Opdracht 1
1a Er is een fictieve EU-richtlijn die stelt: art.1: de lidstaten nemen waar mogelijk passende
maatregelen om een hoge waterkwaliteit te realiseren, op de door de nationale wetgeving
voorgeschreven wijze en voorwaarden. Art.8 stelt: iedereen heeft recht op oppervlaktewater
met daarin minder dan 0.000001% antibioticaresistente bacteriën.
De Nederlandse wet stelt dat dit percentage 1000 keer hoger kan zijn. Dit is dus
overduidelijk in strijd met het EU-recht, aangezien daar wordt gesteld dat lidstaten onder
0.000001% moeten zitten. De Nederlandse wet is hier overduidelijk in tegenstrijd mee.
Wanneer wordt gekeken naar het alternatief van Nederlandse overheid luidt dit als volgt:
oppervlaktewater moet een percentage bevatten die veilig is vanuit het perspectief van de
volksgezondheid. In de Nederlandse wet is geen percentage gesteld, zoals in de richtlijn,
maar het is niet in strijd met de richtlijn, aangezien aan zowel het eerste artikel wordt
voldaan, en ook aan het achtste artikel kan worden voldaan, mits dat percentage wordt
gezien als veilig vanuit het perspectief van de volksgezondheid.
Wanneer strijdigheid met de EU-recht is, zal de Nederlandse rechter het nationale recht
buiten beschouwing moeten laten, aldus het Simmenthal arrest.
b Het gaat hier om richtlijnconforme interpretatie. Met andere woorden, kunnen de twee
opties voor de Nederlandse wet worden uitgelegd of worden gezien in het licht van art.8 van
de EU richtlijn. Om dit te kunnen doen, moet er aan 3 voorwaarden worden voldaan.
Allereerst moet er een relevante Nederlandse wet zijn (hieraan is voldaan), ten tweede mag
de nationale wet niet contra legem worden uitgelegd, ten derde mogen ook geen
rechtsbeginselen worden overtreden.
Wanneer wordt gekeken naar de eerst Nederlandse wet (met het percentage) kan deze niet
worden richtlijnconform worden uitgelegd, aangezien in beide bepaling een compleet ander
percentage is vermeld, met als gevolg een contra legem uitleg. De tweede Nederlandse
bepaling kan echter wel conform worden uitgelegd, aangezien daar staat in het perspectief
van de volksgezondheid, hetgeen men ook kan opvatten als het in de EU richtlijn vermelde
percentage.
2 In beginsel kunnen alleen zaken met rechtstreekse werking worden gebruikt binnen een
rechtszaak. Het gaat hier dan voornamelijk om verordeningen, maar ook richtlijnen kunnen
rechtstreekse werking hebben, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Allereerst moet
de omzettingstermijn van de richtlijn voorbij zijn. Het is uit de casus niet goed af te leiden dat
dit het geval is, maar er kan wel vanuit worden gegaan, aangezien alles in werking is
getreden. Ten tweede moet de richtlijn niet of onjuist zijn omgezet. Ook daar is in deze
casus sprake van, aangezien het percentage niet is behaald en de waterkwaliteit nog steeds
te laag is. Ten derde moet de richtlijn voldoende nauwkeurig, duidelijk, helder en
onvoorwaardelijk zijn. Art. 1 van de EU-richtlijn gaat als volgt: lidstaten nemen waar mogelijk
passende maatregelen om een hoge waterkwaliteit te realiseren, op de door de nationale
wetgeving voorgeschreven wijze en voorwaarden. Mijns inziens is dit niet helder, duidelijk en
onvoorwaardelijk geformuleerd en kan Peter zich niet beroepen op dit specifieke artikel van
de richtlijn. Deze voorwaarden staan beschreven in het Faccini Dori arrest.
3 Wanneer naar artikel 8 wordt gekeken van dezelfde EU-richtlijn, geldt voor de eerste twee
voorwaarden hetzelfde: hieraan is voldaan. Dit artikel is echter wel voldoende precies,
nauwkeurig, helder, duidelijk en onvoorwaardelijk. Er staat per slot van rekening een
percentage is genoemd. Dit heeft als gevolg dat dit artikel van de richtlijn wel rechtstreekse
werking heeft, en dus kan worden ingezet bij de rechter.
4 Nu bekend is dat art.8 kan worden gebruikt, moet worden gekeken of er
,schadevergoeding kan worden gevorderd. Met andere woorden, is er sprake van
staatsaansprakelijkheid. Om dit te verifiëren, moeten drie voorwaarden worden bekeken.
Ten eerste moet het gaan om een bepaling waar burgers rechten aan kunnen ontlenen, ten
tweede moet het een gekwalificeerde schending (groot genoeg zijn en van significante
betekenis) en ten derde moet er een causaal verband zijn tussen de schade en het
schenden van de regel door de staat. Mijns inziens is aan de eerste voldaan, aangezien
mensen aan deze regeling het recht om veilig en goed drinkwater kunnen ontlenen. Aan de
tweede voorwaarde is ook voldaan, aangezien GEEN extra maatregelen zijn genomen en
het percentage maar liefst 1000 keer groter is Als laatste is er ook een causaal verband
tussen de schending en de schade, meer specifiek zijn de bloemen van Peter dood, omdat
het water niet schoon genoeg was, terwijl hij hier wel vanuit mocht gaan. Zonder deze
vervuiling in het water waren zijn bloemen waarschijnlijk niet gestorven. Kortom. er is sprake
van staatsaansprakelijk en volgens het Francovich arrest kan dat schadevergoeding worden
gevorderd. Het Brasserie du Pecheur stelt dat schadevergoeding mogelijk is voor iedere
schending van het EU-recht door alle nationale autoriteiten. Al met al, kan Peter dus
schadevergoeding eisen bij de staat op basis van hetgeen hierboven is gesteld.
5 In sommige gevallen kunnen richtlijnen rechtstreekse werking hebben, maar deze werking
is alleen verticaal (van particulier naar overheid) en niet horizontaal. Dit is logisch, aangezien
particulieren (rechtspersonen en natuurlijke personen) er niets aan kunnen doen wanneer
een richtlijn niet adequaat is toegepast. Met andere woorden, hen is niets te verwijten.
Wanneer een of meerdere partijen schade heeft gelopen, kan dit worden verhaald op de
overheid, aldus het Faccini Dori arrest.
6 Verordening zijn altijd rechtstreekse werkend. Richtlijnen zijn dit echter niet altijd, met als
gevolg dat op deze geen beroep kan worden gedaan bij de rechter. Wat daarentegen wel
mogelijk is, is het conform interpreteren van de nationale wetgeving aan de hand van die
richtlijnen. Hiervoor hoeft een richtlijn geen rechtstreekse werking te hebben, maar wordt de
nationale wet alsnog uitgelegd aan de hand van die richtlijn. Wel moet er natuurlijk een
relevante nationale wet zijn, maar deze wet niet contra legem worden uitgelegd en mag dit
ook niet in strijd gebeuren met algemene rechtsbeginselen.
7 Van Gend & Loos stelt dat de EU een eigen rechtsorde is, dat de lidstaten een deel van
hun soevereiniteit hebben afgestaan en zich ook moeten houden aan bepalen die door de
EU zijn opgesteld. Daarnaast stelt dit arrest ook de voorwaarden voor rechtstreekse werking
van EU-bepaling. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, kan hier beroep op worden
gedaan bij de rechter en zijn de EU bepalingen belangrijker dan de nationale bepalingen.
In Costa/Enel werd gesteld dat een lidstaat achteraf niet eenzijdig terug kan komen op EU
wetgeving, omdat zij haar eigen wetgeving belangrijker vindt of niet toepasbaar met EU
bepalingen. Het EU-hof stelde hierbij dat, ongeacht een monistische of dualistish systeem,
EU bepalingen boven de nationale wetgeving staat.
Deze arresten kennen dus meer macht toe aan Europa en stellen, ook samen met het
Simmenthal arrest, dat EU recht boven de nationale wetgeving staat, dat lidstaten hier
achteraf niet op terug kunnen komen en dat de EU een eigen rechtsorde is, die bepaald
wanneer iets directe werking heeft of niet. Kortom, deze arresten kennen meer macht toe
aan EU-recht.
Vragen om eigen kennis te testen
- rechtstreekse werking houdt in dat een onderdaan van de lidstaat een beroep kan
doen bij de rechter op de bepaling die rechtstreekse werking heeft.
, - verticaal houdt in dat het gaat tussen een (rechts)persoon en een overheid.
Horizontaal betekent dat het gaat tussen 2 (rechts)personen.
- EU-recht heeft voorrang boven de nationale wetgeving, hetgeen inhoudt dat de
rechter nationale wetgeving aan de kant moeten schuiven wanneer dit in
tegenspraak is met het EU-recht (arrest Simmenthal).
- Richtlijnconforme interpretatie houdt in dat nationale wetgeving moet worden
uitgelegd aan de hand van een richtlijn. Dit is handig wanneer deze richtlijn geen
rechtstreekse werking kent.
- Voor staatsaansprakelijkheid zijn 3 voorwaarden: er moet een schending zijn van
een bepaling waar een burger rechten aan kan ontlenen. Ten tweede moet de
schending ernstig genoeg zijn (gekwalificeerde schending). Ten derde moet er een
causaal verband zijn tussen de schending en de schade die is geleden.
- Doorwerking kan plaatsvinden op 3 manieren: directe/rechtstreekse werking,
richtlijnconforme interpretatie en staatsaansprakelijkheid.
- Wanneer het Unierecht doorwerking kent, heeft de desbetreffende bepaling voorrang
boven de nationale wetgeving. Dit wordt gesteld in: het Simmenthal arrest, waarbij
wordt gesteld dat nationale wetgeving die in strijd is met EU-recht buiten
beschouwing moet worden gelaten. In Van Gend & Loos wordt gesteld dat de EU
een eigen rechtsorde is en dat lidstaten hun soevereiniteit hebben afgedragen en
dus ook hieraan gebonden zijn. Costa/Enel stelt dat EU-recht voorrang heeft op
nationaal recht, ook wanneer in het desbetreffende land een dualistisch systeem
geldt.
Opdracht 2
1 Ten eerste moet worden gekeken of er sprake is van een goed. Volgens arrest Waalse
afvalstoffen is dit een goed. Daarnaast is ook een grensoverschrijdend element aanwezig,
aangezien er goederen van Duitsland naar Nederland gaan, beide landen binnen de EU.
Ten derde is geen harmonisatie aanwezig, dus is men aangewezen op jurisprudentie en
verdragsbepalingen. Volgens art. 34 mogen geen kwantitatieve beperking worden opgelegd
of maatregelen van gelijke werking. Volgens het Dassonville arrest is dit iedere maatregel
die daadwerkelijk, rechtstreeks of potentieel de handel tussen lidstaten belemmert. In
combinatie met het Cassis de Dijon arrest, waarin de wederzijdse aanvaardingsregel werd
besproken, welke stelt wanneer een product op de markt is in een EU-land het vrij binnen de
andere lidstaten moet kunnen bewegen, is het handelen van NL in strijd met het EU-recht,
wanneer niet naar uitzonderingen of rechtvaardigingen wordt gekeken, in art. 36, het Keck
arrest of The rule of reason.
2 Er zijn drie mogelijkheden waarop de overheid zich kan beroepen: het Keck-arrest, art. 36
of The Rule of Reason. In deze casus gaat het om privacy - en consumentenbescherming.
Dit staat echter niet vernoemd in art. 36, hetgeen er dus voor zorgt dat deze niet bruikbaar
is. Vervolgens kan gekeken worden naar het Keck arrest, waarin wordt vermeld dat
beperkende maatregelen mogelijk zijn, mits deze verkoopmodaliteiten betreffen en niet
rechtens of feitelijk discrimineren. Het feit dat alleen mag worden verkocht in fysieke winkels
is een verkoopsmodaliteit (geen producteis).
Echter discrimineert deze maatregel wel feitelijk, aangezien het voor producenten buiten NL
veel moeilijker is om een fysieke winkel te bezitten dan een producent binnen NL.
Het enige wat dus nog overblijft is the Rule of Reason. Hiervoor moet geen harmonisatie
zijn, het moet een dwingend vereiste van algemeen belang zijn, geen economische