Anatomie en fysiologie: een
inleiding hoofdstuk 6
6.1
Functies van het beenderenstelsel:
1. Ondersteuning
a. Structurele ondersteuning van het hele lichaam
b. Afzonderlijke beenderen vormen een raamwerk voor de aanhechting van
zachte weefsels en organen
2. Opslag
a. Calciumzouten en fosfaat
b. Vet in geel beenmerg
3. Vorming van rode bloedcellen, witte bloedcellen en andere componenten van het
bloed in het rode beenmerg
4. Bescherming
5. Beweging
6.2
Botmatrix bestaat uit calciumzouten (m.n. calciumfosfaat) en collageen. Lacunae binnen de
matrix bevatten osteocyten. De lacunae omgeven de bloedvaten die zich vertakken door de
botmatrix. In de botmatrix vindt geen diffusie plaats. Toch verkrijgen beencellen
voedingsstoffen via de uitlopers van het cytoplasma die met de bloedvaten in contact staan.
Deze uitlopers lopen door een vertakt netwerk binnen de matrix, de canaliculi. Bot wordt
omgeven door periosteum met als buitenste laag vezels en binnenste laag cellen.
De grondsubstantie bestaat uit een kleine hoeveelheid vloeistof die onoplosbare
calciumfosfaat en calciumcarbonaat omgeeft.
Bijdrage van beenderonderdelen aan het gewicht:
- Bijna 2/3 calciumfosfaat
- Bijna 1/3 collagene vezels
- 2% cellen
6.2.1
Het menselijk lichaam bevat 206 beenderen.
Verdeling in vorm:
- Lange beenderen – de lengte is groter dan de breedte
- Korte beenderen – de lengte en breedte zijn even groot
- Platte beenderen – dun en in verhouding breed
- Onregelmatige beenderen – ingewikkelde vorm die niet in de bovengenoemde valt
Lange boten hebben een centrale schacht, de diafyse, die een centraal gelegen mergholte
omgeeft. Deze holte bevat beenmerg. De uiteinden, de epifysen, zijn met gewrichtskraakbeen
bedekt. Een onvolwassen lang bot groeit op de plaats waar de epifyse overgaat in de diafyse.
Typen beenweefsel:
- Compact beenweefsel, de substantia compacta ofwel compacta, is vrijwel massief
- Spongieus beenweefsel, de substantia spongiosa ofwel spongiosa, is een netwerk
van benige staafjes, van elkaar gescheiden door holten.
Het buitenste oppervlak van het bot is bedekt met periosteum, ofwel periost. Vezels van
ligamenten, verbinden beenderen onderling, en pezen, verbinden skeletspieren met beenderen,
zijn verweven met het periost. Functies van periost:
, - Isoleert bot van aangrenzende weefsels
- Biedt plaats aan de verbinding met bloedvaten en zenuwen
- Rol bij groei en herstel
Het spongieuze been van de mergholte en andere binnenste oppervlakken worden bekleed met
endost, bestaande uit cellen. Endost is actief bij herstel en groei.
6.2.2
Periost bestaat uit een vezelige buitenlaag en een cellige binnenlaag.
Compacta en spongiosa bevatten in lacunen (groepjes) gelegen osteocyten. De lacunen zijn
te vinden tussen dunne laagjes gecalcificeerde matrix, de lamellen.
De canaliculi lopen straalsgewijs door de matrix en vormen een onderlinge verbinding van de
lacunen en verbinden deze met nabijgelegen bloedvaten. De canaliculi bevatten cytoplasma-
uitlopers van de botcellen. Voedings- en afvalstoffen diffunderen door de extracellulaire
vloeistof die de cellen omgeeft, evenals door de cytoplasma-uitlopers.
Het osteon of systeem van Havers is de basale functionele eenheid van de compacta. Binnen
een osteon zijn de botcellen in concentrische lagen rond een centraal kanaal of kanaal van
Havers gelegen. Deze bevat een of meer bloedvaten.
De lamellen zijn cilindervormig en liggen evenwijdig aan de lange as van het centrale kanaal.
Verbindingskanalen (Volkmann-kanalen) bieden doorgang voor bloedvaten die centrale
kanalen met die van het periost en de mergholte verbinden.
In het spongiosa zijn lamellen anders gerangschikt en zijn er geen osteonen. In plaats daarvan
vormen de lamellen staafjes of platen die botbalkjes (trabeculae) worden genoemd. Door de
vele vertakkingen van de trabeculae ontstaat een open netwerk. Canaliculi, die straalsgewijs
uitlopen vanaf de lacunen van spongieus beenweefsel, eindigen aan de uiteinden van de
botbalkjes. Daar diffunderen stoffen tussen het merg en botcellen.
, In compact beenweefsel liggen osteonen evenwijdig aan de lange as van de schacht, waardoor
het bot niet buigt wanneer er kracht wordt uitgeoefend op beide uiteinden. Echter breekt het
bot makkelijk bij uitoefenen van een kracht op de zijkant.
Spongieus beenweefsel is te vinden op plekken die niet zwaar worden belast of waarbij
krachten uit verschillende richtingen komen. Het is aanwezig in de epifysen van lange
beenderen. Spongieus beenweefsel is lichter en voorkomt dat het beenderenstelsel te zwaar
wordt.
Primaire celtypen in beenweefsel:
- Osteocyten: volwassen botcellen die de normale botstructuur handhaven door
calciumzouten te hergebruiken en door bij herstel te helpen
- Osteoclasten: reusachtige cellen met 50 celkernen. Zuren en enzymen die door de
osteoclasten worden afgegeven lossen de botmatrix op en geven de opgeslagen
mineralen af via osteolyse of resorptie. Dit proces speelt een rol bij de regulering van
de calcium- en fosfaatconcentraties in lichaamsvloeistoffen.
- Osteoblasten vormen nieuw beenweefsel (ossificatie). Als een osteoblast volledig
omgeven raakt door gecalcificeerde matrix, differentieert het tot osteocyt.
Op elk willekeurig moment wordt een deel van de matrix afgebroken door osteoclasten en
nieuw gevormd door osteoblasten.
Inzichtvragen
Noem 4 algemene botvormen.
Platte, onregelmatige, lange en korte beenderen.
Hoe wordt de sterkte van een bot beïnvloed als in verhouding meer collageen dan calcium
aanwezig zou zijn?
Het bot wordt buigzamer en minder sterk.
In een monster van beenweefsel is te zien dat concentrische lagen een centraal kanaal
omgeven. Is dit monster afkomstig van de schacht of van het uiteinde van een lang bot?
Concentrische lagen van beenweefsel rond een centraal kanaal wijzen op de aanwezigheid
van osteonen, waaruit compact beenweefsel bestaat. Gegeven dat de epifysen van lange
beenderen primair uit spongieus weefsel bestaat, is dit monster waarschijnlijk afkomstig van
de diafyse (schacht).