Literatuur samenvatting
Week 1:
Strikwerda/Schaafsma:
Nrs. 2-7
2. Bestaansvoorwaarden
• internationaal privaatrecht dankt zijn ontstaan aan twee omstandigheden: (1) recht verschilt van land
tot land, (2) rechtshandelingen en rechtsfeiten storen zich niet aan landsgrenzen.
• het is een illusie te denken dat er ooit een internationaal recht zal bestaan.
• doel: problemen die voortvloeien uit de samenloop van nationale rechtsstelsel bij internationale
privaatrechtelijke rechtsverhoudingen te normeren.
3. Hoofdonderdelen
• er zijn drie hoofdonderdelen bij het ipr.:
1) bevoegdheid van de nationale rechter in internationaal verband; bevat regels mbt de vraag welke
zaken met een internationaal karakter de nationale rechter mag berechten en welke niet.
2) vraag naar het op internationale verhouding toe te passen recht: het conflictenrecht
3) betreft de rechtskracht van bu8itenlandse vonnissen in onze rechtsorde; het recht inzake de
erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen.
• Dit wordt ook wel aangemerkt als het formele ipr het conflictenrecht als het materiele ipr.
4. aangrenzende rechtsgebieden
• naar Nederlandse opvattingen pleegt men alleen de zojuist genoemde rechtsgebieden tot het ipr te
rekenen. Niet tot het ipr worden gerekend de privaatrechtelijke rechtsvergelijking, het privaatrechtelijke
vreemdelingenrecht, het eenvormig privaatrecht en het interregionaal of interpersoneel privaatrecht.
5. Ipr internationaal recht?
• elk land heeft zijn eigen regels dus in die zin is ipr niet internationaal recht, maar nationaal recht. Het
volkenrecht geeft niet aan onder welke voorwaarden nationale rechters kennis mogen nemen van
internationale privaatrechtelijke geschillen, evenmin bevat het voorschriften voor toepassing.
• het volkenrecht heeft echter wel betekenis voor het ipr, het is van belang wanneer staten zich bij
internationale verdragen verbinden tot bepaalde voorzieningen op het gebied van ipr,
• meer direct heeft het volkenrecht betekenis voor het ipr bij de toepassing van het leerstuk van de
openbare orde, evenals het leerstuk van de voorrangsregels.
6. Ipr privaatrecht?
• het ipr kan niet worden aangemerkt als privaatrecht in strikte zin, het geeft geen regels van materieel
privaatrecht. Het formele ipr is sterk procesrechtelijk van karakter, terwijl het materiele ipr zich
bezighoudt met de samenloop van rechtsregels.
• waar het ipr rechtsverhoudingen met een doorgaans privaatrechtelijk karkater tot onderwerp heeft en
het materiele privaatrecht directe invloed heeft op de wijze waarop het ipr wordt ingericht gaat het
overigens te ver het ipr geheel af te scheiden van het privaatrecht,
• het ipr is te beschouwen als een autonoom rechtsgebied binnen het privaatrecht in ruime zin.
7. Internationale geschillen
• toepassingsgebied bevat slechts rechtsverhoudingen met een internationaal karakter.
• doel: doelmatige en rechtvaardige regeling van het door rechtsverscheidenheid gecompliceerde
internationaal rechtsverkeer, heeft het ipr geen taak te vervullen wanneer zoals bij rechtsverhoudingen
zonder internationale aspecten, van een samenloop van rechtstelsel geen sprake is en dus vragen
naar het toepasselijke recht of naar de internationale bevoegdheid van de rechter niet rijzen.
• probleem: waar de grens tussen nationale en internationale verhoudingen trekken?
• oplossing: feitelijk-geografische aspecten aan de rechtsverhouding, wijzen deze aspecten naar een
land, dan is de rechtsverhouding nationaal. Hiertegenover staat de juridische benadering: het gaat niet
om de feitelijke aspecten maar veeleer de geldingspretenties, de toepassingsaanspraken van
rechtstelsels.
Nrs. 9-14
9. Bronnenverscheidenheid
• ongeschreven recht, wettelijke regelingen, een vrij groot aantal verdragen en Europese
,verordeningen vormen bronnen van het Nederlandse ipr.
• dit roept vragen op naar de onderlinge afbakening en rangorde van de rechtsbronnen. De uitleg van
ipr-regels wordt gedaan aan de hand van interpretatiemethoden: wetshistorische, rechtssystematische
etc.
10. Ongeschreven recht
• het ongeschreven recht vormde een belangrijke bron van het Nederlandse ipr. Geschreven
regelingen waren schaars.
• door de groei van de internationale en Europese regelgeving en de toenemende activiteit van de
nationale wetgever op het terrein van het ipr is de afgelopen tijd de betekenis van het ongeschreven
recht sterk afgenomen.
11. De wet: codificatie
• het Nederlandse ipr is grotendeels gecodificeerd. De wenselijkheid van deze codificatie werd in de
literatuur soms betwijfeld.
• hoewel belangrijke onderdelen van het ipr inmiddels zijn gecodificeerd, vormt de wet niet de
belangrijkste bron van het in NL geldende ipr. De regeling van het conflictenrecht en de regeling van
het internationale bevoegdheidsrecht laten de gelding van verdragen en Europese verordeningen op
het terrein van het ipr onverlet. Deze gaan boven de wet.
• de wettelijke regeling van het conflictenrecht en het internationale bevoegdheidsrecht heeft daarom
een subsidiair karakter.
12. Verdragen
• verdragen vormen een belangrijke bron in het geldende ipr. Sommige verdragen bevatten uniforme
regelingen, andere bevatten regels mbt erkenning en tenuitvoerlegging.
• de belangrijkste internationale organisatie die zich bezighoudt met het tot stand brengen van
verdragen is de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
• de Internationale Commissie van de Burgerlijke Stand is een samenwerkingsverband van een aantal
Europese staten.
13. Europese regelingen
• van groot belang is de ipr-regelgeving die tot stand is gekomen in het kader van de Europese Unie.
• door de inwerkingtreding van het verdrag van Amsterdam en later het verdrag van Lissabon, is de
greep van de Europese Unie op het ipr versterkt. Ingevolge artikel 81 van het huidige verdrag kan de
Europese Unie dmv verordeningen regelgevend optreden op nagenoeg het gehele terrein zowel het
formele als het materiële ipr. -> gevolg: voortschrijdende Europeanisering van ipr.
14. Afbakening en rangorde
• de verscheidenheid aan bronnen roept meer vragen op naar de onderlinge afbakening en rangorde
der rechtsbronnen.
• bij samenloop van een ipr-regel uit internationale bron en een ipr-regel uit nationale bron, gaat de
internationale voor. Deze voorrang vloeit voort uit het Unierecht.
• bij samenloop van ipr regels uit verschillende internationale bronnen wordt de onderlinge afbakening
en rangorde bepaald door hetgeen de betreffende verdragen daarover zelf aan voorzieningen
bevatten. Bij gebreke van deze voorzieningen wordt het bepaald door algemene regels van het
volkenrecht.
• men dient scherp de toepassingsgebieden in het oog te houden; het materiele toepassingsgebied
betreft de door de regeling bestreken onderwerpen, de afbakening van de regeling ratione materiae.
Onder het formele toepassingsgebied is te verstaan het naar personele en of territoriale criteria
bepaalde ruimtelijke toepassingsgebied van de regeling. Het temporele toepassingsgebied betreft de
overgangsrecht4elijke voorzieningen van de regeling.
Nrs. 16-26
16. Ontwikkelingsvoorwaarden
• zonder internationale verscheidenheid en grensoverschrijdend rechtsverkeer bestaat geen behoefte
aan ipr.
• de ontwikkelingslijnen van het conflictenrecht lopen langs twee kernvragen: 1) wat is de rechtsgrond
die ertoe dwingt dat onder omstandigheden rekening wordt gehouden met vreemde
rechtsvoorzieningen? En 2) onder welke voorwaarden en in welke vorm heeft het eigen recht te wijken
,voor vreemd recht?
17. Noord-Italiaanse statutenleer
• de bakermat van het moderne ipr stond in het middeleeuwse Noord-Italië. De Noord-Italiaanse
staten bevrijdden zich van de feodale machtsstructuren en er ontstond een economisch en
maatschappelijk verkeer. Er kwam een eigen wetgeving, dit ontstaan leidde tot een toenemende
rechtsverscheidenheid die een belemmering ging vormen voor het intensieve rechts- en
handelsverkeer tussen de staten. Er ontstonden botsingen en zo kwam er behoefte aan ipr.
• Bartolus de Saxoferrato vatte het conflictenrechtelijke probleem in twee hoofdvragen samen: kan
eigen wetgeving gelding hebben ten aanzien van in de eigen staat verblijvende vreemdelingen en kan
eigen wetgeving buiten het territoir van de eigen staat gelding hebben?
• hoewel deze vragen uitsluitend betrekking hebben op het toepassingsgebied van eigen wetgeving,
wordt aan de geconstrueerde conflictregels een universeel karkater toegekend: de regels die de
werkingsomvang van de eigen statuten bepalen, gelden evenzeer voor statuten van vreemde origine.
Hiermee is een belangrijke stap gezet naar de bereidheid onder omstandigheden toepassing van het
eigen recht achterwege te laten en vreemd recht daarvoor in de plaats; als recht binnen de eigen
rechtsorde te laten gelden.
18. Franse statutenleer
• Frankrijk kreeg een eigen statutenleer; Charles Dumoulin bouwde voort op de reeds in Italië en
Frankrijk ontwikkelde conflictregels en zijn belangrijkste bijdrage is dat hij de ontwikkelingen in een
breed verband heeft samengevat.
• Bertrand d’Argentré heeft de onderscheiding tussen statuta personalia (personenrecht), statuta realia
(onroerende goederen) en statuta mixta (onderworpen aan territorialiteitsbeginsel) tot
hoofdonderscheiding verheven.
19. Hollandse statutenleer
• Christiaan Rodenburg, Paulus Voet, Ulrik Huber en Johannes Voet hebben zich beziggehouden met
de vraag naar de grondslag van het ipr en hebben aansluiting gezocht bij het territorialiteitsbeginsel en
het soevereiniteitsbeginsel. Ze zijn verder gegaan dan de Fransen. Ze stelden de vraag of aan de
statuta personalia niet ook extraterritoriale werking moet worden ontzegd, als het product is van
soevereine staatsmacht.
• de absolute koppeling tussen de soevereine bevoegdheden van de staat en de ruimtelijke werking
van wetgeving zou de doodsteek van het conflictenrecht hebben betekend. Dus een uitweg werd
gevonden in het comitasbegrip; niet omdat zij daartoe verplicht zijn maar ex comitate uit
welwillendheid dulden de staten over en weer de gelding van elkanders wetgeving binnen de eigen
grenzen.
• Ulrik Huber: drie grondregels: 1) koppeling tussen de territoriale werking van het staatsgezag en het
ruimtelijke geldingsbereik van wetgeving 2) geeft aan wie als onderdanen moeten worden beschouwd
3) comitasbeginsel wordt beschreven.
20. Von Savigny
• de ipr-voorzieningen in de codificaties van rond 1800, zijn producten van de statutenleer. Maar dan
omwenteling in de ipr-wetenschap. De statutenleer past niet meer in de nieuwe opvattingen over staat
en recht. Savigny heeft deze omwenteling tot weeg gebracht.
• methode: Von Savigny keert de conflictenrechtelijke vraagstelling om. In plaats van te vragen naar
het ruimtelijke toepassingsgebied. Legt hij het uitgangspunt bij internationale rechtsverhouding van
waaruit het toepasselijke rechtsstelsel opgespoord dient te worden, uit.
• niet de rechtsregel maar de rechtsverhouding vormt het punt van vertrek in de conflicten
rechtsvinding.
• grondslag: verwerpt het comitasbegrip van Nederland.
• de methode en de grondslag van het huidige conflictenrecht dragen nog steeds het stempel van Von
Savigny.
21. Romaanse School
• Mancini: verdedigde in aansluiting op het internationalisme dat het ipr deel uitmaakt van het
internationale recht. Het nationaliteitsbeginsel staat volgens hem centraal.
• de burger draagt het eigenlijke privaatrecht met zich mee en het beginsel van gelijkheid van staten
dwingt ertoe dit te respecteren en toe te passen. Daarmee werd het nationaliteitsbeginsel in het ipr
geïntroduceerd.
, • ten slotte ontwikkelt Mancini het denkbeeld van de openbare orde: rechtsregels die strekken tot
bescherming van het algemeen belang of de goede zeden verbinden eenieder die zich op het
grondgebied bevindt.
22. Moderne Stromingen
• de klassieke verwijzingsregel is onder druk te komen staan, de stromingen in de ipr-wetenschap zijn
veelsoortig van karakter. Gemeenschappelijk aan deze stromingen is dat zij gericht zijn op
regelblindheid en de waardeneutraliteit van de verwijzingsregel.
• gestreefd wordt naar vermaatschappelijking van het ipr.
23. Neostatutistische stroming
• eerste hoofdstroming; niet vanuit de internationale rechtsverhouding dient het toepasselijke recht te
worden vastgesteld, doch, omgekeerd, vanuit de rechtsregel dienen aan de hand van de inhoud en
strekking daarvan het ruimtelijke toepassingsgebied en het statelijk belang bij toepassing van de
rechtsregel te worden opgespoord.
• voor het geldende conflictenrecht heeft deze stroming betekenis gehad bij de ontwikkeling van het
leerstuk van de voorrangsregels. Voorts heeft deze stroming er mede toe bijgedragen dat in het
moderne conflictenrecht bij het formuleren van de conflictregels rekening wordt gehouden met de
rechtspolitieke aspecten van het materiele recht.
24. Lex fori-stroming
• tweede hoofdstroming; het ipr vindt in het nationale recht haar grondslag tot in haar uiterste
consequenties doorgetrokken.
• omdat de leer van Von Savigny toch nooit bereikt zal worden dient de rechter in internationale
gevallen als uitgangspunt steeds zijn eigen recht toe te passen. Slechts in uitzonderingsgevallen mag
van de basic rol of the lex fori worden afgeweken.
• heeft slechts een beperkte invloed op het huidige conflictenrecht. In beginsel wordt ongeacht de
nationaliteit en de woonplaats van de echtgenoten Nederlands recht toegepast op een verzoek tot
echtscheiding, de le fori kan slechts door buitenlands recht worden verdrongen indien de echtgenoten
een gemeenschappelijke vreemde nationaliteit hebben en toepassing van het recht van hun
gemeenschappelijke nationaliteit wensen.
25. Leer van het ‘gunstigste’ recht
• derde hoofdstroming; het conflictenrecht dient zijn regelblindheid en waarde neutraliteit af te leggen
en bij de oplossing van internationale wetsconflicten voorrang te verlenen aan de rechtsregels die van
de samenlopende rechtsregels de beste is. ‘Rechtvaardigheid dient de maatstaf te zijn!’.
• heeft vorm gekregen in de conflictregels die gebaseerd zijn op het begunstigings- of favorbeginsel;
aan de toepassing van het naar inhoud beter geachte rechtsstelsel wordt voorrang verleend boven de
toepassing van het slechter geachte rechtsstelsel.
26. Ontwikkeling van het formele ipr
• geschiedenis van het ipr is de geschiedenis van het conflictenrecht.
• rechtspraak is een uiting van staatsgezag en dus territoriaal beperkt.
• de omwenteling die Von Savigny teweeg heeft gebracht in het conflictenrecht is aan het formele ipr
voorbijgegaan, het formele recht werd door de statutenleer beheerst.
• een staat is vrij om de internationale bevoegdheid van zijn rechters in dienst te stellen van de
belangen van de eigen onderdanen en ingezetenen, maar rechtspreken tussen onderdanen van
andere staten maakt inbreuk op de soevereiniteit van die andere staten en overschrijdt de grenzen die
het volkenrecht stelt aan de uitoefening van staatsgezag door rechtspraak.
• uit de soevereiniteitsleer werd afgeleid dat vonnissen geen extraterritoriale werking kunnen hebben.
• pas in de 20e eeuw heeft het formele ipr zich aan de greep van de soevereiniteitsleer weten te
ontworstelen, het inzicht brak door dat iedere staat naar eigen goeddunken de internationale
bevoegdheid van zijn rechters in privaatrechtelijke zaken mag afbakenen en dat het volkenrecht
daaraan geen grenzen stelt.
• mbt de erkenning van vreemde vonnissen werd evenwel voor een ru8imtere opstelling gekozen.
Nrs. 28-32