Ethics
Wolff – Hoofdstuk 1 – Moral Philosophy and Moral Reasoning
Moral philosophy: denken en reflecteren over moraliteit.
Moral outlook = morele visie: wat doet ertoe.
Filosofen geven inzichten (intellectueel en praktisch) op jouw eigen morele visie. De denkbeelden
geven inzicht in de Westerse wereld en ideeën, maar helpen ook de wereldgeschiedenis, literatuur en
cultuur beter te begrijpen.
De meeste filosofen gebruiken voor morality en ethics dezelfde betekenis.
Moraliteit heeft betrekking op ons gedrag, onze redenering, emoties en neigingen. Ook op de manier
waarop deze zich verhouden tot anderen. Moraliteit is geen wetenschap.
De lijn tussen etiquette en moraliteit is vaag.
Supererogation: action above and beyond duty. Handelen dat verder gaat dan plicht.
Meta-ethics, meta ethiek. Van hogere orde. De aard en het bestaan van waarde en onze kennis
hiervan.
Normative ethics, normatieve ethiek. ‘Norm’ verwijst naar een standaard (tweeledig/dubbelzinnig:
gemiddeld en idealiter). Algemene benadering vormen met brede toepassing. Wat we moeten doen
en hoe we moeten leven.
Applied ethics, toegepaste ethiek. Kwesties uit het echte leven (oorlog, abortus, euthanasie). Vanwege
praktische of theoretische bezorgdheid naar een moreel probleem kijken. Beginnen met een specifiek
probleem → zoeken naar waarden en normen die toegepast worden om een probleem op te lossen.
Vanuit verschillende invalshoeken naar een probleem kijken. Normatieve theorieën worden vaak
gebruikt om deze vragen te beantwoorden.
Moral reasoning, methodologieën
- Logical principles of reasoning: logische redeneerprincipes die op alle onderwerpen van
toepassing zijn.
- Informal techiniques of argument: informele argumentatietechnieken die van toepassing zijn
op alle vakgebieden.
- Thoughtexperiments and moral intuitions: gedachte-experimenten en morele intuïties.
- Specific methological devices: specifieke methodologische apparaten die worden gebruikt in
de morele filosofie.
Formal logic
- Validity: validiteit, geldigheid.
- Soundness: degelijkheid
- Equivocation: dubbelzinnigheid
- Circularity: circulariteit
Argument: verwijst naar een verschil tussen twee of meer mensen dat weinig te maken heeft met
kalme rationaliteit. De term ‘logisch’ wordt gebruikt als ‘verstandig’.
1
,Een argument is een manier om een bepaalde conclusie te ondersteunen door te redeneren vanuit
andere beweringen. Formele logica is een argumentatiemethode waarbij gebruik wordt gemaakt van
deductie, waarbij conclusies worden afgeleid uit premissen volgens een reeks logische regels.
Premise = permisse: statement, een vooronderstelling dat iets waar is.
Conclusion: eindpunt van een argument.
Een argument is logisch geldig, een geldige gevolgtrekking (a valid deduction).
Cotradiction = tegenstrijdig
Logical necessity = logische noodzaak: een argument is geldig als de conclusie volgt uit de presmissen.
Geldigheid is belangrijk, maar er is meer nodig voor een argument
Socrates is sterfelijk → mens/hond.
Je bent op zoek naar geldige argumenten vanuit echte premissen → deugdelijk en geldig.
Een kat heeft tien poten.
Implied premises = impliciete premissen: wordt niet specifiek genoemd, maar wordt aangenomen op
de achtergrond.
Een argument is een logische gevolgtrekking die begint bij één of meer premissen en eindigt met een
conclusie. Het argument is ongeldig als de conclusie van het argument niet uit de premisse kan worden
afgeleid.
Een mogelijke manier om de geldigheid te testen is door te vragen of het mogelijk is dat de conclusie
onwaar is terwijl de premissen waar zijn. Als de conclusie mogelijk onjuist zou kunnen zijn, terwijl de
presmissen waar zijn, is de redenering / het argument ongeldig.
Logical trap
Equivocation = dubbelzinnigheid: hetzelfde woord heeft verschillende betekenissen in verschillende
premissen.
Circular argument = begging the question = cirkelredenering: het stellen van de vraag. Een redenering
waarin, hoewel de conclusie geldig uit de premissen volgt, de premissen al de waarheid van de
conclusie veronderstellen.
Informal logic
Analogy (analogie), induction (inductie), inference to the best explanation (gevolgtrekking naar de
beste verklaring).
Een analogie is vaak niet passend omdat de twee gebieden niet op alle detailniveaus vergelijkbaar zijn.
Inductie: een algemeen principe of wet ontwikkelen. Het gevaar is dat je geen uitsluitende garantie
krijgt → alle zwanen zijn wit. Inductie is nooit bewijs, hooguit een opstapeling van bewijsmateriaal ter
ondersteuning van een wetenschappelijke hypothese.
Inference to the best explanation = inferentie naar de beste verklaring: gevolgtrekking.
Abduction = onttrekking.
Inductie op zichzelf zegt niets over de causale relatie. Roken → longkanker. In de praktijk kijken we
naar de beste verklaring en wordt gezocht naar een onderliggend causaal mechanisme, reden of
theorie.
Thought experiments and moral intuitions = gedachte experimenten en morele intuïties. Trolley: één
iemand opofferen om meer anderen te redden.
2
,Special moral arguments
Universalization = universalisering: wat als iedereen … zou doen. Dit kan een goede algemene leidraad
zijn voor wat je moet doen.
‘is’ to ‘ought’ → ‘is’ naar ‘zou moeten zijn’.
Slippery slope = hellend vlak: het één leidt tot het ander en er bestaat geen ‘natuurlijk’ stoppunt. Één
drankje bij minderjarigen leidt tot meer drankjes.
Doctrine of double effect: ethics of war. In de basisvorm zijn we niet verantwoordelijk voor alle
sterfgevallen die we voorzien, wel voor die we bedoelen. Wel van het vliegveld, niet van de
onschuldigen.
Biases in reasoning – vooroordelen.
Mensen maken vaak fouten. De oordelen die ons gedrag bepalen zijn vaak gebrekkiger dan we ons op
dat moment voorstellen. Deze kunnen van grote invloed zijn op onze morele intuïties.
Stellen van meer neutrale vragen. Gedroeg de verdachte zich agressief → Hoe gedroeg de verdachte
zich? Leidende vragen zijn een voorbeeld van framing: een vraag stellen of een situatie op een
bepaalde manier schetsen.
Confirmation bias: de neiging om in de eerste plaats aandacht te besteden aan het bewijsmateriaal dat
de positie ondersteunt die je al inneemt. Hierom neutrale methodologie en dubbelblinde tests
inzetten.
Wolff – Hoofdstuk 2 – Cultural Relativism
Normen variëren in verschillende culturen van de positieve tot de negatieve pool. Er is een grote
verscheidenheid in (on)acceptabel gedrag).
Objectivisme of cultureel relativisme
Er zijn twee manieren om naar morele variatie te kijken:
- De morele waarheid komt altijd overeen met een bepaalde cultuur of traditie en dat er geen
basis is om te zeggen dat de ene superieur is aan de andere → cultureel relativisme = moreel
relativisme.
- Om erop te staan dat een bepaalde set praktijken het ware/juiste morele standpunt is en alle
andere onjuist zijn → universalisme: de visie dat dezelfde waarden gelden voor alle mensen,
op alle plaatsen en te allen tijde. Het is vaak gebaseerd op een diepere filosofische visie,
objectivisme, die beweert dat morele waarden niet alleen universeel zijn, maar dat ze ook
feiten over de wereld weerspiegelen die niet afhankelijk zijn van menselijke beslissingen en
praktijken.
Contrast tussen relativisme en objectivisme
Moreel realisme: de visie dat waarden in de wereld bestaan, onafhankelijk van wat mensen ervan
denken.
Plato is de eerst filosoof die probeerde in detail uit te leggen wat het zou betekenen als waarden
objectief zouden zijn. Hij geloofde dat we de aard en zelfs het bestaan van objectieve waarden kunnen
ontdekken door gebruik te maken van de rede. Plato beschrijft de aard van objectieve waarden door
het idee van de vorm van het goede (form of the good). Als eerste stap kunnen we de vorm van het
goede zien als datgene wat alle goede dingen gemeen hebben, zoals de vorm van een cirkel is wat alle
cirkels gemeen hebben.
3
, De vorm van het goede lijkt zoiets als een definitie van het goede. Cirkel tekenen hobbels → ‘’de ware
vorm van een cirkel’’. Plato beweert dat we nooit puur goed op aarde zullen ervaren, omdat elke
goede handeling of persoon enige onvolkomenheid zal hebben.
Andere filosofen kijken naar een analogie tussen ethiek en wiskunde. Zij zien dit als rationeel en
vergelijkbaar.
Cultureel relativisme. De cultureel relativist beweert dat ieder van ons de dingen slechts vanuit het
perspectief van onze eigen cultuur bekijkt → eigen cultuur, uniek, juiste en superieure morele code.
Relativisme en pseudo-relativisme
De bewering van cultureel relativisme is dat de ideeën van goed en fout alleen begrepen kunnen
worden binnen een bepaalde culturele of sociale context, en wat goed is in de ene context, fout kan
zijn in een andere → divergentie in morele praktijken respecteren.
Williams heeft commentaar omdat waarden relatief zijn, samenlevingen zich niet elkaars zaken
moeten bemoeien.
Liberalisme: vrijheid centraal. Heeft als uitgangspunt zo veel mogelijk vrijheid van het individu zolang hij
de vrijheid van anderen niet beperkt.
Liberalen accepteren dat er binnen een samenleving en tussen samenlevingen verschillende morele
opvattingen bestaan. Volgens eigen waarden mogen leven → het vermogen van een cultuur is om zijn
eigen regels te bepalen.
Pseudo-relativisme: in plaats van het bestaan van universele waarden te ontkennen, beweert het het
bestaan van tenminste één universele waarde: dat elke cultuur het recht heeft op morele
zelfbeschikking.
1648 – Verdrag van Westfalen: elke staat heeft het recht zijn eigen zaken te bepalen. In de nasleep van
WO II werd het duidelijk dat het verdrag te veel macht had gegeven aan individuele staten. Als reactie
in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een reactie op de erkenning dat staten
hun eigen burgers verschrikkelijke dingen kunnen aandoen.
Appiah zegt dat de twee idealen van respect voor verschillen tussen samenlevingen en zorg voor alle
individuen kunnen botsen. Het tolerante liberale standpunt moet de juiste balans vinden tussen het
overlaten van bepaalde dingen aan samenlevingen om zelf te bepalen en tegelijkertijd om individuen
te beschermen, enkele grenzen te stellen die niet overschreden mogen worden.
Individueel subjectivisme: de waarheid van een morele claim hangt af van de voorkeur of het oordeel
van elke persoon.
Cultureel relativisme: plaatst de waarheid van een morele claim in de tradities of oordelen van een
culturele groep.
Problemen voor relativisme
Cultureel relativisme gaat ervan uit dat elke persoon bestaat binnen een bepaalde, hermetisch
afgesloten groep. Midgley verwoordt deze kritiek door cultureel relativisme te omschrijven als ‘’moreel
isolationisme’’.
4