen.
Vanaf het jaar 1000 doen zich nieuwe ontwikkelingen voor. Het centrale bestuur in Bagdad heeft dan
zijn greep op Marokko definitief verloren. Terwijl vanuit
het oosten van Noord-Afrika elementen van arabisering
en anarchie werden geïntroduceerd, ontstond aan de
zuidwestkant een Berberweging, de Almoravieden. De
nomaden in deze streek beleden nog een pure,
strijdbare islam, met de nadruk op een actief
expansionisme. Hun eerste verovering vond plaats in
1053. In de volgende karen werden ook het noorden en
oosten veroverd. Rond 1100 was heel Marokko, van
Sahara tot aan de Middellandse Zee, verenigd onder het
politieke en geestelijke gezag van de Almoravieden. Na
de verovering van Marokko viel de keuze op het Moorse
Spanje dat in oorlog was verwikkeld met de christenen
die de Reconquista hadden ingezet.
De luxueuze leefgewoontes van Andalusië drongen door aan het hof van de Almoravieden in
Marrakech. Dit zorgde voor verontwaardiging onder de gelovige aanhangers. Wat voor nog meer
verontwaardiging zorgde was de steeds belangrijkere plaats die de christelijke hulptroepen innamen
in het leger van de Almoravieden. Dit maakte weer
reactie los bij de voorstanders van een pure, strenge
islam. Een nieuwe beweging, de Almohaden, stond
klaar om de fakkel over te nemen. Na het veroveren van
de belangrijkste handelsroutes en de inname van
Marrakech leidde de veroveringstocht richting het
oosten. Rond 1160 waren de Almohaden heet en
meester in heel Noord-Afrika. Het Almohaden regime
werd uiteindelijk het slachtoffer van interne conflicten
en de christelijke verovering van al-Andalus dat
versnelde waardoor ze de ene na de andere islamitische
steden verloren. De Almohaden werden geconfronteerd
met de ontmanteling van hun rijk, dat werd verdeeld
tussen drie opvolgers, de Hafsiden, de Zianiden en de
Marinieden.6
In 1269 werd Marrakech veroverd en waren de Marinieden heer en meester over heel Marokko. Met
enige onderbreking hadden de Maranieden voortdurend te maken met opstanden in eigen
gelederen. In 1471 deed de nieuwe Wattasieden dynastie zijn intrede. Het lukte niet om de eenheid
in het rijk te herstellen. Zo waren zij ook niet in staat om de val van Granada, de laatste Islamitische
stad in al-Andalus, te voorkomen. Tenslotte konden zij ook niet voorkomen dat Portugal, onder
leiding van Hendrik de Zeevaarder, steeds meer steunpunten langs de Atlantische kust veroverden.
6
Benhima, Y (2008). The Almohad Dynasty (1130 – 1269). Geraadpleegd op 12 mei 2013, http://www.qantara-
med.org/qantara4/public/show_document.php?do_id=600&lang=en
,Hoofdstuk 3 Van buitenaf en van binnenuit belaagd (1400-1650)
Tussen 1350 en 1400 werden eilandgroepen in de Atlantische Oceaan, de Azoren en de Canarische
Eilanden, bezet. De volgende etappe was om de havens van Noord-Afrika onder controle te brengen
en de vloot van Noord-Afrikaanse vorsten uit te schakelen. Het belangrijkste doel bleef het ‘aftappen’
va de Saharahandel. De Beni Saad stelde zich in 1511 aan het hoofd van het verzet tegen de
Portugese indringers. Zij maakte in 1525 Marrakech tot hun hoofdstad en stelde de inkomsten uit de
Saharahandel veilig. Aanvankelijk erkenden de Saadieten nog wel de soevereiniteit van de sultan van
Fes, maar deze voelde zich bedreigd en riep de Turken om te hulp. Door de voortdurende
plunderingen van de Turken keerde de bevolking zich tegen hun vorst en wende zich tot de nieuwe
heersers in Marrakech, die in 1554 Fes innamen.
Gewoontegetrouw hadden de broers van een overleden vorst uit het huis van Beni Saad bij de
opvolging voorrang op de zoons van de overledene. In 1574 ontstond er echter weerspraak bij deze
gewoonte en vocht de zoon de heerschappij van zijn oom aan. Zijn oom wist zich echter met Turkse
steun te handhaven, waarop de verslagen prins steun zocht bij Spanje, dat weinig animo toonde. Hij
vond wel gehoor bij de Portugese koning. De confrontatie vond plaats in 1578 in de slag bij Ksar el
Kebir (Slag der Drie Koningen) in Noord Marokko. De Marokkanen trokken uiteindelijk aan het
langste eind: bijna 20.000 edelen uit Portugal werden gevangen genomen en kon slechts vrijkomen
na het betalen van veel losgeld. De overwinning op het slagveld en
de inkomsten uit het losgeld bezorgden de nieuwe vorst van
Marokko, Ahmed al-Mansoer veel prestige. Hij kreeg de eretitel
‘de Overwinnaar, al-Mansoer’. Zijn regering (1578-1603) vormt
het hoogtepunt van de heerschappij der Saadieten. De dood van
al-Mansoer in 1603 luidde een tijd van crisis in. De handelsroutes
door de Sahara werden afgebogen naar Senegal en naar het
Ottomaanse Rijk en de handel van de Europese kusten kwam
onder controle van de Europese mogendheden, die veel
belangrijke havens in bezit namen. Daarbij raakt het land verdeeld
door de strijd om de troon. Geen van zijn drie zonen bleek in staat
om op waardige wijze zijn vader te kunnen opvolgen.
Familietwisten en moord karakteriseerden de jaren die daarop
volgden.
Sultan Moelay Zidaan, die in 1609 definitief de macht wist te grijpen, had veel gehoord over de
nieuwe Nederlandse wapentechnieken, en wapens had hij hard nodig.7 In 1610 sloten zij een
verdrag. Door de bestuurlijke anarchie in deze periode kon in Sale een ‘onafhankelijke republiek’
ontstaan gesticht door veertien kaperkapiteins. Bij de dood van Moelay Zidaan in 1627 werden de
banden met de sultan in Marrakech officieel verbroken. In deze periode van chaos bleken de zawai’s
de enige instanties te zijn die nog houvast konden bieden. De leiders van de broederschappen zagen
zich geroepen om zelf macht te gaan uitoefenen en hun basis te vergroten. Dit leidde tot een verdere
opdeling van het land. De sultan werd in plaats van erkend soeverein een tegenstander. De sultan
probeerde de twee grootste zawia’s, die van Dila en Iligh tegen elkaar uit te spelen, maar tevergeefs.
Ze namen de Saharahandel over en dreven veel handel met andere naties waaronder ook Hollandse
kooplieden. Maar ook hun gezag bleef niet onbedreigd. In het uiterste oosten van hun domein begon
zich een nieuwe familie te roeren: de Alawieten.
7
Obdeijn, H (2005). 400 jaar Marokkaans - Nederlandse betrekkingen: Een waardevol bondgenootschap.
Geraadpleegd op 12 mei 2013, http://media.leidenuniv.nl/legacy/lezing%20Marokko-
Tekst%20Obdeijn%20400%20jaar%20relaties.pdf
, Hoofdstuk 4 Marokko onder de Alawieten (1660-1820)
De stamvader van de Alawieten was een rechtstreekse afstammeling van Ali, schoonzoon van de
profeet Mohammed. Aan deze afkomst ontleende de familie de naam Alawieten en hunt prestige. De
Alawitische leider Moelay M’hammed wist door verovering van een aantal oases langs de
Sahararoute de handel met Zwart Afrika onder zijn controle te krijgen. Aldus slaagde de Alawieten
erin hun inkomsten te vergroten en handel te drijven met Europese kooplieden die hen in ruil voor
de Afrikaanse goederen wapens en munitie konden leveren, broodnodig voor de verdere strijd.
Moelay M’hammed’s jongere broer Rasjied diende zich in 1664 als concurrent aan en wist zijn broer
aan de kant te zetten. Hij profiteerde van de chaos in het land en vergrootte met harde hand zijn
invloed. Na vijftig jaar van onzekerheid en oorlog tussen allerlei facties was het gehele land weer
onderworpen aan het centrale gezag van een sultan die geen mededingers naast zich duldde. Rashid
overleed in 1672 door een val van zijn paard en werd opgevolgd door zijn jongere broer Moelay
Ismail.8 Om zijn gezag een stevige basis te geven organiseerde de sultan allereerst een geregeld leger
dat hem onvoorwaardelijk ten dienste zou staan. De kern van het nieuwe leger werd gevormd door
slaven uit Zwart-Afrika, de abied. Door de bouw van een serie versterkte forten, kasjba’s langs de
belangrijkste wegen en in de nabijheid van steden en het vestigen van garnizoenen werden de
stammen in bedwang gehouden. Andere geduchte tegenstanders bleven de zawia’s. Leiders van de
machtigste zawia’s dwong hij om zich in Marrakech te vestigen en zich te beperken tot hun religieuze
functies. Nadat Rabat-Sale onder het gezag van de sultan was gekomen, trok de vorst de controle van
de kaapvaart naar zich toe. Zij vormde een welkome bron van inkomsten. Bovendien vormde de
kaapvaart een uitstekend pressiemiddel in de onderhandelingen met de Europese mogendheden.
Later werd de kapersvloot ontmanteld, de inkomsten uit handel in vredestijd waren interessanter
dan de inkomsten uit de kaapvaart. De rechten op in- en uitvoer vormden een belangrijke bron van
inkomsten voor de sultan. Maar de toenemende controle van de sultan op de handel remde nieuwe
investeringen en ondernemingen af. De vrije handel werd beperkt door steeds duurder wordende
vergunningen.
Langzaam maar zeker werden diverse factoren van verval zichtbaar. Het grote, zwarte beroepsleger
met zijn eigen hiërarchie, statuut en sociale structuur dreigde een staat binnen de staat te worden en
een factor van betekenis in de strijd om de macht. Een tweede probleem vormde de heffingen van
de belastingen. Het leger, de talrijke expedities en de grote bouwactiviteiten kostten handenvol geld.
De derde bron van problemen lag in de structuur van de machtsopvolging. Elk willekeurig familielid
van de sultan kon aanspraak doen gelden en elke troonswisseling ging daarom gepaard met strijd en
intriges. Met de dood van Moelay Ismail in 1727 begon een periode van anarchie. Op de troon
volgden verschillende zoons van Moelay Ismail elkaar op, waarbij de abied een belangrijk aandeel
had in het afzetten van de ene en het op de troon helpen van de volgende troonpretendent.
Langzaam maar zeker wist Moelay Abdallah, een van de zeven zonen van Moelay ismail, het verzet
tegen de abied te organiseren. Met de hulp van stammen uit het zuiden wist hij de inkomsten van de
Saharahandel naar zich toe te trekken en zo de benodigde gelden te vergaren om een nieuw leger te
financieren. Met Sidi Mohammed, die in 1757 zijn vader Moelay Abdallah opvolgde, kwam er een
einde aan een lange periode van chaos. Hij reduceerde de macht van het leger van zwarte slaven
door hen te verspreiden over het gehele land. Om een grotere greep op de buitenlandse handel te
krijgen bevorderde de sultan de bloei van nieuwe havens. In 1765 stichtte de sultan een nieuwe
haven 300 kilometer ten zuiden van Casablance: Essaouira. Het was de bedoeling dat alle
buitenlandse handel in de haven geconcentreerd zou worden, zodat de sultan beter greep kreeg op
de douane-inkomsten.
Toen Sidi Mohammed in 1790 stierf waren er opnieuw problemen bij de opvolging. Tot 1798 bleef
het land verdeeld. Moelay Slimaan kwam uiteindelijk als overwinnaar naar voren. In het begin van de
negentiende eeuw brak een nieuwe crisis uit. De economische situatie verslechterde door de grote
sprinkhanenplaag van 1812, gevolgd door drie jaren van extreme droogte. Hongersnood was het
8
Wikipedia (2013). Rashid van Marokko. Geraadpleegd op 15 mei 2013,
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rashid_van_Marokko