Hoorcollege 6 Ontwikkeling volgens Piaget
De cognitieve ontwikkeling is het mentale proces van het opslaan, verwerken,
terughalen en toepassen van kennis en informatie. Oftewel: cognitieve
ontwikkeling is het proces van het leren. Dus alle informatie wat wij in ons
opnemen, ga je verwerken, dat doe je met je brein. Je haalt stukjes uit je lange
termijngeheugen (wat je al weet), dat gooi je op het werkgeheugen, je krijgt
nieuwe informatie, dat koppel je aan elkaar en dat sla je weer op in je lange
termijn geheugen. Dat is leren op brein gebied. Factoren die van belang zijn bij
de cognitieve ontwikkeling zijn: 1. Geheugen (Brein: werkgeheugen/lange termijn
geheugen. 2. Kennis (cognitie). Als je al kennis hebt is het makkelijk om daar
nieuwe kennis aan te koppelen. Baby’s zijn hier in het nadeel, want die hebben
nog niet zoveel kennis. 3. Aandacht functie. Als je gediagnosticeerd bent met
ADD of ADHD is het harder werken om die aandacht vast te kunnen houden. Ons
brein houdt van nieuwe uitdagingen. Op het moment dat het brein dingen saai
vindt, is het kind geneigd om zijn aandacht ergens anders op te richten.
Visies op leren
Er bestaan 3 verschillende hoofd visies op leren. Piaget is daar een van. Piaget
maakte het verschil met de andere twee visies door te zeggen dat de cognitieve
ontwikkeling in stadia verloopt/trapsgewijs. Je moet eerst stadia 1 afronden
voordat je naar stadia 2 kan, stadia 4 is het ultieme wat je kunt bereiken. Dat
stadia is afhankelijk van de fysieke ontwikkeling, op het moment dat je zelf kan
lopen, wordt je wereld groter dan dat je alleen in de box ligt. Maar ook
afhankelijk van de ervaringen die je in je leven meemaakt, als je opgroeit in een
arme omgeving (geen aanrakingen, geen lieve woorden) kan het best zo zijn dat
je stadia 4 ooit bereikt, omdat je in je leven te weinig bent blootgesteld aan
mooie prikkels.
Volgende keer: Informatievisie Gaat ervan uit dat het een continu proces is, kind krijgt steeds meer hardware
in zijn hoofd om nieuwe kennis toe te voegen. Sociale visie (Vygotsky) We leren het meeste in interactie met
anderen door imiteren, luisteren, communiceren, zo ontwikkelen we ons cognitief beter en hoger
Piaget Jean Piaget (1896 – 1980)Het denken van kinderen is niet gelijk aan het
denken van volwassenen is zijn uitgangspunt. Actie = Kennis (We leren met
name door te doen en dat begint al als je net geboren bent)
Belangrijke elementen: Schema’s – accommodatie – assimilatie
We hebben geen holvat in ons hoofd waar we informatie ingooien, maar we leren
aan de hand van schema’s (netwerken in je hoofd). (Bijv. als we aan een kat
denken, denken we aan snorharen, oren, zacht, miauw). Je schema stel je steeds
aan naarmate je ouder wordt en je blootgesteld wordt met ervaringen. Je schema
wordt steeds rijker. D.m.v. ervaringen pas je je eigen schema aan. Dat is adaptie
(eigenschap om je aan te passen aan je omgeving). Op het moment dat je
opgroeit in Nl heb je een ander schema dan als je opgroeit in India. Bijv. een
tijger, in Nl denken we aan een dierentuin, maar in India denken ze aan gevaar
in een bos). Die adaptatie (Ontdekken van nieuwe dingen die je verwerkt in je
schema) wordt vormgegeven door twee processen:
Assimilatie = proces waarmee mensen ervaring interpreteren aan de hand van
hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze. (Nieuwe
ontdekkingen in bestaand schema opnemen). Dus bijv. een kat die krabt, past in
een schema van de kat. Als er iets gebeurt wat niet meer past in je stadium bijv.
Een kind noemt alles met een staart en 4 poten een hond. Als een dier i.p.v. waf
, opeens miauw zegt en de verzorger zegt awgh wat een lieve poes. Door de
feedback van de opvoeder past het kind zijn schema aan. Een dier wat miauw
zegt noem ik geen hond meer maar een kat. Dan ga je accommoderen=
veranderingen in onze bestaande manieren van denken of ons gedrag in reactie
op de ontmoetingen met nieuwe stimuli (prikkels) of gebeurtenissen. (Als dat
niet meer lukt, maak je een nieuw schema) Voorbeeld: ‘alles met 4 poten noem ik hond (dus
kat heet ook ‘hond’)’. Later leert kind dat kat andere kenmerken heeft: nieuw schema: kat)
Visie Piaget: 4 stadia Afhankelijk hoe jij je hebt ontwikkeld en welke hulp jij
daarbij hebt gekregen. Het is een proces wat in elkaar overvloeit
a. Sensomotorische stadium (0-2 jaar)
Senso= zintuig, motorische=bewegen. Een kind leert vanuit zijn zintuigen, een
kind gaat die automatisch motorisch reageren. D.m.v. van alle zintuigen die je
hebt, leer je waardevoller. Het eerste stadium is onderverdeeld in 6 mini stadia.
Leeftijd kan per individu behoorlijk verschillen. Geleidelijk zie je een verschuiving
van het gedrag. Een baby kan in het begin helemaal niks, maar als het een jaar
is kan het al veel meer. Ook overgangsfases.
Sub stadium 1. Eenvoudige reflexen (0-1 maand). Verschillende aangeboren
reflexen vormen de kern van het cognitieve leven van een baby. Het stadium
waarin als het kind wordt geboren het al een survivalkit in zich heeft, waardoor
die al motorisch kan handelen Reflexen, hoeft die niet te leren, maar krijgt die
van moeder natuur mee. Ook gaan kinderen de reflexen aanpassen door prikkels
die hij door ervaringen krijgt (de buitenwereld) (vb.: verschil tepel en fles). Je ziet
meteen onder invloed van ervaringen dat dat verandert.
Sub stadium 2: eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden).
De eerste gewoonten ontstaan. Hierop hebben baby zelf invloed gehad. Baby’s
beginnen eerdere afzonderlijke acties tot geïntegreerde activiteiten te
coördineren (vastpakken en erop zuigen/ aankijken en aanraken). Het is nog niet
heel bewust. Er wordt een begin gemaakt met de ontwikkeling cognitieve
schema’s en er vindt een circulaire reactie plaats, iets wat een kind blijft
herhalen, door herhaling wordt een begin van een schema gemaakt.
Handelingen zijn gericht op de baby zelf.
Sub stadium 3: secundaire circulaire reacties (4-8 maanden). De cognitieve
horizon van zichzelf verbreedt zich naar de omgeving. Je ziet dat het kind opzoek
gaat naar wat er in de omgeving is en wat de interessante prikkels zijn, waar het
kind op gaat reageren. Secundaire circulaire reacties zijn schema’s die
betrekking hebben op herhaalde acties die een gewenst resultaat opleveren (in
interactie met omgeving) (bv. Verzorger zegt ohoh, kind reageert erop, wat de
verzorger leuk vindt en lacht, waardoor het kind ook gaat lachen etc.) Kind gaat
zelf meer zijn stem gebruiken + andere imiteren. Dat is medebepalend voor de
ontwikkeling van taal en vorming van sociale relaties.
Sub stadium 4: coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden). Je
ziet dat kinderen intentioneel gedrag vertonen (gedrag met een bepaalde
bedoeling). Er worden verschillende schema’s gecombineerd en gecoördineerd
tot één enkele actie om een probleem op te lossen. (Bv. Kind wil een pop, er ligt
een bal voor, kind kan de bal opzij duwen (handeling 1), maar wil de pop hebben
(handeling 2)) kind kan nadenken op problemen op te lossen. Ook periode
waarin objectpermanentie zich vormt: beseft dat mensen en objecten niet
ophouden te bestaan, ook al zijn ze onzichtbaar. (Bv. Ouder die kind naar de
opvang brengt). Baby’s hebben nog niet de objectpermanentie, dus weten niet
op het moment dat mama weggaat, dat mama ook nog terugkomt. Alles wat een
baby niet meer ziet is uit zijn cognitieve schema. Vanaf 8 maanden besef je dit
wel en gehecht bent aan je ouders, wat kan zorgen voor een stressreactie. Het
kind maakt zich een stukje los van zijn omgeving.
2