Een samenvatting van Taal en Taalwetenschap hoofdstuk 11 tot en met hoofdstuk 20. Paragraaf 14.6 en 15.3 vond ik lastig samen te vatten, dus die missen. Verder wel heel uitgebreid.
11.2 WAT IS EEN WOORD?
Klankvoorwaarde: In het Nederlands moet een woord minimaal één klinker (vocaal)
hebben.
Syntactische voorwaarde: het woord moet op verschillende plaatsen in een zin
kunnen voorkomen of vrijelijk combinaties met andere woorden kunnen aangaan.
Syntactische voorwaarde: het woord kan niet worden doorbroken
Twijfelgevallen: Het soort woorden die niet zelfstandig klemtoon dragen wordt clitisch
genoemd. De clitische elementen leunen als het ware tegen een ander woord aan.
“daar komti aan”
“K zal me koest houden” (proclisis – begin van de zin)
“Ligt ’t in de koelkast” (enclisis – midden van de zin)
11.3 DE RELATIE TUSSEN WOORDVORM EN BETEKENIS
Woorden hebben vorm en betekenis
Arbitraire relatie: berust op sociale conventie (onbewuste afspraak tussen sprekers van
dezelfde taal)
Iconische relatie: berust op kenmerken (wordt veel gebruikt in gebarentaal)
Geluidnabootsende relatie: onomatopeeën
11.4 INHOUDS- EN FUNCTIEWOORDEN
Lexicaal: inhoudswoorden, hebben een eigen zelfstandige betekenis; open klassen (er
komen steeds nieuwe woorden bij – selfie, klimaatstaker)
,Grammaticaal: functiewoorden verbinden lexicale woorden; gesloten klassen (er komen
geen nieuwe woorden bij)
11.5 HET LEXICON
Het lexicon van een taal:
de verzameling van woorden van die taal.
Een woordenboek dat verschillende eigenschappen van woorden opsomt. Deze
worden bepaald door het gebruik van het woord. Een artikel uit een woordenboek
over een ander woord waarvan de betekenisomschrijvingen samenhangen; als de
betekenissen niet met elkaar verband houden heet dat een lemma.
11.6 SOORTEN LEXIALE INFORMATIE
Minimaal bevat het theoretisch lexicon een beschrijving van al die woorden die niet volgens
regels kunnen worden afgeleid. Hierin worden alle eigenschappen van de woorden van een
taal opgenomen die de taalgebruiker stuk voor stuk uit het hoofd moet leren om de woorden
correct te kunnen gebruiken.
De niet arbitraire vorm van een woord (verleden tijd sterke werkwoorden)
Basisvorm, stam.
Karakteristiek klemtoonpatroon.
11.7 WOORDENBOEKEN
Het tweetalige woordenboek geeft voor elk woord het dichtstbijzijnde equivalent in een
andere taal.
Het frequentiewoordenboek beschrijft hoe vaak bepaalde woorden in bepaalde soorten
van teksten voorkomen.
Het thesaurus ordent de woorden niet alfabetisch, maar groepeert ze begripsmatig en geeft
aan welke synonieme of alternatieve uitdrukkingsmiddelen er voor bepaalde begrippen
bestaan.
De concordantie geeft voor de woorden die in een bepaalde tekst voorkomen alle
vindplaatsen in de vorm van het woord met een stuk context eromheen.
Het retrograde woordenboek geeft de woorden in alfabetische volgorde van achteren naar
voren (de laatste letter van elk woord)
Het beeldwoordenboek is in feite een visueel alternatie voor een gewoon woordenboek: het
bevat afbeeldingen van verschillende woorden, die vaak qua inhoud gegroepeerd zijn.
Het vak waarin men zich bezighoudt met het samenstellen van woordenboeken van
verschillende aard heet de lexicografie.
,11.8 BETEKENIS EN BETEKENISRELATIES
Als een woord meerdere betekenissen heeft, noemen we dat polysemie. Als in betekenis
van elkaar verschillende woorden dezelfde vorm hebben, is er sprake van homonymie.
Zowel polyseme als homonieme woorden kunnen aanleiding geven tot ambiguïteit of
meerduidigheid: situaties waarin het niet duidelijk is welke betekenis bedoeld wordt.
(1) wodka – borrel
zwart – wit
jurk – japon
de woordparen laten ieder een eigen soort van semantische relatie zien, respectievelijk
hyponymie (betekenisonderschikking), antonymie (betekenistegenstelling) en synonymie
(betekenisidentiteit).
(2) We gaan op de fiets naar Zandvoort.
M’n fiets is gestolen!
Rijwiel past niet in deze contexten. Fiets en rijwiel zijn dus maar gedeeltelijk synoniem.
Het verschijnsel dat woorden als fiets en rijwiel of jurk en japon slechts op zekere hoogte
elkaars synoniem zijn, heeft te maken met het feit dat woorden niet alleen een denotatie
hebben (wat je ermee aan kan duiden), maar ook een connotatie (betreft zaken als
gevoelswaarde, stilistische waarde en de sociale betekenis van het woord. Ook als woorden
dezelfde denotatie hebben, hebben ze vrijwel nooit dezelfde connotatie. De keuze van
woorden met de goede connotatie betekent dat de uiting pragmatisch past.
11.9 BETEKENISBESCHRIJVING
In woordenboeken wordt de betekenis van een woord gegeven door middel van een
omschrijving of parafrase. Hier zitten een aantal problemen aan vast:
Ze zijn in de praktijk vaak circulair.
Woorden die niet verder in termen beschreven kan worden.
In veel gevallen is het moeilijk om de betekenis van een woord volledig in woorden te
vangen.
Een andere manier van betekenisomschrijving is het opdelen van de betekenis in kleine
stukjes, in semantische kenmerken. Deze geven waarden aan langs de ‘dimensies’ soort,
geslacht, en volwassenheid.
11.10 WOORDEN OVER DE GRENZEN VAN TALEN
Overeenkomsten tussen woorden over taalgrenzen heen kunnen wijzen op een
gemeenschappelijke voorouder of op een situatie van taalcontact. Om te kunnen
onderscheiden tussen deze twee maken taalkundigen gebruik van lijsten van
basisconcepten en cultuuronafhankelijke concepten zoals Swadesh lijst waarmee
familieverwantschap tussen talen kan worden vastgesteld.
12.2 DE INTERNE STRUCTUUR VAN WOORDEN
Sommige woorden kunnen opgedeeld worden in kleinere stukjes. Wanneer hiervan sprake
is, noemen we deze woorden geleed. Als hier geen sprake van is, noemen we het woord
ongeleed. Als het woord uit méér dan twee delen bestaan, noemen we dit meervoudig
geleed > fiets-pomp-je
De kleinste identificeerbare elementen worden morfemen genoemd. Het onderdeel van de
taalwetenschap dat gewijd is aan de groep van gelede woorden is de morfologie of
woordvormingsleer.
12.3 DE FUNCTIES VAN WOORDVORMING
De functies van morfologie:
- Uitbreiding van de woordenschat.
- Makkelijker om de woorden van een taal te onthouden: woorden die verwante
betekenissen hebben, hebben vaak ook in hun vorm iets gemeen.
Vormen van woordenschatuitbreiding:
- Derivatie of afleiding: gebonden morfeem toevoegen aan vrij morfeem.
- Samenstellingen: meerdere vrije morfemen samenvoegen
Flexie: inpassen van woorden in de grammaticale structuur.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sofiemarseille. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.