Samenvatting literatuur – Week 1 t/m 7 – Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie
Week 1
Nrs. 13 t/m 16 Aansprakelijkheid voor eigen gedrag op grond van art. 6:162
Het uitgangspunt is dat eenieder in beginsel zijn eigen schade draagt. De onrechtmatigheid van de
gedraging is een noodzakelijke voorwaarde alvorens aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 kan
worden aangenomen.
Let op: de gedraging moet onrechtmatig zijn, niet de eindtoestand.
Art. 6:162 lid 2 noemt een drietal categorieën van onrechtmatig gedrag.
Een onrechtmatige gedraging kan aan de dader toegerekend worden als de dader ‘schuld’ heeft of
welke krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de dader komt. Zie het
derde lid van art. 6:162 maar ook art. 6:165.
Nrs. 18 t/m 56 Aansprakelijkheid voor eigen gedrag op grond van art. 6:162
De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond heef tot gevolg dat een handeling die op zichzelf
beschouwd onrechtmatg zou zijn, dat onrechtmatige karakter verliest. Men kan hierbij denken aan de
rechtvaardigingsgronden in het strafrecht ex art. 40 – 43 Sr.
Ondanks overtreding van een wetelijke norm kan het relativiteitsvereiste (ex art. 6:163) ertoe leiden
dat er toch geen aansprakelijkheid wordt aangenomen omdat de overtreden norm niet geacht wordt de
belangen te beschermen die in het concrete geval zijn geschonden.
Dit neemt niet weg dat er nog bijv. ongeschreven normen kunnen zijn geschonden die mogelijk wel
de onrechtmatigheid van de gedraging kunnen funderen (zgn. zorgvuldigheidsverplichting).
Het overtreden van een wettelijk vastgestelde gedragsnorm levert in beginsel een onrechtmatige daad
op jegens degenen te wier bescherming die normen zijn gesteld.
Wat als je een vergunningsvoorschriften overtreedt?
Of er al dan niet sprake is van een rechtvaardigingsgrond dan wel niet is voldaan aan het
relativiteitsvereiste is aan de gedaagde om te bewijzen.
Een ander voordeel voor de gelaedeerde als een wetelijke norm is geschonden is dat daarbij
anders dan het geval is bij handelen in strijd met ongeschreven zorgvuldigheidsnormen, die
uitsluitend strekken ter bescherming van belangen waarop de dader bedacht moest zijn
niet afzonderlijk hoef te worden vastgesteld dat de dader bedacht was of behoorde te zijn op
de belangen van de benadeelde die de geschonden norm beoogt te beschermen.
Als X een wettelijk vastgesteld tarief – die geldt om een eerlijke concurrente te bewerkstelligen –
overschrijdt dan handelt X niet onrechtmatg Y als Y dat zelf ook doet. Het is dan immers niet
onbehoorlijk tegenover Y.
Houdt nauw verband met de relativiteit.
Schending van een wetelijke norm zal eerder beslissend zijn voor het onrechtmatigheidsoordeel als de
wetelijke norm gebaseerd is op een afweging van belangen. Maar in andere gevallen is dit dus niet
altijd zo.
Door het toekennen van subjectieve rechten geef de wetgever aan dat het bepaalde belangen
beschermingswaardig vindt. Dit uit zich in art. 6:162 lid 2 inbreuk op een (subjectief) recht.
Een eigenaar kan zich verzeten tegen elke storing in zijn eigendomsrecht (art. 3:314 jo. 3:296).
Verwijtbaarheid is in dat geval niet vereist.
Twee groepen subjectieve rechten:
Absolute vermogensrechten;
o Denk aan het eigendomsrecht, octrooirecht, auteursrecht en merkenrecht.
Persoonlijkheidsrechten;
1
,Samenvatting literatuur – Week 1 t/m 7 – Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie
o Denk aan lichamelijke integriteit, huisrecht, recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer.
Er moet voorzichtig worden omgegaan met de toepassing van dit inbreukcriterium.
Voorbeeld: het feit dat bij een ongeluk een auto zwaar beschadigd is geraakt kan niet uit worden
afgeleid dat de ander aansprakelijk is uitsluitend op de grond dat deze ‘inbreuk’ op het eigendomsrecht
van de autobezitter heef gemaakt. Drie benaderingen om hieromtrent een extra toets in te bouwen:
1. Beperking tot directe, rechtstreeks en opzettelijke inbreuken;
2. Toetsen aan bepaalde eisen of er al dan niet sprake is van een ‘echte’ inbreuk. Denk hierbij
aan of het bijvoorbeeld voldoende ‘ernstig’ was of dat ‘het gedrag zelf inbreuk maakt’;
3. Nadat de inbreuk is aangenomen nog nader toetsen aan ongeschreven
(zorgvuldigheids)criteria;
o Deze benadering wordt tegenwoordig aangehangen door de meeste auteurs.
Indien een exclusief recht wordt geschonden is soms een nadere toetsing aan ongeschreven
zorgvuldigheidsnormen noodzakelijk. Dit is niet nodig als er bijv. opzettelijk een inbreuk is gemaakt
op een eigendomsrecht.
Ten aanzien van de derde categorie – s hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt – heef men enige houvast aan de rechtspraak. Dit is veruit het belangrijkste
onrechtmatigheidscriterium. Kenmerkend omtrent dit vraagpunt is de casuïstiek ervan. Toch is er wel
behoefte aan enige algemene regels omtrent dit punt.
Uitgangspunt is ook hier: wie stelt die bewijst (art. 150 Rv).
Om tot enige ordening te komen m.b.t. de laatste onrechtmatigheidscategorie worden hieronder enkele
situaties besproken.
Gevaarzetting
De welbekende Kelderluikgezichtspunten zijn hierbij van belang:
De mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid
en voorzichtigheid (bij het potentiele slachtoffer) kan worden verwacht;
Aard en omvang van de gevreesde schade;
De waarschijnlijkheid dat deze schade zich als gevolg van bepaald gedrag zal voordoen;
De aard van de gedraging;
De bezwaarlijkheid (voor de potentiele dader) in termen van kosten, tijd en moeite voor het
nemen van voorzorgsmaatregelen.
Probleem hieromtrent is dat de onderlinge verhouding tussen de gezichtspunten niet duidelijk is.
De vraag welke criteria aangelegd moeten worden om vast te stellen of in een bepaald geval
voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen gegeven de bestaande kennis en inzichten, moet
uiteraard worden beantwoord naar de stand van zaken ten tijde van verweten gedragingen.
Sport- en spelsituaties
Deelnemers aan sportsituaties weten dat er bepaalde risico s aan zijn verbonden. Er worden dan ook
hogere eisen gesteld alvorens een gedraging in deze situatie onrechtmatg wordt geacht. De gedraging
kan niet los van de context worden gezien.
Een gedraging in een sportsituatie is minder snel als onrechtmatg te kwalificeren dan daarbuiten het
geval zou zijn.
Het enkele overtreden van de spelregels, waaronder regels ter bescherming van de veiligheid van de
spelers, is niet reeds om die reden onrechtmatg. Dat neemt niet weg dat een grove inbreuk op de
spelregels wel onrechtmatigheid kan zijn.
Terreinbeheerders en opstallen
2
,Samenvatting literatuur – Week 1 t/m 7 – Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie
Degene die belast is met het toezicht heef een specifieke zorgplicht t.o.v. andere mogelijke gebruikers.
Van hen kan worden verwacht om voorzorgsmaatregelen te treffen of te waarschuwen. Als er wordt
gewaarschuwd moet er wel adequaat worden gewaarschuwd.
Voorbeeld: Het waterschap dat niet heef gewaarschuwd voor het feit dat een weg ongeschikt is
voor zwaar transport en vervolgens valt een vrachtwagen daardoor in het water. Het waterschap was
de beheerder van die weg.
Ook hier zal een afweging gemaakt moeten worden die ook in het Kelderluik-arrest aan de orde
kwam.
Dit is minder duidelijk ten aanzien van de aansprakelijkheid van zorginstellingen.
Ongelukkige samenloop van omstandigheden
Denk hierbij aan huis-, tuin- en keukensituates. Rechters zijn hieromtrent terughoudend met het
aannemen van aansprakelijkheid. Als in dit soort situaties snel aansprakelijkheid zou worden aanvaard
kan dit leiden tot geforceerd gedrag en tot een (te) vergaande juridisering van het menselijk handelen.
Zuiver nalaten
Onder welke omstandigheden is actief ingrijpen vereist en wordt nalaten onrechtmatg? Uit de schaarse
rechtspraak hieromtrent blijkt dat dit niet snel als onrechtmatg wordt aangemerkt. Meestal moet er wat
bijzonders aan de hand zijn.
De volgende voorwaarden voor aansprakelijkheid wegens zuiver nalaten zijn te geven:
Concrete kennis van een gevaarlijke situatie;
Dreiging van ernstig geestelijk of lichamelijk letsel;
De mogelijkheid en de noodzaak om daadwerkelijk iets te doen (waarschuwen of helpen);
Reële verhouding tussen moeite, kosten en het gevaar.
Weer enigszins hetzelfde als de kelderluikgezingspunten. De voorwaarden lijken hier alleen
stringenter te zijn, met name t.a.v. het vereiste van de bewustheid van het gevaar.
Andere situaties dan gevaarzettende
Denk hierbij bijvoorbeeld aan hinder. Dit komt aan de orde in art. 5:37. Wanneer hinder onrechtmatg
is wordt niet beantwoord. Daarvoor wordt verwezen naar art. 6:162. Of hinder al dan niet onrechtmatg
is hangt weer af van tal van omstandigheden (aard, ernst, duur etc.). Tevens zijn de plaatselijke
omstandigheden van belang, of wie er als eerste zat en het algemeen belang.
Voorbeeld: als jij een boomkwekerij naast een weiland begint weet je dat je rekening moet houden
met overwaaiend graszaad.
Voorbeeld: het accepteren van geluid als je vlakbij een spoorlijn woont.
Enerzijds is het handelen zonder vergunning niet reeds op die grond civielrechtelijk onrechtmatg.
Anderzijds is het beschikken over een vergunning geen vrijbrief voor het toebrengen van
onrechtmatige hinder.
Hinder tussen verafgelegen gebruikers is ook mogelijk. Denk aan het geval dat een gebruiker van de
Rijn rekening moet houden met de belangen van de benedenstrooms gelegen gebruikers.
Nrs. 58 t/m 77 Aansprakelijkheid voor eigen gedrag op grond van art. 6:162
De relativiteit ex art. 6:163 beoogt een handvat te bieden ter begrenzing van aansprakelijkheid. Het
artikel geef drie aspecten van het relativiteitsbeginsel:
1. Het personele bereik: het gedrag moet jegens de benadeelde onrechtmatg zijn;
2. De soort van schade: de schade zoals benadeelde die heef geleden moet onder het
beschermingsbereik van de norm vallen;
3. De wijze van ontstaan: de wijze waarop de schade is ontstaan dient te vallen onder de
strekking van de norm.
Wie wordt er beschermd (m.b.t. de relativiteit) bij de inbreuk op een subjectief recht? Alleen de
rechthebbende kan zijn vordering uit onrechtmatige daad op de rechtsinbreuk baseren (eerste aspect).
3
, Samenvatting literatuur – Week 1 t/m 7 – Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en wanprestatie
Derde-belanghebbenden zouden hun vordering wel op een andere onrechtmatigheidsgrond kunnen
baseren. Ook de soort schade als gevolg van de inbreuk en de wijze waarop die is ontstaan dienen te
vallen onder het beschermingsbereik van de met de rechtsinbreuk geschonden norm (tweede en derde
aspect).
Wie wordt er beschermd (m.b.t. de relativiteit) bij strijd met wetelijke normen? Uitleg van de
strekking van de desbetreffende wettelijk norm is hiervoor noodzakelijk t.a.v. alle drie de aspecten.
Correcte Langemeijer: het feit dat iemand handelt in strijd met een wetelijke norm (die op zichzelf
niet strekt tot bescherming van de persoon in kwestie) kan een factor zijn die meeweegt bij het oordeel
of tevens is gehandeld in strijd met een ongeschreven norm, die wel strekt tot bescherming van de
eiser in kwestie.
Wat is de beschermingsomvang (m.b.t. de relativiteit) van ongeschreven zorgvuldigheidsnorm? Het
relatieve karakter van strijd met het ongeschreven recht is met de aard van die norm gegeven.
Onzorgvuldigheid en relativiteit is nauw met elkaar verweven. De zorgvuldigheidsnorm wordt
vastgesteld met het oog op de specifieke omstandigheden in één bepaalde verhouding. De relativiteit
zit als het ware ingebakken in de – concrete – zorgvuldigheidsnorm.
De relativiteitsleer bestrijdt een te vergaande aansprakelijkheid.
Drie gronden van toerekening o.g.v. art. 6:162 lid 3:
1. Schuld;
a. Kan de dader in kwestie zijn daad worden verweten?
b. Zie art. 6:164 (toerekening kind onder de 14 wordt uitgesloten en kan dus niet
aansprakelijk worden gesteld – ouders komen hiervoor in de plaats ex art. 6:169) en
6:165 (een geestelijke tekortkoming sluit ‘schuld’ uit maar niet de toerekening).
c. Het gaat hier om een geobjectiveerde rechtens verwijt: wat kan een normaal mensen
verweten worden (volgt uit de rechtspraak).
d. Schulduitsluitingsgronden uit het Strafrecht.
2. Specifieke wetelijke bepaling;
3. De in het verkeer geldende opvattingen.
Het ontbreken van de mogelijkheid om de onrechtmatige gedraging aan de dader toe te rekenen is vrij
uitzonderlijk. In de eerste plaats omdat in veruit de meeste gevallen met de onrechtmatigheid van de
gedraging in beginsel ook de verwijtbaarheid van dat gedrag aan de dader is gegeven. In de tweede
plaats zal het slechts bij uitzondering voorkomen dat de daad niet aan de dader kan worden
toegerekend. Indien immers de ‘schuld’ ontbreekt blijf toerekening mogelijk op grond van ofwel art.
6:165 ofwel de ‘in het verkeer geldende opvattingen’.
Nrs. 214 – 215 Causaliteit
In het kader van de causaliteit dient men twee fasen te onderscheiden:
a. De fase van de vestging van aansprakelijkheid; en
b. De fase van de omvang van de aansprakelijkheid.
Zou de schade ook zijn ontstaan zonder de onrechtmatige daad? Het gaat vaak om een probleem van
bewijslast. In beginsel geldt de hoofdregel van art. 150 Rv (wie stelt bewijst). In sommige gevallen
geldt er een omkeringsregel.
Voorbeeld: in het kader van de schending van verkeersnormen is het causale verband in beginsel
gegeven t.a.v. de onrechtmatige gedraging omdat daardoor het gevaar voor verkeersgevallen in het
algemeen wordt vergroot en het gevaar zich heef verwezenlijkt in de vorm van een verkeersongeval.
Een soortgelijke benadering komt men tegen bij de schending van veiligheidsnormen.
Voor toepassing van de omkeringsregel verlangt de Hoge Raad in de eerste plaats dat duidelijk is
welk risico de aangesproken partij in het leven heef geroepen (waarin bestaat de normschending
precies) en dat duidelijk is dat dat risico zich vervolgens heef verwezenlijkt
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper im6. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.