Werkcollege 5 – Aansprakelijkheid op grond van wanprestatie (vervolg)
Literatuur:
o De nrs 210 t/m 220 en 224 t/m 264 uit: G.T. de Jong, H.B. Krans en M.H.
Wissink, Verbintenissenrecht algemeen (SBR 4), Kluwer Deventer
Jurisprudentie:
o HR 23-01-1998, NJ 1999, 97 (Jans/Fiat Credit Nederland)
o HR 04-02-2000, NJ 2000, 562 (Mol/Meijer)
o HR 16-09-2005, NJ 2005, 469 (Metaalbouw Vloet Mill BV/SPOB)
o HR 12-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3594 (Far Trading/Edco II)
o HR 13-05-2016, ECLI:NL:HR:2016:852 (Motorboot)
o HR 15-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:70 (Integrated Logistics)
o HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2992 (Tekortkoming advocaat)
o HR 16-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:207 (Turan/Easystaff)
o HR 28-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1810 (Ontbinding wegens een
tekortkoming)
Opdrachten ter bespreking tijdens werkcollege.
Casus 2: De jaarmarkt
Marktkoopman Melis komt met Jokko, distributeur voor Nederland van het wereldberoemde
Houtwig-servies, overeen dat Melis dit servies tijdens de tweedaagse jaarmarkt in Juinen
aan de man zal proberen te brengen. Jokko zal daartoe een hoeveelheid standmateriaal,
reclamefolders en Houtwig-serviesgoed ter beschikking stellen, tegen een vergoeding, te
betalen uiterlijk een week na afloop van de jaarmarkt. De winst van eventuele verkoop kan
Melis dan behouden. Als de jaarmarkt begint, blijkt dat door een fout van Jokko slechts de
helft van de overeengekomen standmaterialen, reclamefolders en serviesgoed voor Melis ter
beschikking is. Melis belt Jokko meteen boos op. Jokko deelt Melis mee dat er helaas niets
meer aan te doen valt en dat hij betaling van de overeengekomen vergoeding verlangt,
omdat Melis toch voldoende spullen heeft gekregen. Melis betaalt de helft van de
vergoeding. Hij vindt dat Jokko daarmee nog goed wegkomt. Een maand later wordt Melis
gedagvaard voor de kantonrechter: Jokko eist betaling van de andere helft alsmede
wettelijke rente daarover.
Ter zitting vertelt Melis zijn kant van het verhaal aan de kantonrechter. Tot zijn stomme
verbazing wijst de kantonrechter een maand later Jokko’s vordering geheel toe.
Wat staat Melis nu te doen?
Melis heeft zich beroepen op zijn opschortingsrecht, artikel 6:262 BW, waardoor er een
prikkel zal ontstaan voor de nakoming van Jokka. Melis heeft echter niet in deze zaak
ontbonden of partieel ontbinden. Om je van je eigen verplichting te bevrijden moet je wel iets
doen, namelijk ontbinden of de betalingsverplichting verrekenen met iets (bijv. vervangende
schadevergoeding). Melis moet wel de ontbinding of de vervangende schadevergoeding
inroepen anders wordt hij niet bevrijd van zijn verbintenis. Melis het wel moeten ontbinding
vorderen van de overeenkomst, omdat er sprake is van een blijvende onmogelijkheid van de
nakoming, waarschijnlijk sprake zijn van een partiele ontbinding omdat er sprake is van een
levering van maar slechts de helft van de overeengekomen standmaterialen. Echter Melis
kan in Hoger Beroep gaan en dan kan hij ontbinden of zijn eis wijzigen. Als je eenmaal kiest
voor de weg van ontbinding dan is de schadevergoeding gebaseerd op artikel 6:272 BW en
niet op artikel 6:74 BW als hij bijvoorbeeld meer afzet zou kunnen realiseren als hij al het
geleverde zou hebben gekregen.
Als je het niet vraagt, gebeurt er niets.
Hij heeft de helft van zijn verplichting opgeschort.
- Mag zonder mededeling
, - Ook al kan er niet meer worden nagekomen, kan je alsnog opschorten, om voor te
bereiden op de ontbinding en dan wordt je bevrijdt.
Maarja op een gegeven moment moet hij alsnog betalen. Wat moet hij dan doen? In HB
alsnog om gedeeltelijke ontbinding vragen. Hij heeft dan een tekortkoming nodig. Is het een
inspanningsverbintenis of resultaatverbintenis? Als het niet duidelijk is gebruik Haviltex! In
casu gaat het om een resultaatsverbintenis en dan is er dus een niet nakoming, die
opeisbaar moet zijn (markt al voorbij). Verbintenissen zijn in beginsel direct opeisbaar,
behalve als je anders afspreekt (contractvrijheid). Hij zou ook nog schadevergoeding kunnen
vragen op basis van ontbinding. Hij had meer kunnen verdienen als hij alles had gekregen,
het ligt voor de hand dat je dit bij ontbinding dus op 6:277. Kan ook via 6:74.
Casus 3: De Spitfire 1500 TC
a. Eerste deel van de casus
Raaf is gek van oude auto’s. Hij doet vaak mee aan autorally’s met oldtimers. Op 15 maart
2018 koopt hij van Vos voor een bedrag van € 8.900 een knalrode Triumph Spitfire 1500 TC,
bouwjaar 1976. Raaf weet dat deze Spitfire heeft toebehoord aan de bekende volkszanger
Dreetje. Dat is een belangrijke overweging voor Raaf om deze auto te kopen. Dreetje staat
met deze auto in verschillende glossy’s afgebeeld. Raaf en Vos komen overeen dat Raaf de
Spitfire zal komen afhalen op 31 maart 2018 om 14 uur, het moment waarop de auto geheel
rijklaar zal zijn. Een paar dagen later weet ook Vos dat de auto aan Dreetje heeft
toebehoord. Hij beseft dat hij de auto voor een te lage prijs heeft verkocht. Op 20 maart 2018
komt Dekker in de showroom van Vos kijken. Hij ziet de Spitfire, herkent de auto meteen als
de Spitfire waarin Dreetje enige tijd heeft rond gereden, en biedt € 16.900 voor de auto. Vos
aanvaardt het aanbod. Dekker was niet op de hoogte van de eerdere verkoop van deze
Spitfire aan Raaf. Ook Dekker komt op 31 maart 2018 om 14 uur om de auto op te halen.
Welke mogelijke juridische verwikkelingen zijn aan deze casus verbonden?
Als er botsende rechten op levering zijn dan gaat het oudste recht op levering voor, dus Raaf
die de eerdere overeenkomst tot levering heeft gaat dan voor als er nog geen levering heeft
plaatsgevonden op basis van artikel 3:298 jo. 3:296 BW.
Ten aanzien van Dekker kan hij de overeenkomst ontbinden, want er is een wanprestatie
jegens Dekker. Voor de ontbinding moet men ten eerste kijken of deze blijvend onmogelijk is,
dat is in casu blijvend onmogelijk. Doordat de nakoming meteen blijvend onmogelijk is dan
kan je meteen ontbinden. Indien er verder nog schade zou zijn, kan je dit vorderen op grond
van artikel 6:277 BW.
Stel dat Dekker eerder in de showroom is en de auto wordt geleverd aan Dekker, dan is
Dekker eigenaar geworden van de auto. Aan de vereisten van overdracht is voldaan, want
Vos is beschikkingsbevoegd. Het recht op levering is al geeffectueerd daardoor kan het
oudere recht van levering ten aanzien van Raaf niet prevaleren, want levering is al geweest.
Raaf zou weer in eerste instantie de overeenkomst kunnen ontbinden, de nakoming is
blijvend onmogelijk geworden dus geen verzuim nodig en kan meteen ontbinden. Het
verschil in waarde van het koopje en de werkelijke waarde van de auto zou hij als
schadevergoeding kunnen vorderen op grond van artikel 6:272 BW, want hij loopt de waarde
van de winst mis respectievelijk €8.000.
Bij dwaling pa na totstandkoming overeenkomst
Vos verkoopt voor 8900 auto aan Raaf en Raaf verkoopt auto voor 16900 aan Dekker. Raaf
spreekt met beide af dat ze de auto op 31/3 kom ophalen. Wat nu? Oudste recht gaat voor:
3:298 BW. Dus Raaf krijgt de auto, doordat de auto nog aan niemand is geleverd.
Wat kan Dekker nu nog doen? Blijvend onmogelijk, toerekeningbare tekortkoming =
wanprestatie. Ontbinding vorderen, omdat je die 16900 niet wil betalen voor niets. Zodat hij