Grote namen psychologie
Bowlby = grondlegger van de hechtingstheorie. Sociaal emotionele ontwikkeling.
- Hoe hecht je je aan mensen van baby tot heden. Sensitiviteit en responsiviteit.
- Elk kind heeft de neiging om veiligheid te zoeken.
Hij staat bekend om zijn werk op het gebied van Hechtingstheorie. Bowbly benadrukt het
belang van hechting tussen kinderen en hun ouders/verzorgers voor de emotionele
ontwikkeling en het welzijn van kinderen.
4 hechtingsstijlen:
1. Veilige hechtingsstijl: Kenmerken – Vertrouwen op hun ouders/opvoeders.
Vertrouwen dat er steun en troost is wanneer dat nodig is. Voelen zich veilig genoeg
om de wereld te ontdekken en weten dat ze kunnen terugvallen.
- Ontstaat wanneer verzorger consistent en responsief is en emotionele steun
krijgt.
- Voor later hebben ze vaak stabiele relaties en een positief zelfbeeld en
vertrouwen in anderen.
2. Vermijdende hechting: Kenmerken – Lijken onafhankelijk van ouder/verzorger en
tonen weinig of geen emotionele reacties wanneer ze gescheiden worden of
terugkeren.
- Ontwikkelt zich wanneer een verzorger emotioneel onbeschikbaar of afwijzend is
en consequent niet reageert op behoeften van het kind.
- Volwassenen kunnen moeiten hebben met emotionele relaties en intimiteit. Ook
worden emoties onderdrukt.
3. Ambivalente hechting: Kenmerken – Kinderen zijn vaak angstig en onzeker over de
beschikbaarheid van hun verzorger. Kunnen erg aanhankelijk zijn, maar ook voos of
moeilijk te troosten.
- Wanneer verzorger inconsistente reacties geeft. Wordt onzeker door
verschillende reacties.
- Voor later kunnen ze zeer afhankelijk van anderen worden en veel bevestiging
zoeken. Bang zijn voor verlating worstelen met onzekerheid in relaties.
4. Gedesorganiseerde hechting: Vertonen tegenstrijdig gedrag, zoals angst of
verwarring in aanwezigheid van verzorger. Kunnen extreem angstig zijn.
- Verzorger is vaak zelf een bron van angst, bijvoorbeeld bij mishandeling,
verwaarlozing of traumatische ervaringen. Het kind ervaart de verzorger als zowel
een bron van zorg als van dreiging, wat leidt tot verwarring.
- Volwassenen kunnen ernstige problemen ontwikkelen in relaties en met
vertrouwen. Ze kunnen worstelen met emotionele regulatie en een verhoogd
risico lopen op geestelijke gezondheidsproblemen.
Kern: de kern van zijn hechtingstheorie is dat een veilige en hechte band tussen en kind en
ouder belangrijk is voor de emotionele ontwikkeling van het kind. Deze hechtingsrelaties
vormen de basis voor latere sociale relaties en emotionele gezondheid.
Sensitiviteit = Verwijst naar het vermogen van de verzorger om de signalen van het kind te
herkennen en te interpreteren. Het gaat om de mate waarin de verzorger in staat is om te
voelen en begrijpen wat het kind nodig heeft, zoals troost, voedsel, aandacht, of veiligheid.
Responsiviteit = Verwijst naar de mate waarin de verzorger snel en passend reageert op de
behoeften en signalen van het kind. Het gaat niet alleen om het herkennen van de signalen
,(sensitiviteit), maar ook om de acties die de verzorger onderneemt om de behoeften van het
kind te vervullen.
Chomsky en Skinner = Taalontwikkeling.
- Kinderen leren hun moedertaal door hun ouders na te apen
- Kinderen leren taal in een bepaalde volgorde
- Het heeft geen nut om als volwassene kinderachtig tegen een kind te praten
- Taal is aangeboren – Chomsky: taalkundige en cognitieve pedagoog die bekend staat
om zijn theorieën over hoe mensen taal leren. Hij denkt dat wij al geboren worden
met een soort taalknop in onze hersenen die ons helpt om taal te begrijpen en te
spreken. De omgeving zet de geest van het kind de aanzet tot leren. Jonge kinderen
zijn in staat om veel talen te leren.
- Taal is aangeleerd – Skinner: Hij is een gedragspsycholoog die bekend staat om het
stellen van de persoonlijkheid aan het gedrag wat er wordt vertoond. Gedrag wordt
vaak uitgeoefend. Behaviorisme. Zijn kernidee is dat gedrag wordt gevormd door de
gevolgen die volgen op het vertoonde gedrag, zoals beloningen die het gedrag
versterken of straffen die het gedrag verminderen.
Skinner en behaviorisme: Voorstander hiervan. Alleen observeer baar gedrag objectief
bestudeerd kan worden. Gedachten, emoties, en intenties zijn volgens hem minder relevant
voor het verklaren van gedrag, omdat ze niet direct waarneembaar zijn.
Kohlberg
Morele ontwikkeling
1. Pre conventioneel Niveau (kleuter): Op dit niveau wordt moraliteit voornamelijk
geïnterpreteerd op basis van directe gevolgen voor het individu. Het is typisch voor
kinderen, maar kan ook bij sommige volwassenen voorkomen. Moraliteit wordt begrepen in
termen van straf en beloning.
− Stadium 1: Gehoorzaamheid en Straforiëntatie (Egocentrisch) - Kenmerken: In dit
stadium volgen mensen regels om straf te vermijden. Goed of fout wordt bepaald
door de fysieke consequenties van acties, niet door intenties of de belangen van
anderen.
− Voorbeeld: Een kind steelt niet omdat het bang is voor straf, niet omdat het begrijpt
dat stelen verkeerd is.
− Stadium 2: Instrumenteel-Relativistisch Oriëntatie (Individueel Belang) - Kenmerken:
Moraliteit wordt bepaald door wat in het eigen belang ligt. Mensen handelen op basis
van "wederkerigheid", maar het idee is simpelweg "jij helpt mij, ik help jou", zonder
begrip van bredere principes van rechtvaardigheid.
− Voorbeeld: Een kind helpt een vriend, maar verwacht in ruil daarvoor iets terug.
2. Conventioneel Niveau (schoolkind): Op dit niveau wordt moraliteit gezien in termen van
sociale goedkeuring en het handhaven van de sociale orde. Mensen beginnen na te denken
over de verwachtingen van hun omgeving en proberen zich aan te passen aan
maatschappelijke normen.
, − Stadium 3: Interpersoonlijke Normen ("Goed Jongens" Moraal) - Kenmerken: Het
gedrag wordt gemotiveerd door de wens om aardig gevonden te worden en
goedkeuring te krijgen van anderen. Moraliteit wordt bepaald door sociale relaties, en
mensen proberen een "goede" persoon te zijn in de ogen van hun familie, vrienden
en gemeenschap.
− Voorbeeld: Een tiener helpt anderen om waardering en respect te krijgen, niet alleen
voor eigen voordeel.
− Stadium 4: Wet-en-Orde Oriëntatie - Kenmerken: Moraliteit wordt gezien als het
naleven van wetten, regels en autoriteit om de sociale orde te handhaven. Mensen in
dit stadium begrijpen het belang van maatschappelijke regels en wetten voor het
functioneren van de samenleving en handelen om de samenleving soepel te laten
draaien.
− Voorbeeld: Een volwassene betaalt belasting omdat het de wet is, ongeacht of ze het
oneens zijn met het beleid.
3. Postconventioneel Niveau (vanaf 18): Op dit niveau ontwikkelt moraliteit zich op basis van
abstracte principes en universele waarden. Mensen begrijpen dat wetten en regels niet altijd
moreel juist zijn, en ze baseren hun beslissingen op principes van rechtvaardigheid en ethiek
die boven specifieke wetten en regels uitstijgen.
− Stadium 5: Sociaal Contract Oriëntatie - Kenmerken: Moraliteit wordt gezien in
termen van individuele rechten en het algemeen belang. Mensen in dit stadium
erkennen dat wetten en regels nuttig zijn, maar ze moeten democratisch tot stand
komen en flexibel zijn om de rechten van individuen en de behoeften van de
gemeenschap te waarborgen.
− Voorbeeld: Een persoon kan protesteren tegen een onrechtvaardige wet, zelfs als het
betekent dat hij of zij de wet overtreedt, omdat de wet niet in het belang is van de
gemeenschap.
− Stadium 6: Universele Ethische Principes - Kenmerken: In dit stadium baseren
mensen hun morele beslissingen op universele ethische principes, zoals
rechtvaardigheid, gelijkheid en respect voor de menselijke waardigheid. Ze volgen
hun geweten, zelfs als dit in strijd is met wetten en sociale conventies.
− Voorbeeld: Iemand kan geweldloos protesteren tegen een onrechtvaardig politiek
regime, omdat hun geweten hun vertelt dat dit juist is, zelfs als ze weten dat ze
gearresteerd zullen worden
- Gewetensontwikkeling: Zijn model beschrijft hoe het morele denken van mensen, en
daarmee ook hun geweten, zich ontwikkelt in verschillende stadia naarmate ze ouder
worden en blootgesteld worden aan complexe morele situaties. Hij beschouwde het
geweten als een product van deze morele ontwikkeling.
Freud en Erikson
- Psychoanalyse: Zijn theorie richt zich op hoe het onbewuste de ontwikkeling van de
persoonlijkheid beïnvloedt. Volgens Freud is veel van ons gedrag gedreven door
onbewuste impulsen en verlangens, vaak seksueel of agressief van aard.