Samenvatting Psychopathologie
Leerboek Psychiatrie – dr. M.W. Hengeveld - 3e geheel herziene druk
Samenvatting H8 t/m H13.1, H25, H26
H8: Psychosespectrumstoornissen
1. Inleiding
Psychosespectrumstoornissen worden over het algemeen gekenmerkt door een of meer van de
volgende symptomen: wanen, hallucinaties, en desorganisatie van het spreken of gedrag.
Classificatie van de psychospectrumstoornissen:
- Schizofrenie
- Schizofreniforme stoornis
- Schizo affectieve stoornis
- Waanstoornis
- Kortdurende psychotische stoornis
- Katatonie
- Psychotische stoornis door een middel/medicatie
- Psychotische stoornis door een somatische aandoening
2. Syndromen:
2.1 Schizofrenie
De symptomen van schizofrenie worden onderverdeeld in positieve, negatieve en cognitieve
symptomen. Schizofrenie openbaart zich meestal tussen het 16 e en 30e levensjaar.
Criteria voor schizofrenie
- A. Twee (of meer) van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een
significant deel van de tijd aanwezig is. Minstens een van deze moet (1), (2), of (3) zijn:
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Gedesorganiseerd spreken
4. Ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. Negatieve symptomen (initiatiefverlies, affectieve vervlakking)
- B. Voor een significant deel van de tijd sinds het begin van de stoornis ligt het niveau van
functioneren op een of meer belangrijke levensgebieden, zoals werk, interpersoonlijke relaties of
zelfverzorging, duidelijk onder het niveau van voor het begin van de stoornis (of, als het begin tijdens
de adolescentie ligt: het is niet gelukt om het verwachte niveau van functioneren op interpersoonlijk
gebied, op school en in de studie, en beroepsmatig te bereiken.
- C. Symptomen van de stoornis zijn gedurende minstens zes maanden ononderbroken aanwezig. In
deze periode van zes maanden moet er minstens een maand sprake zijn van symptomen die voldoen
aan criterium A, en mogelijk ook van prodromale of restsymptomen. Tijdens deze prodromale of
restfase kunnen de symptomen van de stoornis bestaan uit alleen negatieve symptomen, of uit een
afgezwakte vorm van twee of meer van de in criterium A genoemde symptomen.
Positieve symptomen:
Worden onderverdeeld in:
- Symptomen van een gestoord realiteitsbesef: hallucinaties en wanen
- Symptomen die een uiting zijn van cognitieve desorganisatie: formele denkstoornissen, zoals
onlogische verbanden leggen, en incoherentie.
,Hallucinaties
De meest voorkomende hallucinatie bij schizofrenie is stemmen horen. De tijdsduur, de
geluidssterkte, de inhoud en de uitwerking van deze auditieve hallucinaties zijn variabel. Vaak geven
deze stemmen kritiek op de patiënt of geven opdrachten (imperatieve hallucinaties) aan de patiënt.
Wanen:
Komen vaak voor bij patiënten met schizofrenie. De thema’s verschillen. De patiënt kan zich bedreigd
en achtervolgd voelen. Betrekkingswanen zijn overtuigingen dat alledaagse gebeurtenissen een
unieke en speciale betekenis hebben voor de patiënt. Bijv. denkt de patiënt dat in liedjes op de radio
boodschappen worden doorgegeven die speciaal voor hem bedoeld zijn.
Vorm van het formele denken:
Formele denkstoornissen betreffen het tempo en de samenhang van het denken. Als de
gedachtegang van een patiënt niet te volgen is, spreek je van incoherentie. Ook minder ernstige
symptomen van het denken komen voor: de patiënt maakt onlogische verbanden, of raakt de draad
van zijn betoog kwijt. Voorbeelden hiervan zijn ontsporing, tangentialiteit en verzanden. Soms maakt
een patiënt nieuwe woorden of nemen ze abstracte begrippen letterlijk.
Negatieve symptomen:
Hiermee bedoel je het ontbreken of verminderd aanwezig zijn van psychische uitingen die normaal
wel aanwezig zijn. Voorbeelden:
- Affectieve vervlakking
- Initiatiefverlies
- Apathie
- Gedachtearmoede
- Alogie of spraakarmoede
Cognitieve symptomen:
Dit is een vertraging van de informatieverwerkingssnelheid, en van stoornissen van de aandacht en
het werkgeheugen. Daarnaast kunnen het verbale en het visuele geheugen en leren verminderd zijn.
Een belangrijk probleem kan gevormd worden door executieve-functiestoornissen die vooral
redeneren en probleemoplossing betreffen. Executieve-functiestoornissen zijn geassocieerd met
minder goed dagelijks functioneren.
Andere symptomen:
- De psychomotoriek: abnormaal of bizar gedrag of katatonie, psychomotorische vertraging
- Stemming: depressiviteit of manie
- Inadequaat affect: de patiënt lacht terwijl hij iets treurigs vertelt
,2.2 Schizofreniforme stoornis
De classificatiecriteria komen overeen met die van schizofrenie, maar bij schizofrenie duren de
symptomen minstens 6 maanden. Bij de schizofreniforme stoornis duren de symptomen langer dan
één maand maar korter dan 6 maanden. Bovendien keert het functioneren na het verdwijnen van de
symptomen van de stoornis terug tot het premorbide niveau.
Criteria voor de schizofreniforme stoornis:
A. Voldoet aan criterium A voor schizofrenie
B. Een episode van de stoornis duurt minstens een maand, maar minder dan zes maanden.
2.3 Schizoaffectieve stoornis
Wordt beschouwd als een heterogene groep van aandoeningen met zowel kenmerken van
schizofrenie als van een stemmingsstoornis. Depressieve en/of manische symptomen moeten
aanwezig zijn gedurende het grootste deel van de tijd dat de patiënt last heeft van de aandoening.
Daarnaast moet er een periode zijn van minimaal twee weken zijn geweest waarin wanen en
hallucinaties aanwezig waren zonder prominente symptomen van een stemmingsstoornis. Wanneer
patiënten alleen psychosesymptomen hebben gedurende een depressieve en/of manische episode,
is er dus geen sprake van een schizoaffectieve stoornis maar van een stemmingsstoornis.
Criteria voor de schizo affectieve stoornis:
A. Een ononderbroken ziekteperiode waarin een depressieve of manische stemmingsepisode
aanwezig is gelijktijdig met kenmerken uit criterium A voor schizofrenie
B. Gedurende twee of meer weken gedurende de gehele duur van de ziekte is er sprake van wanen
of hallucinaties in afwezigheid van een depressieve of manische stemmingsepisode
C. De symptomen die voldoen aan criteria voor een stemmingsepisode, zijn het grootste deel van de
actieve en restfase van de ziekte aanwezig.
2.4 Waanstoornis
Zeldzaam. Begint meestal rond het 40e levensjaar en heeft een chronisch beloop. De inhoud van de
waan heeft te maken met de positie van de patiënt tegenover anderen. Vaak voelen patiënten zich
tekortgedaan door instanties of door een partner. Voorbeelden zijn: vergiftigingswaan,
achtervolgingswaan en de ontrouwwaan. Ook grootheidswanen kunnen optreden, zoals de
erotomane waan of de paranormale waan.
Het functioneren van de patiënt buiten de ‘’invloedssfeer’’ van de waan is betrekkelijk normaal.
Negatieve symptomen treden niet op en patiënten zoeken geen behandeling.
Criteria voor een waanstoornis:
A. De aanwezigheid van een of meer wanen, met een duur van één maand of langer
B. Aan criterium A voor schizofrenie is nooit voldaan. Hallucinaties wanneer aanwezig, zijn niet
prominent aanwezig en hangen samen met het waanthema
C. Afgezien van de invloed van de waan of de consequenties daarvan is het functioneren niet
duidelijk beperkt en is het gedrag niet onmiskenbaar vreemd of bizar.
, 2.5 Kortdurende psychotische stoornis
Minst ernstige psychosespectrumstoornis. Na korte tijd volgt volledig herstel. Geregeld volgt de
psychotische periode op een belastende gebeurtenis. Rust en ondersteuning en kortdurende
behandeling met antipsychotica kunnen aangewezen zijn.
Criteria voor de kortdurende psychotische stoornis:
A. Voldoet aan criterium A voor schizofrenie
B. De duur van een episode is minstens één dag maar korter dan één maand, met uiteindelijk een
volledige terugkeer naar het premorbide niveau van functioneren.
2.6 Katatonie
Kenmerken voor katatonie zijn opvallende psychomotorische symptomen. De motorische activiteit
kan verminderd zijn, of er kan sprake zijn van overmatige en eigenaardige motorische activiteit, zoals
grimassen. Daarbij kan het zijn dat de patiënt niet allen de woorden of zinnen van de onderzoeker
voortdurend nadoet, maar ook diens bewegingen en zelfs diens mimiek.
Criteria voor katatonie:
A. Er is sprake van katatonie als 3 (of meer) van de volgende symptomen op de voorgrond staan:
1. Stupor (geen actieve interactie met de omgeving)
2. Katalepsie (passief laten innemen van een houding die tegen de zwaartekracht in wordt
volgehouden)
3. Wasachtige buigzaamheid (lichte, gelijkblijvende weerstand tegen het in een andere houding
plaatsen door de onderzoeker)
4. Mutisme (nauwelijks of geen verbale respons)
5. Negativisme (verzet tegen, of geen reactie op instructies)
6. Poseren (spontaan en actief vasthouden houding tegen zwaartekracht in)
7. Motorische maniërismen (vreemde karikaturen van normale handelingen)
8. Agitatie, niet onder invloed van externe stimuli
9. Grimasseren
11. Echolalie (anderen napraten)
12. Echopraxie (bewegingen van anderen nadoen)
3. Ontwikkeling, beloop en gevolgen
Meestal vallen de eerste kenmerken van schizofrenie op gedurende de adolescentie, bij vrouwen
over het algemeen wat later dan bij mannen. Voorafgaand aan het optreden van schizofrenie of een
schizofreniforme stoornis zijn er vaak wel klachten en verschijnselen die wijzen op een zich
ontwikkelende aandoening. Vaak vertoonden patiënten in hun jeugd bijzonder gedrag en/of trokken
zij zich (enigszins) terug uit sociaal contact
Op het moment dat het anderen duidelijk wordt dat patiënt last heeft van een psychose, zijn er dus
al lange tijd kenmerken van de aandoening aanwezig. Soms duurt het een lange tijd voordat patiënt
anderen vertelt over wanen of hallucinaties. Sommige patiënten schamen zich voor de
psychosesymptomen. Ook komt het voor dat patiënten vanuit achterdocht niet open zijn over hun
denkbeelden of ervaringen.
Voor ouders en andere naastbetrokkenen is een psychotische decompensatie vaak een grote ramp.
Ouders kunnen het gevoel hebben dat ze het contact met hun kind verliezen, raken in conflict met
hun kind en hebben vaak de grootste moeite om hun zoon of dochter te bewegen hulp te zoeken.