Glebbeek, A.C. & Vos, H. de (2000). Heeft de sociologie een toekomst? Over de
hardnekkige onvolledigheid van de sociologische beroepsopvatting. Mens en Maatschappij,
75, 290-293.
Spontane orde: komt ‘als vanzelf’ (marktwerking) tot stand, geen centrale sturing voor nodig.
Verschil tussen beide spontane ordes (Markt en PSO): Markt is onpersoonlijk, directe ruil,
mensen handelen calculerend en resultaatgericht. Onmiddellijke wederdienst of contractueel
vastgelegd, uitgestelde wederdienst.
PSO is niet alleen familie en vrienden, maar ook buren, collega’s of vluchtige relaties zoals
iemand waar je tegenover gaat zitten in de trein.
Wij zijn overtuigd
Self-fulfilling prophecy: zichzelf waarmakende voorspelling (DSB faillissement door oproep)
Robert Merton: De werkelijkheid is niet, zij ontstaat, verandert door reflexiviteit: mensen
reageren op menselijke handelingen van een ander.
Robert Merton: reflexiviteit als uitgangspunt om samenleving beter te begrijpen. Self-fulfilling
prophecy: voorspelling -> reflexiviteit (menselijke reactie op de voorspelling) -> door deze
reactie verandert de sociale werkelijkheid zo dat de oorspronkelijke voorspelling waar wordt.
Self-denying prophecy: zichzelf ondermijnende voorspelling, de voorspelling op zich brengt
menselijke reacties (maatregelen) teweeg die voorkomen dat de voorspelling uitkomt.
Overtuigingen/geloofsgemeenschappen kunnen worden versterkt door een voorspelling te
doen die niet uit zal komen (apocalyps) en het niet uitkomen ervan (When Prophecy Fails)
aangrijpen als een gevolg van de genomen preventieve maatregelen (bijeenkomen).
Komter, A. (2001). Patronen van geven en ontvangen. In: Solidariteit en de gift. Sociale
banden en sociale uitsluiting (pp. 43-62). Amsterdam University Press.
Motieven voor giften:
● Positief gevoel door het geven van een gift
● Relatiebevestiging; onzekerheid leidt tot meer of grotere giften
● Macht en prestige; een gift geven die niet met een passende tegengift kan worden
beantwoord om een ander te domineren of vernederen.
● Wederkerigheid; voor wat hoort wat, geen altruïsme maar in de sfeer van een schuld.
● Eigenbelang; geven om te vleien of iemand om te kopen
● Vijandschap; iemand kwetsen met een gift, bijvoorbeeld:
- Niet-passend (wijn als je geen alcohol drinkt, badschuim als je geen bad
hebt)
- Gemakkelijke cadeaus (in de haast gekocht of zelf gekregen en
doorgegeven)
, - Pedagogische cadeaus om een boodschap over te brengen (weegschaal,
deodorant, voorlichtingsboeken)
- Afdankertjes (spullen die mensen zelf kwijt wilden, een gebruikte theepot)
Komter, A.E., Burgers, J. & Engbersen, G. (2000). Solidariteit en cohesie in theorie en
onderzoek. In: Het cement van de samenleving. Een verkennende studie naar solidariteit, 2e
druk (pp. 26-42). Amsterdam University Press.
Twee condities ten grondslag van het probleem van sociale orde:
● Morele tekort (spanning tussen altruïsme en eigenbelang)
● Materiële tekort (wereld genereert onvoldoende hulpbronnen om iedereen te
voorzien)
Zie ook: Dijkstra en Miedema.
Vriens, E. & De Moor, T. (2020). Mutuals on the move: Exclusion processes in the welfare
state and the rediscovery of mutualism. Social Inclusion, 8, 225–237.
Instisutions for Collective Action (ICA’s) = wederkerige (onderlinge) verzekeringen
zoals Friendsurances (DE), Broodfondsen (NL) en Lemonade (US) zijn beter opgewassen
tegen problemen zoals Moral Hazard (extreem risicovol gedrag) en Adverse Selection
(verzekering trekt meer hoog-risico mensen aan, omdat laag-risico mensen de premie te
hoog vinden voor hun risiconiveau). Komt door:
● Sociale controle (monitoring, de groep let informeel op elkaars gedrag)
● Eerlijkheid (de waarheid wordt gesproken, anders vindt er sanctionering plaats)
● Solidariteit (risicodeling, herverdelingsmechanismen bij overschot winst)
Framework voor evaluatie van samenwerking
voor de productie, het gebruik en het beheer
van een collectief goed.
Drie dimensies: de middelen, de gebruikers
en de instelling.
Toegepast zijn dit de verzekeringspoel, de
deelnemers en de wederkerige verzekering.
De wisselwerkingen tussen de drie dimensies
hebben effect op het evenwicht in efficiëntie,
nut en gelijkheid.
Efficiency: regels worden door de institutie opgesteld met betrekking tot het beheer van de
resource, premies, uitkeringen en herverdelingen. Steeds efficiënter geworden over tijd.
Utility: balans tussen de users en de resource. Wat is het nut van de resource voor de
users? Over tijd veranderd van social support en in mindere mate financial support, naar
betere balans in de financiële dekking maar weer minder sociale baten, tot ICA’s kwamen.