Samenvatting Groepsdynamica
Remmerswaal, J. (2013). Handboek groepsdynamica (11e druk). Barneveld: Nelissen
Hoofdstuk 1: Groepsdynamica tussen psychologie en sociologie
§1.3 De mogelijke brugfunctie van groepsdynamica
Het cultuurmodel van Geert Hofstede: zes dimensies – bepalende kenmerken die een
cultuur in meerdere of mindere mate bezit. Aan de hand van die dimensies kunnen we
culturen met elkaar vergelijken. Met dit model krijg je een goed beeld van de
cultuurverschillen.
- Machtsafstand: de mate waarin mensen binnen een cultuur verwachten en
accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
- Individualistisme versus collectivisme: een samenleving in individualistisch wanneer
de onderlinge banden tussen individuen los zijn. Een samenleving is collectivistisch
als de leden van die samenleving vanaf de geboorte opgenomen zijn in sterke,
hechte groepen die hen bescherming bieden in ruil voor loyaliteit.
- Masculiniteit versus femininiteit: een masculiene samenleving hecht grote waarden
aan traditionele mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten.
- Onzekerheidsvermijding: de mate waarin de leden van een cultuur zich bedreigd
voelen door onzekere of onbekende situaties.
- Lange- of kortetermijngerichtheid: bij langetermijngerichtheid hoort het nastreven van
deugden die (ooit) in de toekomst beloond zullen worden, in het bijzonder deugden
als doorzettingsvermogen, volharding, spaarzaamheid en aanpassing aan
veranderende omstandigheden.
- Hedonisme versus soberheid: hedonisme staat voor een samenleving waarin men
uitbundig, vrolijk en gelukkig is en waarin ze zichzelf toestaan om toe te geven aan
impulsen. De soberheid is het tegenovergestelde.
Hoofdstuk 2: Grondslagen van de groepsdynamica
§2.2 Indeling in taakaspecten en sociaal-emotionele aspecten
Taak en emotie in elke groep
Elke groep functioneert tegelijkertijd op twee niveaus: taakniveau (formele functies) en
sociaal-emotioneel niveau (psychologische functies). Ze zijn allebei tegelijk aanwezig. Het
taakniveau geeft de inhoud aan, dus wat er gezegd wordt. Het sociaal-emotioneel niveau
gaat over de manier waarop men tijdens de uitvoering met elkaar omgaat.
Extern en intern systeem
Het externe systeem omvat alles wat er zich in een groep afspeelt aan activiteiten,
interacties en gevoelens om als groep ten aanzien van de buitenwereld te kunnen blijven
voortbestaan (vervullen van een taak, bereiken van een groepsdoel).
Het interne systeem omvat alle activiteiten, interacties en gevoelens die voortvloeien uit het
interne groepsfunctioneren.
Taakaspecten versus sociaal-emotionele aspecten
Taakaspecten Sociaal-emotionele aspecten
Extern systeem Intern systeem
,Voortbestaan van de groep in de omgeving De groep als groep in stand houden
Bereiken van het doel Het interne groepsfunctioneren
Wat wordt er gedaan Hoe gaan de leden met elkaar om
Taakgerichte activiteiten De onderlinge betrekkingen
Taakoriëntatie Sociaal-emotionele oriëntatie
Formele leider Informele leider
Bewaakt het resultaat Bewaakt de satisfactie
Nadruk op formele functies Nadruk op psychologische en persoonlijke
functies
Formele groepsstructuur Informele groepsstructuur
§2.12 Overzicht van een aantal hoofdthema’s in de groepsdynamica
- Interactie: de groep moet klein genoeg zijn om elk van de leden in staat te stellen
rechtstreeks met elkaar in contact en interactie te komen (< 20)
- Interpersoonlijke attractie: hoe de gevoelens van sympathie en antipathie in groepen
tot stand komen. Er is ook een wisselwerking tussen sympathie en interactie: de
frequente interacties leiden vaak tot het ontstaan van wederzijdse
sympathiegevoelens en deze gevoelens stimuleren weer tot verdere interacties.
- Persoonswaarneming: de manier waarop eerste indrukken tot stand komen.
- Stereotypering: groepsleden neigen soms tot stereotypering van mensen die niet tot
de groep behoren. Men die niet tot de groep behoren worden ‘over één hoop
geschoven’.
- Communicatie: belangrijkste vorm van interactie in groepen. Heeft twee hoofdfuncties
een zakelijke en relationele. Zakelijk houdt in het mededelen van inhoudelijke
informatie en relationeel houdt in het regelen van onderlinge betrekkingen
- Groepsnormen en conformiteit: groepen ontwikkelen normen over hoe je met elkaar
om dient te gaan. Je kunt hier niet van afwijken, want groepen dwingen vaak een
bepaalde conformiteit af.
- Besluitvorming: tot de regels en normen over hoe een groep met de taak wenst om te
gaan, horen ook procedures met betrekking tot besluitvorming.
- Leiderschap: twee typen leiders: taakgericht en sociaal-emotioneel
- Groepsontwikkeling: fasen van groepsontwikkeling (oriëntatiefase, invloedsfase,
affectiefase, fase van de autonome groep, afsluitingsfase).
- Feedback: dit is één van de manieren waarop groepen intern hun evenwicht proberen
te bewaren.
,§2.13 Tot besluit
Hoofdstuk 3: Definitie van de groep en soorten groepen
§3.2 Wat kenmerkt een groep: inleiding
- Directe contactsituatie: Sprott (1958) definieert een groep als een verzameling
individuen die in een bepaalde context meer interactie met elkaar hebben dan met
anderen daarbuiten. Volgens hem zijn interactie en context twee bepalende
hoofdelementen.
- Groepsbewustzijn: buiten de bovengenoemde factoren wordt een groep ook wel
gedefinieerd als een aantal mensen dat zichzelf als eenheid waarneemt en die de
macht heeft om gezamenlijk tegenover de omgeving te handelen. In deze definitie is
groepsbewustzijn het kernbegrip: de leden zijn zich bewust van hun lidmaatschap.
§3.3-3.7 Verschillende groepsaspecten volgens Shaw (1971)
- Motivatie: men wordt vaak lid van een groep vanuit een bepaald belang of een
persoonlijke behoefte.
- Doelstelling: individuen van een groep worden lid van een groep om een
gemeenschappelijk doel te bereiken overlapt met motivatiedefinities.
- Structuur: als structurele elementen van groepen worden rollen, normen,
statusaspecten ed. benadrukt.
- Interdependentie: wederzijdse betrokkenheid van de groepsleden op elkaar. Ze
hoeven niet gelijk aan elkaar te zijn. Een gebeurtenis die invloed heeft op één
groepslid, heeft een weerslag op alle groepsleden.
- Interactie: dit is een bepaalde vorm van wederzijdse betrokkenheid.
, §3.8 Nog enkele kenmerken van groepen
Zodra er interactie is en een losse verzameling individuen tot een groep komt, zullen er
volgens Hare waarschijnlijk ook de volgende vier kenmerken zichtbaar worden:
1. De leden delen een of enkele motieven of doelen die richting geven aan de groep.
2. De leden ontwikkelen een reeks van normen die grenzen aangeeft ten aanzien van
de relaties tussen de groepsleden en ten aanzien van de groepsactiviteit.
3. Bij langer durende interactie kristalliseert zich een reeks rollen uit en gaat de nieuwe
groep zich onderscheiden van andere groepen.
4. Er ontstaat een netwerk van interpersoonlijke attracties op basis van sympathieën en
antipathieën voor elkaar.
Hare komt zo tot vijf kenmerken om van een groep te kunnen spreken: interactie,
gezamenlijk doel, normen, rollen en een netwerk van interpersoonlijke attracties. De laatste
vier zijn signalen van een tot ontwikkeling komende groepsstructuur.
§3.10 Primaire en secundaire groepen
Primaire groepen worden gekenmerkt door persoonlijke, intieme relaties in directe
contactsituaties en door spontaan gedrag (gezin, vriendengroep).
Secundaire groepen zijn relaties die koel, onpersoonlijk, rationeel en formeel zijn.
Persoonlijk of zakelijk
In de primaire groep beoordelen de leden elkaar intrinsiek in termen van hun persoonlijke
eigenschappen, maar in de secundaire groep extrinsiek in termen van de sociale categorieën
waartoe ze behoren of de statussen die ze bezitten.
§3.11 Psychegroup en sociogroup
- Psychegroup: er is psychologische participatie, affectieve bindingen overheersen,
vaak van persoonlijke aard
- Sociogroup: je bent alleen lid in naam, zakelijke en maatschappelijke relaties
overheersen, het rationele element overheerst
§3.12 Informele en formele groepen
- Formele groepen: enkele wezenlijke groepskenmerken moeten expliciet en formeel
geformuleerd zijn: bijv. het doel, de rollen en de normen
- Informele groepen: doel, rollen en normen zijn vaag en blijven impliciet. Ze ontstaan
spontaan vanuit gemeenschappelijke belangstellingen en ze worden in stand
gehouden door interpersoonlijke attractie. Deze groepen zijn autonoom, ze kunnen
hun eigen activiteiten zelf bepalen
Extern en intern systeem
Toch is het onderscheid tussen formele en informele groepen niet zo strak door te voeren
dat elke groep ofwel het een ofwel het ander is. Elke groep bestaat uit een extern systeem
én een intern systeem.
- Intern systeem: de informele groepsstructuur en de groepsprocessen.