Les 1 – VPR 'Zuurstoftoediening'
Leerdoelen
De student:
1. Beheerst de fysiologie en pathologie van het respiratoir systeem.
2. Somt indicaties en contra-indicaties t.a.v. zuurstoftoediening op.
3. Beheerst de handelingen om op een veilige manier zuurstof toe te dienen met aandacht voor
mogelijke complicaties en gevaren.
4. Noemt de verpleegkundige aandachtspunten bij zuurstoftoediening.
5. Is bekend met de meest gebruikte zuurstoftoedieningssystemen (neussonde, nasofaryngeale
katheter, zuurstofbril, optiflow, masker zonder reservoir, masker met reservoir, venturi
masker) en weet wanneer welke te gebruiken.
6. Is bekend met de belangrijkste zuurstofbronnen (O2-cillinder, O2- concentrator, vloeibare
zuurstof, zuurstof uit de muur, bevochtiging).
7. Is rekenvaardig ten aanzien van zuurstoftoediening.
8. Is in staat een tracheacanule te verzorgen.
9. Beheerst de handeling maskerballon beademing.
Voorbereiding
Opdracht 1
Wandel nog eens door het hoofdstuk over het ademhalingsstelsel in je anatomie/fysiologie boek.
Zorg dat je de informatie weer beheerst.
Het ademhalingsstelsel heeft 5 basale functies:
Het vormt een groot oppervlak voor de gaswisseling tussen de lucht en het bloed.
Het verplaatsen van lucht van en naar het gaswisselingsoppervlak in de longen
Bescherming van de alveolaire oppervlakken tegen uitdroging en temperatuurveranderingen
en verdediging tegen binnendringende ziekteverwekkers.
De vorming van geluiden waardoor spraak, zang, en andere vormen van communicatie
mogelijk zijn.
De reukzin bevorderen door de reukcellen in de neusholte.
Het ademhalingsstelsel bestaat uit de neus, de farynx, de larynx, de trachea en de steeds verder
vertakte luchtwegen die naar de oppervlakken van de longen voeren.
Bij de ademhaling (respiratie) stroomt er lucht naar een van de longen, langs de neus of mondholte,
de luchtpijp, de luchtpijpvertakkingen en de bronchioli naar de longblaasjes (alveoli) waar de
gasuitwisseling plaatsvindt, waarbij zuurstof vanuit de lucht wordt opgenomen in het bloed en
koolzuurgas wordt afgegeven aan de lucht. De zuurstofarme en koolzuurrijke lucht wordt vervolgens
weer uitgeademd door de neus of de mond. Door de ademhaling vindt gaswisseling plaats die
essentieel is voor het leven. Als deze niet plaatsvindt volgt verstikking.
,Gaswisseling is de uitwisseling van de gassen zuurstof (O2) en koolzuurgas (CO2) tussen een
organisme en zijn omgeving. Bij mensen vindt gaswisseling plaats in de longen, waarbij
zuurstof (O2) wordt opgenomen in het bloed terwijl koolzuurgas (CO2) wordt afgegeven aan
de longlucht. Het bloed bevat rode bloedcellen (erytrocyten) waarin hemoglobine (Hb) zit;
hemoglobine kan zuurstof en, in mindere mate, koolstofdioxide aan zich binden. Zuurstof
diffundeert door de wand van de longblaasjes en de wand van de haarvaten naar het bloed
en bindt zich in de rode bloedcel aan het hemoglobine. Het wordt, gebonden aan
hemoglobine, naar de weefsels vervoerd waar het wordt gebruikt bij de cellulaire
verbranding. Dit levert energie en CO2 op. De vrijgekomen CO2 lost op in het bloedplasma,
bindt zich aan bloedeiwitten en hemoglobine en wordt door de circulatie terug vervoerd
naar de longen. In de longen diffundeert het koolzuurgas door de wand van de haarvaten en
de wand van de longblaasjes naar de longlucht; bij het uitademen wordt de longlucht ten
slotte uit het lichaam verwijderd.
Elke long is omgeven door de dubbele pleura (longvlies), een weivlies. De pleura visceralis (longvlies,
viscerale blad) is vergroeid met de longen en de pleura parietalis (borstvlies, pariëtale blad) met de
borstwand, het middenrif en de structuren in het mediastinum. De pleuraholte is luchtdicht, is gevuld
met pleuravocht en er heerst een vacuüm. Daardoor schuiven de bladen wrijvingloos ten opzichte
van elkaar, maar kunnen ze niet van elkaar getrokken worden.
Opdracht 2
Zoek de volgende zuurstoftoedieningssystemen op. Wanneer gebruik je welk systeem?
Neussonde: is een dunne slang die in een neusgat wordt ingebracht. De punt van de katheter
loopt tot aan de nasofarynx. Een zuurstofkatheter is niet geschikt voor de toediening van
zuurstof met een hoge stroomsnelheid (max. tot 3 l/min.).
Nasofaryngeale katheter: De zuurstofkatheter is geschikt voor zuurstoftoediening tot 8 liter
per minuut. Andere bronnen adviseren om niet meer dan 6 liter zuurstof per minuut toe te
dienen. Het voordeel van de zuurstofkatheter in vergelijking met de zuurstofbril is dat meer
zuurstof naar de longen wordt getransporteerd. Dit komt doordat de punt van de
zuurstofkatheter in de neus- of keelholte (de nasofarynx) ligt. Soms ervaren cliënten de
ligging van de katheter als onaangenaam; het inbrengen van de katheter door de neus en de
ervaring dat men de zuurstofkatheter in de keelholte voelt zitten.
- Let op irritatie (neusbloedingen) en uitdrogen van het neusslijmvlies (zie ook document
bijwerkingen en complicaties).
Observeer de cliënt na plaatsing. Onjuiste plaatsing (in de slokdarm) kan misselijkheid,
- braken en oprispen van lucht veroorzaken.
Haal de zuurstofkatheter dagelijks uit de neus, reinig de neus of laat de cliënt de neus
goed snuiten. Dit voorkomt verstopping.
- De zuurstofkatheter kan in de thuissituatie, mits niet te vuil, na afspoelen onder de kraan
met lauw water in het andere neusgat worden ingebracht. In het ziekenhuis wordt de
zuurstofkatheter dagelijks vervangen.
- Vervang de katheter wanneer het materiaal van de katheter hard wordt. Dit kan
beschadiging van het slijmvlies veroorzaken.
- Controleer zo nodig verstopping van de zuurstofkatheter door de tip van de
zuurstofkatheter in een bakje water te houden terwijl de zuurstofflow nog aan staat. Als
het water borrelt, is de zuurstofkatheter doorgankelijk.
, Zuurstofbril: Een zuurstofbril is een slangetje met twee uitstekende stukjes waarmee
zuurstof via de beide neusgaten kan worden toegediend (zie fig. 1). Het slangetje loopt van
de neus tot achter de oren zodat uitval uit de neus wordt voorkomen. Met een zuurstofbril
kan ongeveer één tot zes liter zuurstof per minuut (low flow) worden gegeven met een
inspiratoire zuurstoffractie tot 50%. Een zuurstofbril is ongeschikt om grotere concentraties
zuurstof toe te dienen.7 Een voordeel ten opzichte van een zuurstofkatheter is dat de twee
uitstekende stukjes minder ver de neus in gaan en hierdoor minder irriteren. Een nadeel is
dat een zuurstofbril bij onrustige patiënten niet goed blijft zitten.
Optiflow
Masker zonder reservoir en masker met reservoir
- Met reservoir: wordt toegepast om zuurstof met een hoge stroomsnelheid (10-15 l/min.)
toe te dienen. Het masker bestaat verder uit een uitademingsklep die voorkomt dat
uitgeademde lucht opnieuw wordt ingeademd en een zuurstofreservoir, zodat een
constante inspiratoire zuurstoffractie kan worden bereikt die ligt tussen de 60 en 90%.6 7
Het masker wordt aanbevolen bij patiënten met respiratoir falen, omdat met dit masker
de hoogste FiO2 kan worden bereikt.
Venturi masker: Met een venturimasker kan een cliënt zuurstof in een constante
zuurstofconcentratie toegediend krijgen, onafhankelijk van het ademhalingspatroon. De
zuurstofconcentratie wordt geregeld door de grootte van de jetvernauwing te wijzigen.
Hierdoor wordt meer of minder omgevingslucht aangezogen. Het teveel aan kamerlucht
verlaat samen met de uitgeademde lucht het masker door de geperforeerde openingen. Een
venturimasker wordt op dezelfde manier geplaatst als een ‘gewoon’ zuurstofmasker.
Opdracht 3
Zoek de volgende zuurstofbronnen op:
• O2-cillinder:
• O2-concentrator
• vloeibare zuurstof
• zuurstof uit de muur
Opdracht 4
Lees in het boek Procedures in de spoedeisende hulp (tabblad literatuur) de paragraaf over
zuurstoftoediening. Ga op zoek naar de verpleegkundige aandachtspunten en complicaties bij
zuurstoftoediening.
Het verbeteren van de met een saturatiemeter gemeten lage zuurstofsaturatie bij een spontaan
ademende patiënt. Hypoxie kan leiden tot een verminderd bewustzijn, ritmestoornissen en
weefselbeschadiging van organen.
Aandachtspunten:
- Zuurstof is een zeer brandbevorderende stof. Voorzorgsmaatregelen voor het werken
met zuurstof zijn belangrijk.
- Bescherm de huid rond de neus en oren met extra padding tegen decubitus.
- Verwijder een zuurstofmasker kortdurend om de patiënt te laten praten, eten, drinken,
hoesten, neus snuiten of braken. Verpleeg de patiënt glooiend of in zijligging om
aspiratie van braaksel via het masker te voorkomen.
- Het effect van de aangeboden O2-concentratie kan variëren door:
De O2-flow
Luchtlekkage langs het masker of de neusbril
, De ademhalingsfrequentie en -diepte
Dode-ruimteventilatie
Complicaties:
- Onvoldoende O2-toediening door verschuiven van de neusbril of het masker. Een
onrustige of niet-coo¨peratieve patie¨nt kan deze makkelijk verwijderen.
- Bij het gebruik van een luchtbevochtigingssysteem kan de zuurstoftoediening worden
belemmerd door gecondenseerd vocht in de zuurstofslang.
- Aspiratie van braaksel door braken in het masker
- O2-toediening kan de gewenste en ongewenste effecten van sommige geneesmiddelen
versterken of laten afnemen.
- Toediening van te hoge O2-concentraties kan de volgende toxische effecten hebben:
– atelectase;
– benauwdheid, hypoventilatie, hoesten en pijn op de borst;
– misselijkheid, duizeligheid, angst en verwardheid, spierkrampen, verlies van bewustzijn
en epileptische insulten.
- Bij pasgeborenen en prematuren kan de toediening van O2 leiden tot:
– oogbeschadigingen (retinopathie);
– longmisvormingen (bronchopulmonaire dysplasie);
– bloedingen in hart, hersenen, of ruggenmerg;
– ontstekingen van de darmen met lokaal versterf en perforaties (enterocolitis
necroticans)
Opdracht 5
Fris je rekenvaardigheden ten aanzien van zuurstoftoediening op.
Druk x omvang = aantal liter op voorraad
Aantal liter op voorraad / voorschrift = hoeveel minuten je ermee kunt doen
Opdracht 6
Bekijk de video (6:30 min). De verpleegkundige laat zien hoe de verzorging van een tracheacanule
verloopt. Bestudeer hiernaast het Vilans protocol 'Reinigen trachea binnencanule'.
Opdracht 7
Wanneer wordt de handeling ‘masker ballon beademing’ ingezet en hoe moet deze handeling
worden uitgevoerd? In acute situaties.